Mens & samenlevingHet gesprek

Raymond Warnaar maakte carrière bij Baan Company, maar werd tot de zending geroepen

6 June 2025 13:35Gewijzigd op 23 July 2025 12:50
Raymond Warnaar, directeur van NET Foundation. beeld Niek Stam

Op een angstig moment riep hij het uit: „Heere, als U mij nu helpt, ga ik U echt dienen.” Daarna leidde de weg van Raymond Warnaar (56) naar het zendingsveld in Ecuador. Jaren later, terug in Nederland, raakte hij in Apeldoorn betrokken bij „een soort zendingsveld in het klein”.

Wie in Apeldoorn woont, kan Warnaar al hardlopend tegenkomen terwijl hij ineens ”Amen” roept. Dan heeft hij tijdens het rennen via een podcast een korte preek beluisterd waarmee hij van harte kan instemmen. Zo’n drie keer per week maakt de directeur van NET Foundation een rondje van 5 kilometer. „In beweging zijn is echt mijn ding, om m’n conditie op peil te houden en mijn hoofd leeg te maken”, vertelt hij.

Zijn belangrijkste sportmoment is op zaterdagochtend. „Om halfzeven rijd ik met twee vrienden vanuit Apeldoorn naar Rijssen, waar we in weer en wind op een grasveld met in totaal tien man een voetbalpartijtje van een uur spelen. Onderweg lezen we de ”tekst van de dag” en bespreken die kort met elkaar.”

Warnaar is zojuist van zijn kantoor in Apeldoorn naar huis gefietst, waar een elektrische jeep op de oprit staat. Hij zit met een kop thee in de hand op de veranda achter zijn vrijstaande woning. Vogelgeluiden omlijsten het gesprek, waarin Warnaar geregeld zoekt naar woorden als het over hemzelf gaat en telkens weer een link weet te leggen met zijn werk.

beeld Niek Stam

Een dag later appt hij nog een boektitel door waar hij even niet op had kunnen komen, maar ook: „Laat het vooral om Jezus Christus gaan en Zijn Koninkrijk wereldwijd en niet om mijn gedoe.”

Als jonge twintiger komt Warnaar in dienst bij softwarebedrijf Baan Company. „Ik ging ongeveer vanaf dag twee naar het buitenland en reisde de hele wereld over. Mijn vrouw, Manda, en ik woonden bijvoorbeeld zo’n anderhalf jaar in Canada en de Verenigde Staten, waar ik betrokken was bij de implementatie van projecten. We hadden daar een appartement en huurden een auto, terwijl op het kantoor in Nederland een pakket Baanaandelen voor ons werd klaargelegd. We leefden op een soort roze wolk. Alles leek mogelijk in het leven.”

Ervoer u, levend op die wolk, de verleiding van geld en goed?

„Niet of nauwelijks. Ik denk dat we ervoor bewaard werden om onze eigen route ermee te gaan lopen. Voor ons was sterk de vraag: Waarom is dit, Heere? We zagen wel de voordelen van alles wat we hadden, en zochten naar manieren om daarvan te kunnen delen met anderen.

Ik moet denken aan een bekende uitspraak van Jim Elliot, die als zendeling in Ecuador heeft gewoond en gewerkt en op 29-jarige leeftijd met speren door indianen werd gedood: „He is no fool who gives what he cannot keep to gain what he cannot lose”, hij is geen dwaas die weggeeft wat hij niet vast kan houden om te winnen wat hij niet kan verliezen.” Geëmotioneerd: „Jezelf opofferen, dat ligt ons geen van allen, mij ook niet. Maar als je in het leven staat zoals Elliot dat zei, ben je geen dwaas.”

„Bij zending dacht ik vooral aan mensen met geitenwollen sokken die het oerwoud in doken”

Raymond Warnaar, directeur NET Foundation

Was de zending, waarvoor u later zou gaan werken, destijds al bij u in beeld?

„We lazen het zendingsblad Paulus, maar waren geen fanatieke zendingsvrienden. Bij zending dacht ik vooral aan mensen met geitenwollen sokken die het oerwoud in doken. Dat stond ver bij me vandaan, terwijl ik wel het verlangen had om de Heere te dienen.”

