Direct naar artikelinhoud
Eerder dan actief lobbyen wil Columbia University vooral haar zakenbelangen veiligstellen
ColumnAnton Jäger

Eerder dan actief lobbyen wil Columbia University vooral haar zakenbelangen veiligstellen

Anton Jäger is historicus van het politieke denken aan het Leuvense Hoger Instituut voor Wijsbegeerte. Hij vraagt zich af waarom de respons op de studentenprotesten in de VS zo verbeten is.

“Ik stel vast dat de universiteit onder curatele staat van een kleine groep bestuursleden die geen aanzien heeft in de wereld van het onderwijs, reactionair en visieloos is op vlak van politiek, en bekrompen en middeleeuws in hun godsdienst. Hun gedrag verraadt een diepe miskenning van de ware functie van een universiteit.”

Ze dateren van meer dan honderd jaar geleden, de woorden van Amerikaans historicus Charles Beard. In 1917 sprak hij ze uit als afscheid van zijn alma mater Columbia University, nadat die verscheidene van zijn collega’s had ontslagen wegens protest tegen de Amerikaanse deelname aan de Eerste Wereldoorlog. Beard en co. verkasten vervolgens naar de New School of Social Research, die als vrijhaven moest dienen voor onderzoekers die zich verzetten tegen de oorlogskoorts.

Het verbaast weinig dat Beards woorden een eeuw later weer worden opgerakeld. De voorbije weken bezetten duizenden Amerikaanse studenten hun campussen uit protest tegen de banden die hun universiteiten met de Israëlische oorlogsmachine onderhouden. Beards Columbia bleek daarbij weer een brandpunt van protest. De bestuurlijke respons die de protesten uitlokken, getuigt van een ongeziene verbetenheid. Op Columbia werd het New Yorkse politiekorps opgetrommeld om de bezetting van een universiteitsgebouw te breken; ook op de huidige New School, ooit gesticht voor pacifistische verstekelingen, was repressie het eerste antwoord.

Vanwaar die felheid? Gezien de hoge kosten van een opleiding aan Columbia lijkt de universiteit haar eigen doelpubliek met die repressie nauwelijks te dienen. Die idyllische visie gaat aan wat ongemakkelijke feiten voorbij. Nog geen 4 procent van de inkomsten van Columbia komt uit studentengelden. De rest komt uit medisch onderzoek en schenkingen, inclusief deals met de private sector. Columbia bezit bijvoorbeeld een aanzienlijk aantal percelen in de New Yorkse Upper West Side en haalt enorme bedragen uit dat vastgoedimperium (een “investeringsfonds met een universiteit aan” was de beschrijving van een kritisch onderzoeker). Tegelijkertijd zijn de banden met de Amerikaanse wapenindustrie expliciet. En net die banden werden door de studenten in vraag gesteld; daarom moest het protest de kop ingedrukt.

Bovendien zijn Columbia en andere Ivy League-colleges amper publiek aanspreekbaar - het betreft immers private instituten. Dat maakt democratische inspraak moeilijker, zoals al bleek uit recente protesten: professoren werden even hardhandig aangepakt als studenten. Het bestuur liet snel zijn tanden zien: terwijl studenten als consumenten verwelkomd worden en hun professoren moeten monitoren, lijken ze over het bestuur van de universiteit geen zeg te hebben. Daar bleek de inspraak beperkt.

Met een ‘Israël-lobby’ heeft de repressie op zich dus weinig te maken. Eerder dan actief lobbyen wil de universiteit vooral haar zakenbelangen veiligstellen; belangen die nu eenmaal overlappen met die van een wapenindustrie die van de Israëlische oorlog profiteert.

Critici van het protest gaven aan dat een universiteit zich als instituut niet laat democratiseren en beter niet aan politieke druk wordt onderworpen. Maar die redenering geldt wederzijds: niet vanwege de studenten én niet vanwege bestuurders. Die eersten eisen simpelweg onafhankelijkheid tegenover een staat die zich allerminst neutraal opstelt op wereldvlak.

In tegenstelling tot de Verenigde Staten zijn universiteiten in België minder aan zakenbelangen onderhevig. De afhankelijkheid van private fondsen is minder direct. Maar ook hier werden de links met Israëlische instellingen al aangehaald, die van de bezetting profiteerden.

De Amerikaanse repressie stelt het debat over academische vrijheid vooral op scherp. De Israëlische oorlog daargelaten compromitteert elke universiteit die aandachtiger naar particuliere dan publieke stemmen luistert haar eigen positie. Sinds 7 oktober doodde het Israëlische leger bij aanvallen op de universiteiten maar liefst drie rectoren en meer dan 95 decanen en onderzoekers. Dan kan er van neutraliteit moeilijk sprake zijn, zoals Beard een ruime eeuw geleden al aangaf.