Direct naar artikelinhoud
Uitleg

Op een rijtje: welke banden heeft de UvA precies met Israëlische universiteiten?

Demonstranten bezetten dinsdagavond het UvA-complex Oudemanhuispoort.Beeld RAMON VAN FLYMEN/ANP

De demonstranten die de afgelopen twee dagen gebouwen van de Universiteit van Amsterdam bezetten, eisen dat de universiteit alle academische en economische samenwerkingen met Israël verbreekt. Maar in hoeverre werkt de UvA precies samen met onderwijsinstellingen uit Israël? Vijf vragen en antwoorden.

1. Welke banden heeft de UvA precies met Israël?

De demonstranten die maandagmiddag het Roeterseiland bezetten, eisten dat de Universiteit van Amsterdam (UvA) openheid van zaken zou geven over de banden die de instelling onderhoudt met Israëlische universiteiten en bedrijven. De Amsterdamse universiteit zou deze banden moeten verbreken, vinden de demonstranten.

Daarop besloot de UvA een lijst te publiceren met acht onderzoeksprojecten in Europees verband, waarin individuele UvA-medewerkers samenwerken met Israëlische onderzoekers of bedrijven. Voor zover het de universiteit bekend is, gaat het niet om onderzoeksverbanden ‘die bijdragen aan oorlogsvoering’.

Een van de acht projecten, Inhibitors, is gericht op het detecteren van explosieven, om zo aanslagen te voorkomen. De Europese Unie sponsort het onderzoeksprogramma, mede met het oog op het versterken van grensbewaking en cyberveiligheid. De technische universiteit van Haifa krijgt hiervoor de grootste subsidiepot, met daarin 521.800 euro. De UvA schrijft dat dit onderzoeksprogramma niet is gericht ‘op het uitoefenen van militair geweld’.

Gerard Jonkman, directeur van kenniscentrum The Rights Forum, kende dit onderzoeksproject nog niet – terwijl hij, na een Woo-verzoek, een lijst van projecten had gekregen waarbij de universiteit samenwerkte met Israël. Hij is kritisch op dit onderzoeksproject. “Ik kan mij goed voorstellen dat je in een land als Nederland of België iets doet aan het opsporen van explosieven. Maar in Israël is er sprake van een andere context: er is al decennialang sprake van conflict en bezettingen.”

De Amsterdamse universiteit verzorgt daarnaast uitwisselingen van studenten met drie universiteiten in Israël. Vanwege het negatieve reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken liggen deze momenteel echter stil. Volgens Jonkman is er ook op die samenwerkingen een en ander af te dingen. Op de Hebrew University is bijvoorbeeld een docent geschorst die kritiek uitte op het zionisme.

2. Is deze situatie uniek voor de UvA?

De UvA schrijft dat er bij deze acht onderzoeksprojecten geen sprake is van een institutionele band tussen universiteiten, maar dat het gaat om individuele samenwerkingen tussen wetenschappers uit verschillende landen.

Volgens Gijs Kooistra, woordvoerder van koepelorganisatie Universiteiten van Nederland, komt dat zeer regelmatig voor. “In de praktijk komen individuele wetenschappers elkaar tegen op een congres,” zegt hij, “of lezen ze elkaars werk in een tijdschrift, en komen zo op het idee samen iets te gaan publiceren. Daardoor zijn samenwerkingen vaak niet institutioneel of formeel geregeld.”

Mede daarom heeft de koepelorganisatie geen volledig beeld van alle samenwerkingen van Nederlandse universiteiten en hun medewerkers met Israëlische partners, stelt hij. Ook het Nuffic, dat zich inzet voor internationalisering in het onderwijs, houdt dat niet bij.

Jonkman is verbaasd over het argument van de universiteit, dat de samenwerkingen niet institutioneel zijn. “Ik weet niet zo goed wat ze daarmee bedoelen: het lijkt mij juist dat dit een samenwerking is tussen de UvA als instituut met andere organisaties.” De universiteit staat bij deze acht projecten telkens als organisatie vermeld in de onderzoeksdatabase van de Europese Unie.