Hoe was dat verlangen ontstaan?

„Als jochie was ik al met de dingen van de Heere bezig en waren er preken die indruk op me maakten. Voordat we in Rijssen kwamen, woonden we korte tijd in de buurt van Utrecht. Daar was ik bevriend met een zoon van ds. J.S. van der Net. Als ik op zondag in dat gezin was, proefde ik hoe goed het dienen van de Heere is en had ik het verlangen om daarmee bezig te mogen zijn.

Toen ik verkering kreeg met Manda was dat ook een van onze eerste gespreksonderwerpen. We hadden beiden het verlangen om de Heere persoonlijk te kennen. Samen lazen we bijvoorbeeld boeken van Spurgeon, Bunyan en Ryle. Vooral ”Komen tot Jezus Christus” van John Bunyan heeft de Heere, naast preken, gebruikt om ons tot overgave te brengen. Mijn vrouw liep daarin voorop. Ik was lange tijd toch nog wel erg druk met mijn werk.”

Waardoor veranderde dat?

„Ik werkte een poosje in Toronto. Op de drukke snelwegen rondom die stad kreeg ik als ik naar huis reed vrijwel dagelijks een aanval van hyperventilatie. Dat werd steeds erger. Op een dag voelde ik weer een erge aanval aankomen. Ik deed het raampje van mijn auto open en riep de Heere om hulp, want ik zag het al bijna gebeuren dat ik op die vijfbaansweg bewusteloos zou raken en tegen andere auto’s aan zou rijden. In m’n angst deed ik een soort Lutheruitspraak: „Heere, als U deze aanval nu wegneemt, ga ik U echt dienen.” Op dat moment verdween de hyperventilatie en is die nooit meer teruggekomen. Dat legde beslag op m’n leven. De Heere keek naar me om, ook in mijn fysieke moeilijkheden.

Intussen had ik nog geen idee wat ik verder moest gaan doen en bleef ik gewoon meerijden in de Baantrein, met alle uitdagingen die daarbij hoorden. De omslag kwam toen ik begin 1997 in De Saambinder en in het RD een vacature van Zending Gereformeerde Gemeenten zag voor iemand die diaconaal werk kon opzetten in Ecuador. Het profiel paste precies bij mij. Toch legde ik die advertentie naast me neer.

„Eigenlijk had ik helemaal geen zin om mijn mooie baan op te geven, maar ik wist dat de Heere trok”

Raymond Warnaar, directeur NET Foundation

Drie weken later werd de vacature opnieuw geplaatst. De zondag daarna, 2 februari 1997, preekte ds. J.W. Verweij in Rijssen-Zuid over Lukas 9:57-62. De tekst „gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods” pakte me. In die kerk met 2000 mensen zei de Heere tegen mij: Volg Mij.

Eigenlijk had ik helemaal geen zin om mijn mooie baan op te geven, maar ik wist dat de Heere trok. Ik kon niet anders dan een sollicitatiebrief schrijven. In de periode daarna bevestigde de Heere op allerlei manieren dat dit de goede weg was. Zo hoorden we later dat mijn schoonmoeder die eerste advertentie al had uitgeknipt en in haar portemonneetje gestopt met de gedachte: misschien gaat de Heere mijn kinderen hiervoor gebruiken. Uiteindelijk werd ik aangenomen en heb ik mijn werk bij Baan opgezegd om naar Ecuador te gaan.”

Wat deed u in de sloppenwijken van Ecuador?

„Mijn collega Jan van Doleweerd had in de miljoenenstad Guayaquil een gemeente in wording opgericht en was vooral bezig met evangelisatie en Bijbelstudie. Mijn taak was het diaconale werk vorm te geven, om zo de liefde en barmhartigheid van God in de sloppenwijken zichtbaar te maken. Via een stichting konden we ook kerken in andere sloppenwijken onze diensten aanbieden, in samenwerking met het deputaatschap Bijzondere Noden.

