Dikke stadsduiven hebben wel degelijk nut, maar dat weet bijna niemand: ‘Ik heb met ze te doen’

Heeft een stadsduif nut?© De Limburger

Zit je lekker op een terras, komt zo’n dikke duif je weer lastigvallen. Een herinnering dat we onze binnensteden delen met honderden stadsduiven die leven van de frietjes tussen de klinkers. Zij zijn geen wilde dieren, maar ook geen gehouden dieren. Wat dan wel? Die vraag is belangrijker dan je denkt. „Die duif daagt ons beeld van dierenwelzijn uit.”

Vincent Janssen

Dit verhaal in het kort

  • In het centrum van Maastricht, Heerlen, Venlo, Weert, Kerkrade, Roermond of Sittard leven wel honderden stadsduiven. Een exoot, die met ons de stad deelt. Maar weinig mensen lijken zich te bekommeren om hun welzijn.
  • De stadsduif past dan ook niet in de categorieën die wij bedacht hebben voor dieren. Deze duif is niet wild, maar ook geen huisdier. Daardoor hebben we bijvoorbeeld maar weinig interesse voor hun nut.
  • De stadsduif is een icoon voor dieren die tussen wal en schip vallen: vinden we een dier niet schattig en niet nuttig, dan kan dat op weinig sympathie rekenen. Een groeiende groep wetenschappers brengt daar nu verandering in.

Deel 1: Ontsnapt aan onze empathie

Als je naar Noo-Noo kijkt, denk je niet meteen aan wereldvrede. Ook heb je haar liever niet op je bruiloft. Met een paar ontbrekende tenen strompelt de dikke stadsduif iedere ochtend door onze Maastrichtse stadstuin. Alsof haar leven ervan afhangt, schranst ze alle zaden weg die de mussen knoeien. Vandaar dat ze vernoemd is naar de stofzuiger uit de Teletubbies. Met wat pech poept ze de tuinset onder voordat ze zich weer bij haar kliek in de binnenstad voegt. Duiven mogen dan wel hét symbool zijn voor harmonie en liefde, aan Noo-Noo is maar weinig majestueus.

In tegenstelling tot haar soortgenoten – zoals de houtduif, zomertortel of holenduif – vinden we deze patatvogel maar vies, dom of nutteloos. Toch is de stadsduif een waar icoon geworden. Niet voor iets Bijbels, maar voor een boel soorten die de liefde van ons dierenhart nooit zullen voelen. Net als de rat, roek, mol of wesp. Maar volgens een groeiende groep wetenschappers zijn we daardoor blind voor hun waarde en doof voor hun leed. Het verhaal van de stadsduif bewijst dat onze relatie met dieren rommelig en vooral emotioneel is.

Sommige mensen voeren de duiven, anderen vinden ze maar vies.© De Limburger

Safari

„Ik heb het altijd te doen met de duif”, geeft ecoloog Renata Bruinsma toe. Tot voor kort was zij stadsecoloog in Weert, waar ze stadssafari’s op touw zette. Daar zag ze hoe deze verwaarloosde rotsvogel de stad noodgedwongen tot een thuis maakte. De gebouwen lijken op hun vertrouwde kliffen en de mensen zorgen met hun afval voor het eten.

Maar tegelijkertijd zetten we metalen pinnen op diezelfde gebouwen en jagen we duiven weg omdat we ze vies vinden. „Niemand kijkt met de ogen van een stadsduif naar de wereld. Dat ze worstelen om nesten te bouwen met hun lompe lichaam en er veel eieren sneuvelen, daar lijkt niemand zich om te bekommeren”, vreest ze. Vreemd is dat niet: ze zijn niet wild en ze zijn geen gedomesticeerd dier meer. En daarom ontsnappen ze tegenwoordig aan onze empathie.

Een stadsduif ongedierte?© De Limburger

Plaagdier

„De stadsduif daagt ons hele idee van dierenwelzijn uit”, zegt de Utrechtse hoogleraar Franck Meijboom daarover. Als ethicus verdiept hij zich in onze relatie met andere soorten, specifiek met de zogeheten liminale dieren. Een abstract woord, maar simpel gezegd zijn dit de soorten die tussen wal en schip vallen. Soorten die niet wild zijn, maar ook geen huisdier. „De duif gaat dwars door die categorieën heen. Dat bewijst dat die labels die wij bedenken niet altijd voor de natuur werken.”