3. Hoe verloopt dit gesprek op andere Nederlandse universiteiten?

Op meer universiteiten in Nederland klinkt de oproep eventuele samenwerkingen met Israëlische instellingen te verbreken. In Nijmegen liet het college van bestuur van de Radboud Universiteit – die een partnerschap heeft met twee Israëlische universiteiten – eind maart weten terughoudend te zijn met het beperken van samenwerkingen.

De Universiteit Leiden werkt in elf onderzoeksprogramma’s samen met Israëlische instellingen, zo berichtte universiteitskrant Mare eind februari. Het college van bestuur zei toen bezig te zijn met het opzetten van een onderzoekscommissie die partnerschappen tegen het licht moet houden.

Dat was ook de uitkomst van een gesprek op de Erasmus Universiteit Rotterdam, medio april. Die universiteit verzorgt uitwisselingen met de Bar-Ilanuniversiteit, die samenwerkt met het Israëlische leger. In Antwerpen besloot de rechtenfaculteit om die reden eerder al de banden met deze universiteit te verbreken.

4. Waarom zou een Nederlandse universiteit samenwerken met een buitenlandse onderwijsinstelling?

Juriaan Beuk van het Nuffic stelt dat zowel uitwisselingsprojecten voor studenten als samenwerkingen tussen onderzoekers ten goede komen aan de kwaliteit van het onderwijs. “Je kunt van elkaar leren,” zegt hij. “Je hebt soms de beste apparatuur of beste docenten in een vakgebied op andere universiteiten rondlopen. Als je daarmee kunt samenwerken, kan dat je curriculum verrijken: misschien kun je dan ook in Nederland een gastdocent binnenkrijgen.”

Daar sluit Gijs Kooistra zich bij aan: wetenschap is, volgens hem, ‘een internationale aangelegenheid’. Daar komen overigens ook direct vragen bij kijken. Hij werpt bijvoorbeeld de vraag op: moet je samenwerken met ‘onvrije landen’ als China en Iran? En zo ja, op welke dossiers dan?

Zo zette de Vrije Universiteit twee jaar terug de subsidie stop die ze vanuit China ontving voor onderzoek naar mensenrechten, nadat bleek dat medewerkers van het betrokken onderzoekscentrum de onderdrukking van de Oeigoeren ontkenden.

“Het zijn complexe afwegingen,” zegt Kooistra, “maar je kunt bijvoorbeeld de lijn trekken: zolang het niet over militaire onderwerpen gaat, kun je met dat soort landen samenwerken.” Hij benadrukt wel dat Israël door Universiteiten van Nederland niet als ‘onvrij land’ wordt gezien en dus niet binnen deze discussie valt.

5. Hoe verschilt de situatie met de inval van Rusland in Oekraïne?

Twee jaar terug bevroren alle Nederlandse universiteiten en hogescholen hun samenwerkingen met onderwijsinstellingen in Rusland en Belarus, acht dagen na de inval van Rusland in Oekraïne.

Kooistra zegt dat dit gebeurde naar aanleiding van een oproep van onderwijsminister Robbert Dijkgraaf. “Dat was een verzoek van de rijksoverheid, waar we toen gehoor aan hebben gegeven. Een dergelijk verzoek is in deze situatie nog niet gekomen.”

Jonkman vindt die keuze ‘onbegrijpelijk en laf’. “Dat is je verschuilen achter een ander.” Hij wijst erop dat de universiteit een maatschappelijke functie heeft en, door banden te verbreken, het signaal af kan geven niet bij te dragen aan een bezetting. “Maar dit ligt zó gevoelig. Waarschijnlijk handelt de universiteit niet uit angst voor reacties.”

Over de auteur: algemeen verslaggever Tahrim Ramdjan schrijft sinds 2019 voor Het Parool, onder meer over alledaags nieuws, recht, jongeren, discriminatie en stadsdeel Zuidoost. Tips zijn welkom op t.ramdjan@parool.nl.