Geregeld kreeg ik daarbij de gelegenheid om in kerken een woordje te spreken. Het verlangen groeide bij mij om als evangelist op een nieuwe plek te beginnen. De laatste jaren was ik als evangelist uitgezonden naar El Florón, een sloppenwijk in Portoviejo. We woonden aan de rand van de sloppenwijk, waar ik mensen opzocht en aansprak met de boodschap van het Evangelie. Vanuit dat werk is een nieuwe gemeente ontstaan.”

Welke ontmoetingen bleven u vooral bij?

„Dat zijn er vele. Met sommige mensen hield ik ook later contact, door mijn werk bij NET Foundation. Ik denk aan Mireilla, die in de sloppenwijk in Guayaquil overal kaartjes met Bijbelteksten uitdeelde. Ze was superspontaan en vol van de liefde van de Heere, had de gave om iedereen aan te spreken en bracht vaak mensen mee naar de kerk.

Ik was jaloers op hoe dicht zij bij de Heere leefde. Ze had zelf een moeilijk leven. Haar man was bij haar weggegaan, ze leefde in armoede en moest voor haar oude moeder zorgen. Toen ze kanker kreeg, ervoer ze blijdschap om heen te mogen gaan. Zo iemand blijft in mijn herinnering.

Ook in Portoviejo ontmoette ik bijzondere mensen, zoals Dario. Hij kwam eerst niet naar onze bijeenkomsten. Na enige tijd schoof hij toch aan en ging de Bijbel lezen, omdat hij had gezien hoe het Woord het leven van zijn vrouw Eulalia had veranderd. Op een dag werd hij bedreigd en werd zijn fiets gestolen. De zondagochtend daarna wilden zijn broers met hem verhaal gaan halen bij de dieven, maar Dario, die een leven van corruptie en geweld achter zich had, zei tegen hen: „Niet doen, de Heere zal voor mij strijden.”

Later die dag kwamen de dieven met de gestolen fiets naar zijn huis. Die avond vertelde Dario mij: Ik heb mijn fiets teruggekocht, maar heb eerst tegen die mannen gezegd dat ze moesten gaan zitten en heb hun verteld over het Evangelie.”

beeld Niek Stam

Was het moeilijk om het werk in Ecuador na negen jaar los te laten?

„Het was voor ons een vraag hoe lang we daar moesten blijven, ook kijkend naar ons gezin. Zo was onze oudste dochter intussen via thuisstudie begonnen aan de middelbare school. We hebben ZGG toen gevraagd een vacature te plaatsen voor een opvolger en zeiden: „Als die er komt, gaan we terug, anders blijven we hier.” Dat mochten we zo bij de Heere neerleggen.

Toen Peter van Olst als evangelist voor Ecuador werd benoemd, ben ik nog twee maanden met hem opgetrokken. Intussen legde ik contact met mijn vorige werkgever. Ik zag me niet meer in de IT-wereld werken, maar vroeg hem of we met de techniek die in Europa beschikbaar was, iets konden betekenen voor het zendingswerk.

Anderen bleken ook met die vraag bezig te zijn. Dat leidde ertoe dat in het najaar van 2006 NET Foundation van start ging, een interkerkelijke organisatie die zich inzet voor Bijbelgetrouw onderwijs voor voorgangers over de hele wereld. Ik ben er nog verwonderd over hoe dat allemaal in elkaar greep.”

Hoe ervoer u de terugkeer vanuit Portoviejo naar Rijssen?

„Die overgang was groot. Toen we naar Zuid-Amerika gingen, waren we daar helemaal op voorbereid. We vertrokken vol enthousiasme, energie en roepingsbesef. Onze terugkeer was een cultuurverandering in de omgekeerde richting. We kwamen vanuit een dynamische zendingsomgeving, waar bijna elke zondag nieuwe mensen in de kerk kwamen en tijdens de dienst zomaar een hond of varken binnen kon rennen. Ik mocht daar drie keer per week het Woord bedienen. En dan zit je ineens weer in de Zuiderkerk in Rijssen. Ik vroeg me af hoe ik nu invulling kon geven aan mijn roeping om het Koninkrijk van God te verkondigen, al wist ik dat ik met NET Foundation kon beginnen.