Toch labelen we erop los. De een noemen we een gezelschapsdier, de ander een plaagdier. Maar geen enkele soort wordt zo geboren, dat maken wij ervan. „Die woorden zeggen vooral iets over hoe wij dieren zien, niet over hoe het dier daadwerkelijk is.” Het bijzondere aan de duif is ook nog eens dat we verschillende labels hebben voor hetzelfde dier. De postduif is gehouden, de rotsduif wild, de stadsduif liminaal. Terwijl ze biologisch haast identiek zijn. „De context van de duif bepaalt dus hoeveel waardering die krijgt.”

Waar komt de stadsduif vandaan?

De stadsduif is eigenlijk een rotsduif, de Columba livia die vooral bij kliffen leeft. Wild komt die rotsduif hier dan ook niet voor. De duiven die wij kennen, waren ooit geliefd als postduiven. Maar toen we ze na de wereldoorlogen niet meer nodig hadden, werden ze verwaarloosd. De exoten verwilderden en vestigden zich in onze steden. Hoeveel er precies zijn, weten we niet, daarvoor tellen we ze niet vaak genoeg.

Deel 2: Beschermd door het nut

Voor een dier is onze waardering van levensbelang. Per groep voelen wij namelijk een andere verantwoordelijkheid, stelt Meijboom. We beschermen de habitat van wilde dieren bijvoorbeeld, of brengen zieke huisdieren naar de arts. Maar het lot van de stadsduif trekken weinig mensen zich aan. Typisch voor liminale soorten, weet de ethicus. Die vinden we vaak lastig of nutteloos.

Onderzoeker aan de Universiteit Utrecht, Vivian Goerlich, is het met dat laatste grondig oneens. Tien jaar geleden begon haar fascinatie voor de vogel. Ze leerde dat duiven het geslacht van hun jongen kunnen bepalen en dat ze een soort melk in hun keel maken. Nu vindt ze de stadsduif een spannende soort, maar wel eentje met twee gezichten. Een enkeling voert de stadsduif, terwijl velen ze vliegende ratten noemen. „Die naam komt uit een oude Woody Allen-film. Generaties later gebruiken mensen het nog. Zo zie je maar dat het kennisgebrek over de duif hardnekkig is.”

Ze delen met ons de stad.© De Limburger

Wreed

Over het nut van de duif weten we dan ook niet veel. Terwijl die volgens Goerlich een belangrijk onderdeel van de stadsecologie is. De stadsduif is voer voor de slechtvalk, ze houden steden schoon en overleven in de meest wrede omstandigheden. „En ze hebben nog een functie, namelijk als meetinstrument. Stadsduiven worden blootgesteld aan dezelfde vervuiling als wij. Microplastics, PFAS, vieze lucht, noem maar op. Als je die effecten meet, zegt dat ook iets over onze gezondheid.”

Behoorlijk nuttig dus en toch vinden we maar weinig aan die duif. De Amerikaanse psycholoog Hal Herzog weet hoe dat kan. In zijn beroemde boek Some We Love, Some We Hate, Some We Eat geeft hij naast nut nog een belangrijk criterium: wat we van een dier vinden is vooral gebaseerd op emotie. Hij noemt onze relatie met dieren ‘emotioneel complex’.

We lopen vaak in een boog om ze heen. De duif loopt weer in een boog om ons heen.© De Limburger

Ovenreiniger

Dat is waarom we wel muizen aan een boa constrictor voeren, maar geen kittens. Waarom we geen nacht minder slapen door de miljoenen dieren die onze huiskatten doden, maar wel discussies voeren over het eten van hert. Waarom we de vacht verven van onze honden zielig vinden, maar ons zelden druk maken over de dieren waarop we de giftigheid van ovenreiniger testen. Waarom het doodknuppelen van zeehondjes voor ophef zorgt, maar het versnipperen van kuikens niet.

Hoe een dier eruitziet, wat ons instinct voorschrijft, wat een cultuur dicteert, hoe een dier smaakt, zelfs ons taalgebruik: het bepaalt allemaal hoe we ons over een dier voelen. Daarom praten we bij kippen over ruimen, bij zwijnen over beheren, maar bij puppy’s over vermoorden. Herzog noemt die relatie ‘verrassend irrationeel’ en ‘rommelig’. Maar het is wel een relatie die snel kan veranderen.

