Mens & samenlevingKledingkeuze

Waarom de een zich zes keer op een dag verkleedt en de ander aanhoudt wat hij ’s morgens kiest

Sommige mensen verkleden zich overdag nooit. ’s Morgens maken ze hun keuze voor de hele dag. Maar anderen trekken gerust zes keer per dag een andere outfit aan. Wat zit daarachter?

Geertje Bikker-Otten
16 June 2025 20:10Gewijzigd op 16 June 2025 21:53Leestijd 8 minuten
beeld RD, Wilma Oosterkamp

Minimaal twee keer per dag is er een moment waarop de meeste mensen in ieder geval van kleding wisselen. Namelijk ’s morgens na het opstaan en ’s avonds voor het slapengaan. Wat er onder na en voor verstaan wordt kan uiteraard per individu verschillen. Sommige mensen geven er de voorkeur aan compleet gekleed aan de ontbijttafel te verschijnen. Alleen als ze echt ziek zijn, zullen ze zich in nachtkleding, eventueel met ochtendjas, op de begane grond vertonen. Ik ben zelf van het team pyjama: het echte omkleedmoment schuif ik in de ochtend graag wat voor me uit. Zo zijn er ook mensen die er ergens in de avond voor kiezen om –bijvoorbeeld na een douche– alvast hun nachtkleding aan te trekken. Voor deze doelgroep is zelfs een nieuwe kledingcategorie bedacht: het huispak.

Volledige uitrusting

In veel gevallen blijft het niet bij twee omkleedmomenten per dag. Ook tussendoor kiezen velen met enige regelmaat iets anders uit de kast – die volgens een onderzoek gemiddeld 173 kledingstukken, inclusief sokken en ondergoed, telt. Dat kan met allerlei factoren te maken hebben. Soms is het noodzaak, soms vooral een persoonlijke voorkeur. Vaker van kleding wisselen is eigen aan beroepen waarin een uniform wordt gedragen of waarbij mensen specifieke werkkleding aan hebben die aan het eind van de dag vies of in ieder geval niet meer schoon is. Een brandweerman gaat niet in volledige uitrusting op de bank zitten, net zomin als een verpleegkundige. En monteurs, hoveniers, melkveehouders en schilders zijn als hun dagtaak erop zit ook wel toe aan iets anders en schoons. Dat hoort er gewoon bij.

Er zijn mannen die op een zomerse zondag op zes omkleedmomenten uitkomen

Maar geregeld van outfit wisselen kan ook een persoonlijke voorkeur zijn. Zo zijn er mannen die op een zomerse zondag op zes omkleedmomenten uitkomen. Een pak voor de kerk, daarna een shirt met korte broek, daarna weer een pak, vervolgens dezelfde luchtige outfit, later op de avond als het afkoelt een lange broek met trui en dan ten slotte een pyjama.

Daar kan van alles achter zitten. Misschien zuinigheid: kostuums zijn duur, dus wil je er zo lang mogelijk mee doen en ga je er zeker niet mee in de zon zitten. Maar het kan ook best zijn dat de pakkendrager in kwestie zich door stropdas en gestreken overhemd bekneld voelt en daarom uit comfortoverwegingen zo snel mogelijk zijn colbert en pantalon omwisselt voor iets lossers en luchtigs. Er zijn ook mannen die zich volledig op hun gemak voelen in een pak en er niet over peinzen dat door iets anders te vervangen, al gaat soms aan het eind van de dag de stropdas wel af.

Over zuinigheid gesproken: zou dat inderdaad nog een veelvoorkomende overweging zijn om overdag van kleding te wisselen? Ik denk minder dan eerder, toen oudere generaties voor hun garderobe soms een soort doorschuifsysteem hanteerden. Een nieuw pakje of een mooie jurk, aangeschaft voor een bruiloft of een andere feestelijke gelegenheid, ging vervolgens een of meerdere seizoenen mee als kleding voor de zondag. Daarna kwam het in aanmerking als outfit voor een doordeweeks avondje uit: bij iemand op de koffie, een verjaardag of een bijeenkomst van de kerk. Als pasvorm en stof zich daarvoor leenden werd het uiteindelijk daagse kleding, waarin ook de was gedaan en het eten gekookt werd.

Onveilig gevoel

Wat ook kan, is dat sommige kleding veilig en andere onveilig voelt. Ik las daarvan een voorbeeld op de website van het Fiom. Het gaat om een column van een adoptiemoeder, die beschrijft hoe haar adoptiedochter, op dat moment 7 jaar oud, ’s morgens voor schooltijd soms wel tien keer van kleding wil wisselen. Net zolang tot ze een setje heeft gevonden waar ze zich op dat moment veilig in voelt. Concreet komt dat vaak neer op iets van het vorige seizoen.

Het is een wat extreme situatie, maar wellicht zit er toch voor velen wel iets herkenbaars in. Als je iets ingewikkelds te wachten staat –een sollicitatiegesprek, een begrafenis, een lastig gesprek– kan het helpen om kleding te kiezen waaraan je gehecht bent en waarin je je prettig voelt. Een blouse van een kil aanvoelende stof, een jurk waarin je snel gaat transpireren, een kledingstuk dat net te krap zit in de schouders of rond de taille kun je op zo’n moment beter in de kast laten hangen of liggen.

