Prinses Amalia: Je bent pas een amazone als je zeven keer bent gevallen
Wil je prinses Amalia echt leren kennen? Dan moet je haar zien paardrijden, zei de kroonprinses zelf. De hippische sport is voor haar meer dan een hobby. En dat heeft ze van geen vreemde.

„Je weet wat ze zeggen, hè: „Je bent pas een amazone als je zeven keer bent gevallen””, zei prinses Amalia tegen cabaretier Claudia de Breij, die een boekje over haar schreef. Vorige week kon ze weer een val op haar lijstje noteren. En niet zomaar een val. De kroonprinses brak haar bovenarm en onderging een operatie in het UMC Utrecht, waar ze twee nachten verbleef. De voor afgelopen donderdag geplande zomerfotosessie werd om die reden uitgesteld.
Blessures zijn de kroonprinses niet vreemd. Bij een eerdere val ging haar arm uit de kom en verzwikte ze haar enkel, vertelde ze in het boekje dat uitkwam ter gelegenheid van haar achttiende verjaardag. Opstaan ging niet zomaar meer. „Normaal ga je altijd eerst checken of je paard oké is. Dat spreekt vanzelf. Je laat ook niet je trainer je paard wassen, dat moet je zelf doen, want je bouwt een band op. Als je je paard niet zelf verzorgt, heb je ook geen recht erop te rijden. Maar ja, arm uit de kom, enkel verzwikt, ambulance… dus dat ging écht even niet.”
Onervaren is ze niet. Op haar vierde begon Amalia met paardrijden, op Fredje. Inmiddels is Mojito haar vaste rijdier, volgens haar trainer een „enorm groot” paard. Hij noemt de prinses „bloedfanatiek”. Op de vraag of Amalia, als ze had gewild, een olympisch niveau had kunnen halen, antwoordt hij: „Qua instelling wel. Maar qua tijd… Mensen die dat doen moeten daar al van jongs af aan al hun tijd in steken.” En nee, dat kan niet, als je de kroonprinses van Nederland bent.
Therapie
Paardrijden is voor de prinses meer dan een hobby. „Als ik heb gereden, heb ik daarna helemaal zo’n leeg hoofd. Heerlijk. Want tijdens het rijden is er zoveel om aan te denken, dat je niet meer bezig kunt zijn met een toets of ruzie met vriendinnen. Echt. Therapie kan het zijn.” Tegen De Breij zegt Amalia zelfs: „Op een paard ben ik het meest wie ik ben. Als je me echt wilt leren kennen, moet je me zien rijden.”
Maar wat zie je dan, als je haar ziet rijden? „Je kunt zien dat ze hiervan geniet. Dat dit haar gelukkig maakt”, schrijft De Breij. „Ze is trots, maar ook leergierig. Elke aanwijzing die haar trainer geeft, neemt ze in zich op en probeert ze direct in de praktijk te brengen. En: niet bang. De lat wordt, in de letterlijkste zin, steeds hoger gelegd, en zij probeert het telkens weer te halen – wat haar lukt.”
Soms verschijnt de prinses ineens op een concours en trotseert ze met haar paard hindernis na hindernis. Springen doet Amalia niet onverdienstelijk, blijkt als De Breij een kijkje neemt op haar kamer. Een lampenkap hangt vol met rozetten: veel oranje, wat betekent dat het om een eerste plaats gaat.
Standbeeld
De paardenliefde zit Amalia in de genen. Haar ouders, maar ook prinses Beatrix, prins Bernhard en koningin Wilhelmina waren fanatieke rijders. De liefde voor de paardensport zit overigens niet alleen in de familie van vaders kant. „Als we in Argentinië zijn, dan rij je soms de hele dag. Tot je niet meer kunt lopen”, vertelde Amalia.
Prinses Beatrix deed al op jonge leeftijd samen met haar vader en haar zussen mee aan hippische concoursen. Op haar oude dag trekt ze er in de weekenden nog steeds op uit met haar paard – op het Scheveningse strand, door de duinen en in de bossen. Haar vader prins Bernhard kon tot zijn verdriet minder lang in het zadel zitten: hij moest een punt achter het paardrijden zetten vanwege rugklachten. Uitzondering wat betreft koninklijke paardenliefde vormde koningin Juliana.
Eeuwenlang waren paarden een symbool van rijkdom en macht. Op Prinsjesdag is die statuur nog altijd terug te zien. Vroegere vorsten benadrukten hun status door zich op de edele viervoeter te presenteren. Niet voor niets zijn Willem van Oranje (Noordeinde, Den Haag), koning Willem II (Binnenhof, Den Haag) en koningin Wilhelmina (Rokin, Amsterdam) als ruiter afgebeeld op een standbeeld.
Nog altijd staat Wexy, het opgezette paard van koning Willem II, in de Koninklijke Stallen
Slagveld
Niet altijd bleef een vorst fier in het zadel zitten. Meest dramatische voorbeeld is stadhouder-koning Willem III, die in 1702 overleed na een val van zijn paard. Koning Willem II kwam juist als held uit de Slag bij Waterloo, terwijl zijn paard door een schotwond op het slagveld stierf. Wexy heette hij en hij was het lievelingsdier van de koning. Die liet het dier opzetten. Nog altijd staat Wexy in de Koninklijke Stallen in Den Haag, die ook deze zomer weer worden opengesteld voor publiek.
In de stallen, op het terrein van Paleis Noordeinde, staan zo’n 32 paarden, waarvan 8 rijpaarden en 24 koetspaarden. Vroeger was er zelfs plek voor 94 paarden, maar met de komst van de auto moesten tientallen boxen plaatsmaken voor parkeerplekken. In de stalgebouwen bevinden zich verder een koetshuis (waar ook de Glazen Koets en de Gouden Koets staan), een binnenmanege, tuigenkamers, een zadelkamer en personeelsruimtes.
Tussen 16 juli en 3 augustus zijn deze ruimtes inclusief koninklijke paarden weer te bewonderen tijdens de jaarlijkse zomeropenstelling. Speciaal voor kinderen is er een speurtocht bij de Koninklijke Stallen.