Toen Stichting Ontmoeting me benaderde met de vraag om Bijbelstudie te geven in een time-outvoorziening voor dak- en thuislozen in Hummelo greep ik die met beide handen aan. Ik kon het Woord weer uitdelen! Ook werd ik samen met anderen mentor voor studenten van de Gereformeerde Gemeenten die in Enschede of Hengelo studeerden.

Het werk bij NET Foundation was in eerste instantie vooral technisch. We ondersteunden de docenten en studenten van Bijbelscholen in onder meer Colombia, Ecuador en Mexico bij het online plaatsen van cursusmaterialen. Als ik voor mijn werk die landen in Zuid-Amerika bezocht, werd ik vaak gevraagd op zondag het Woord te brengen. Dat deed ik graag en dat doe ik nog steeds, binnenkort bijvoorbeeld weer in Kenia.”

Had u nooit het verlangen om zelf predikant te mogen worden?

„Dat verlangen was latent aanwezig, steeds met de vraag: Heere, wat wilt U dat ik doen zal? Als in het voorjaar de roep kwam om je aan te melden voor het curatorium, voelde ik de trekking van de dienst van de Heere heel sterk, ook toen we later in Apeldoorn woonden en daar naar de gereformeerde gemeente gingen. Ik ervoer dat de Heere tot mij sprak, maar bij de kerkenraad bleef de deur dicht. Dat waren lastige momenten, met veel worstelingen en vragen. Het heeft me gelukkig nooit verbitterd gemaakt, maar ik begreep het niet.

Na een paar jaar gingen we bij NET Foundation zelf cursusmateriaal ontwikkelen. Door projecten in Kenia, Cuba en Pakistan ontstonden er mogelijkheden om tijdens conferenties samen met lokale trainers voorgangers toe te rusten. We komen geregeld gepassioneerde voorgangers tegen, die een duidelijke roeping hebben ervaren, maar weinig kennis hebben. Hen mogen we onderwijzen met onder meer cursussen over de orde van het heil, de roeping van een voorganger en over het Oude en Nieuwe Testament. Op die manier mag ik er, vanuit een dienende houding, aan bijdragen om mensen bekwaam te maken voor de verkondiging. Zo wil de Heere mij nu gebruiken, en dat geeft veel blijdschap.”

Intussen gaat u zelf voor in de internationale ICF-gemeente in Apeldoorn.

„Na onze verhuizing naar Apeldoorn kwam ik in contact met iemand die daar vanaf het begin bij de ICF-gemeente, onderdeel van de Christelijke Gereformeerde Kerken, betrokken was. Hij vroeg of ik eens wilde komen kijken en dacht dat ze mijn missionaire ervaring en kennis van de Spaanse taal misschien konden gebruiken. In de gereformeerde gemeente in Apeldoorn hadden we het prima naar onze zin, maar toen we bij ICF kwamen, sloeg er meteen een vonkje over. Dit leek op onze zendingsgemeente in Ecuador: reformatorisch qua inhoud, maar wat de liturgie betreft heel laagdrempelig, zendingsgericht. Er komen onder anderen asielzoekers uit landen als Ethiopië, Syrië en Pakistan en er is altijd vertaling in verschillende talen. Als er in Apeldoorn zo’n soort zendingsveld in het klein is, en je wordt daarvoor gevraagd...

Toen voormalig voorganger Arie Maasland in 2019 naar Ethiopië vertrok, ben ik ouderling geworden. Voor de classis Apeldoorn van de CGK heb ik examen afgelegd om preekbevoegdheid te krijgen voor de ICF-gemeente, die op zondagmiddag samenkomt. Op zondagochtend gaan we nu naar de hersteld hervormde gemeente bij ons in de straat, waarvan we gastlid zijn geworden. Dit is een van de Apeldoornse kerken die betrokken zijn bij de ICF-gemeente.”

„Ik waardeer alle belijdenisgeschriften, maar bij ICF richten we ons vooral op de Heere Jezus en Zijn opstanding”

Raymond Warnaar, directeur NET Foundation

Is het ingewikkeld om met mensen uit allerlei culturen en achtergronden samen een gemeente te vormen?