Deel 3: De stadsduif heeft de wind mee

„Slechtvalk? Muurhagedis? Niet zo boeiend als de stadsduif!” De Maastrichtse stadsecoloog Peter Alblas heeft vanuit educatief oogpunt weinig met die bijzondere soorten. Doe hem maar de brandnetel, de regenworm of de duif. „Ja die zijn soms lastig, maar daardoor kom je wel echt met ze in contact.” Volgens hem zijn we gebroken met de natuur, hij ziet het als zijn missie om dat te herstellen.

De stadsduif is daar het uitgelezen instrument voor. Om dat punt te bewijzen, wil hij afspreken bij een specifiek Italiaans restaurant op het Vrijthof. Niet vanwege de pasta, maar vanwege het uitzicht op de Sint Janskerk. Daar, op dik zeventig meter hoogte, schuilt een Maastrichtse trots: de zeldzame slechtvalk. „Maar ja, die zie je nauwelijks. De duif zie je iedere dag, die komt lekker dichtbij. Van wie kun je dan meer leren over natuur, hè?” Het antwoord weet Alblas natuurlijk al.

Ze houden de straten schoon. En poepen ze vervolgens weer onder.© De Limburger

Kril

Meer leren over die stadsduif is geen overbodige luxe. Zij wordt vaak verdreven, bejaagd of zelfs mishandeld. Maar de wetenschappers en stadsecologen weten het zeker: hoe meer we weten over een soort, hoe verantwoordelijker we ons ervoor voelen. Om die reden startte de gemeente Groningen recent bijvoorbeeld een voorlichtingscampagne over liminale dieren, zoals de wesp, marter en roek. Hun nut wordt nu hun schild.

Dat die theorie werkt, bewijst kril wel, een kleine garnaalachtige die allesbehalve schattig is. Met succes zetten natuurbeschermers van Sea Shepherd zich sinds kort in voor dit zeedier, juist omdat we meer weten over hun cruciale rol in de voedselketen. En in Kenia kwamen ze recent erachter dat mensen de hyena steeds meer waarderen, juist omdat ze er meer over leren. Ook die is niet bepaald een knuffelbeest.

Ons afval is hun voer.© De Limburger

Wolven

Maar moet een dier überhaupt nut hebben, vraagt de ethicus Meijboom zich dan af. Vanuit de dierenethiek zag hij de antwoorden langzamerhand veranderen. Dieren hoeven er niet meer enkel voor ons te zijn, ze worden ook gewaardeerd als ze nutteloos zijn. Of beter gezegd: als wij het nut er nog niet van zien. „Al die nieuwe dierwetten gaan precies uit van die intrinsieke waarde van het dier. Die staat los van hun nut.”

Dat gaat niet zonder slag of stoot. Hoewel wetenschappers voorzichtig meer interesse zien ontstaan voor de stadsduif, zal het nog even duren voordat we haar echt omarmen. We zijn nog steeds aan het wennen aan wolven en zwijnen. En dat in een periode waarin we ons afzonderen van de natuur met hekken, hokken, pesticiden en geweren.

Onze gebouwen lijken op hun geliefde rotsen.© De Limburger

Zure poep

Wennen aan het samenleven met deze (soms irritante) dieren kost nu eenmaal tijd en zal de nodige spanning opleveren. Vooral nu wij met zoveel zijn en dieren met zo weinig. De stadsduif heeft echter de wind mee: hoe meer we haar accepteren, hoe minder overlast ze geeft. Althans, dat is de theorie. „Van frietjes wordt hun ontlasting zuur. Dat geeft meer kans op beschadiging aan huizen”, weet onderzoeker Goerlich. Daarom werkt zij aan een proef om de duiventil terug te krijgen naar de stad. Daar krijgen de vogels natuurlijk eten, zoals zaden. En dat is weer goed voor hun poep.

Ook geven de tillen de kans om de eieren te wisselen met nep-eieren. Zo houden we de populaties in toom. Volgens Goerlich is dat een beter onderbouwde aanpak dan bijvoorbeeld het gebruik van anticonceptiemiddelen in voer. Iets dat de gemeente Heerlen doet. Als ze mag dromen, ziet de wetenschapper de til eveneens als een plek waar mensen kunnen leren over de stadsduif. „Ook dit dier heeft een uniek verhaal. Het is alleen nog aan ons om ernaar te luisteren. Of we het willen of niet, we delen nu eenmaal de stad met ze.”

Gerelateerde artikelen