Mensen die per dag geregeld van outfit wisselen zijn niet per se meer met hun uiterlijk bezig

Mensen die gedurende de dag geregeld van outfit wisselen zijn niet per se meer met hun uiterlijk bezig dan anderen die dat niet doen. Ze zijn op bepaalde punten waarschijnlijk wat gevoeliger dan anderen. Ze hebben sneller last van kou of warmte. Of ze zijn zich meer bewust van onprettige details als een prikkende naad of knellende sokken.

Kleurig gewaad

Zelf ben ik eigenlijk niet zo van de omkleedsessies halverwege de dag of aan het begin van de avond. Al komt het weleens voor, voor een verjaardag of een speciale gelegenheid waarvoor de ’s morgens gekozen outfit opeens wat gewoontjes voelt. Maar het liefst kies ik ’s morgens iets uit wat geschikt is voor het programma van die dag én avond. En wat bij het weer en mijn humeur past. Neutrale tinten zijn altijd goed. Een kleurig gewaad: daar moet je voor in de stemming zijn. Andersom werkt dat soms ook: dat je op een doorsnee dag in een andere stemming komt door een feestelijk jurkje aan te trekken.

Comfort en gemak wegen zwaar mee als ik de deur niet uit hoef

Hoef ik de deur niet uit dan wegen comfort en gemak –als het maar prettig aanvoelt en lekker zit– zwaar mee, bij een afspraak buiten de deur spelen er ook andere overwegingen. Bijvoorbeeld de aard van de ontmoeting en het gezelschap. Staat er een langere fietstocht op het programma? Dan komt een wapperende jurk niet in aanmerking – die zou zomaar in de ketting vast kunnen komen te zitten. Een aansluitend model is trouwens net zomin geschikt.

Al sinds jaar en dag ben ik in alle seizoenen fan van laagjes. Feitelijk is dat natuurlijk ook een manier van verkleden, realiseer ik me opeens. Als een zomerse jurk op een kille dag wat onbehaaglijk is, maak je hem warmer met een dun jasje erover. Als het dan nog te koud is, kun je dat altijd nog vervangen door een wollen vestje en eventueel een sjaal of omslagdoek.

Frequent

Een voorwaarde voor frequente kledingwissels is dat er dan wel wat te kiezen moet zijn. Toen ik 7 was, had ik geen tien verschillende setjes in de kast liggen. Het was de tijd van ”een op je bast, een in de was en een in de kast”. Elke week droeg je van maandag tot en met woensdag een stel kleding en van donderdag tot en met zaterdag een ander stel. En op zondag een zondagse jurk. Er viel niets te kiezen of te wisselen, of je moest per ongeluk nog in een kledingstuk van het vorige seizoen passen. Klagen over een trui van kriebelwol had weinig zin. Je had het ermee te doen, er was geen alternatief. Gelukkig gold voor klasgenoten hetzelfde.

De eerste helft van de 20e eeuw was er nog minder te kiezen. Het was niet ongebruikelijk om de hele week dezelfde kleding te dragen, las ik in ”Huishouden, huwelijk, gezin, huiselijk leven in de 20e eeuw” van Pieter Stokvis (uitg. Ad. Donker, 2003). Dat was ook alles wat mensen hadden, afgezien van speciale zondagse kleding en schoenen.

Begin 20e eeuw was comfort geen criterium

De auteur interviewde voor deze uitgave 26 Nederlanders over hun dagelijks leven. In het hoofdstuk over hygiëne en kleding vertellen ze over een wekelijkse wasbeurt in een teil en ondergoed dat eens per week werd verschoond. Comfort was geen criterium, de kledingstijl was tot in de jaren zestig conformistisch. „We droegen akelige lijfjes met jarretelles eraan voor lange kousen”, vertelt een van de vrouwelijke respondenten. Overhemden hadden tot de jaren vijftig losse manchetten en een losse boord: dan kon je die apart wassen als ze vies waren.

Wasmachines

Door de introductie van douches en wasmachines en het steeds overvloedigere aanbod van (goedkope) kleding is die situatie radicaal veranderd. Het eerdergenoemde gemiddelde kledingbezit van 173 stuks is wellicht minder hard dan het lijkt. Het is afkomstig uit een onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam uit 2022 gebaseerd op de inhoud van (slechts) vijftig garderobekasten. Maar ook wie lager uitkomt, heeft vaak meer dan genoeg kleding om uit te kiezen.

Het is goed voorstelbaar dat overvloed in de garderobekast een stimulerend effect heeft op de behoefte aan kledingwissels gedurende de dag. Stel dat op een wat somber begonnen morgen na verloop van tijd toch de zon doorbreekt, dan blijf je niet in een jurk van dikke sweatstof en met lange mouwen lopen als er ook luchtigere exemplaren in de kast liggen of hangen. Terwijl je overgrootmoeder misschien de mouwen van haar enige japon oprolde om een beetje af te koelen.

Vond je dit artikel nuttig?

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Mijn nieuws

Media

Meer