„Ik vind dat bij ICF enorm meevallen. Ons gemeenschappelijke kernpunt is de Heere Jezus en Zijn genade te kennen en Hem te volgen. Ik waardeer alle belijdenisgeschriften, maar bij ICF richten we ons vooral op de Heere Jezus en Zijn opstanding. Daarin vinden ook mensen met een anglicaanse of methodistische achtergrond en baptisten herkenning. Ze merken dat het Woord hier wordt gebracht en proeven onderlinge liefde.”

Zondag is het Pinksteren. Wat betekent dat voor u?

„Het mooie van de toespraak van Petrus op de eerste pinksterdag vind ik dat hij aan mensen van alle culturen en talen Jezus vrijmoedig verkondigt als de opgestane Christus. Ik hoop dat wij die geest van vrijmoedigheid ook hebben of –als we die nog missen– krijgen om het Evangelie aan anderen te brengen. De Heere Jezus zei: De oogst is groot, bid dan de Heere van de oogst om arbeiders uit te zenden.

Ik vind het mooi dat ik in mijn werk getuige mag zijn van die oogst. In India ontmoette ik pastor Rajesh, die in de afgelopen tien jaar negentig evangelisatieposten heeft geopend. Toen hij daarvan getuigde, begon hij te huilen. Ik vroeg hem: Waarom huil je nu? Deze man, die zijn carrière als arts had opgegeven, zei: „Ik was 57 toen de Heere mij riep. Als ik 37 was geweest, had ik nog veel meer kunnen betekenen in Zijn dienst.”

Pas las ik in de krant dat er bij de jongere generatie in Nederland meer openheid is voor het Evangelie. Ik hoop dat er ook in Nederland een opwekking komt. Zelf mag ik met Pinksteren weer spreken in de ICF-gemeente. Ik kijk ernaar uit om het Woord die zondag te mogen openleggen vanuit Handelingen 4:12, over de Naam van Jezus Christus Die ons zaligmaakt.”

Ervaart u daarbij zelf ook iets van die geest van vrijmoedigheid?

„Als ik weet dat de Heere mij roept, ervaar ik veel vrijmoedigheid in het spreken. Dan geeft Hij ruimte. Wij gebruiken vrijmoedigheid vaak in negatieve zin: Ik had geen vrijmoedigheid om… In Handelingen valt het op dat het juist heel positief wordt gebruikt. Mijn verlangen is dat ik steeds meer de Geest van de Heere Jezus Christus mag ervaren in mijn leven en ook de vrijmoedigheid mag kennen om dat Woord uit te dragen. Er is niets mooier en belangrijker dan de goedheid van God en de overvloed van Zijn genade en liefde door te geven aan anderen.”

„Raymond is gepassioneerd, maar hij laat het zelden zien”, zei iemand uit uw netwerk.

„Echt? In sommige situaties ben ik misschien wat voorzichtig of diplomatiek. Evenwicht proberen te houden tussen mensen kan binnen een interkerkelijke stichting soms heel nuttig zijn. Dat herken ik wel, ja. Iemand zei ooit tegen mij: Als ik je in Cuba voor een gemeente zie staan, dan merk ik: hier ligt jouw hart en zie ik jou echt zoals je bent. Dat is denk ik ook waar. Op zo’n moment ervaar ik geen drempels of schroom, maar doe ik waartoe ik me geroepen weet.”

Met welke drie trefwoorden zou u uzelf typeren?

„Ik ben optimistisch en, denk ik, ook een verbinder. Ik zoek graag verbinding met organisaties zoals Bijzondere Noden, Wycliffe Bijbelvertalers of Open Doors om in bepaalde gebieden samen te werken en elkaar te versterken. Als het gaat over wat God in deze wereld gedaan heeft en doet, kan ik ook bevlogen raken. Gisteren hoorde ik tijdens het hardlopen een preekje over het Koninkrijk en de verwachtingen voor deze wereld. Het ging over de voortekenen van de barensweeën, waarna het volk Israël tot geloof zal komen, zoals ook veel oudvaders daarover dachten. Daar kijk ik naar uit.”

Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Raymond Warnaar. Volgende week: Petra Achterstraat.

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Mijn nieuws

Media

Meer