Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Breitners kimonomeisjes: avonturen van jonge vrouwen belicht in boek

George Hendrik Breitner, Anna Kwak, ca. 1893. DaglichtgelatinezilverdrukBeeld Universitaire Bibliotheken Leiden

Jenny Reynaerts schreef een boek over de kimonomeisjes van Breitner. Geesje en Anna Kwak komen eindelijk tot leven, al blijven er raadsels.

De kimonoschilderijen van George Hendrik Breitner (1857-1923) horen tot het meest geliefde werk van de schilder. Breitner schilderde vanaf 1893 een serie tengere meisjes in kimono in zijn woning aan de Lauriergracht. Het was een nieuw onderwerp voor de schilder, nadat hij kort ervoor aan een geslachtsziekte had geleden, die tijdelijk zijn zicht had aangetast.

Het meisje op het schilderij is bijna altijd hetzelfde model, Geesje Kwak (1877-1899). Een zomer lang zou zij poseren, niet alleen voor schetsen en schilderijen, ze komt ook voor op foto’s die hij ter voorbereiding maakte. Een enkele keer nam Anna Kwak, Geesjes zus, haar plaats in. Onbekend was dat Breitner haar ook fotografeerde, die foto’s zijn in het boek opgenomen. Wel bekend was dat Geesje in 1895 emigreerde naar Zuid-Afrika, waar ze een paar jaar later overleed aan tuberculose. Ze werd slechts 22 jaar oud.

In 2016 bracht het Rijksmuseum alle dertien meisjes in kimono bij elkaar. Voor die tentoonstelling deed Jenny Reynaerts, senior conservator van het Rijksmuseum, onderzoek naar de zusjes Kwak. “Dat werd uiteindelijk een alinea of twee in het boek.” Maar later kreeg ze contact met nazaten van de familie Kwak, die een paar foto’s opstuurden.

Mooi verhaal

Reynaerts: “Dat waren geen foto’s die voor de tentoonstelling relevant waren. We wisten al dat Geesje met haar zusje Niesje naar Zuid-Afrika was gegaan. In 2017 zag ik Hans Goedkoop in de documentaireserie Goede Hoop bij het monument voor de Nederlanders in Transvaal. Hij zei, hier ligt de broer van Vincent van Gogh en hier ligt de broer van Piet Mondriaan en ik riep tegen de tv: én Geesje en Niesje Kwak! Er zat gewoon een mooi verhaal in, ook omdat ik in tussentijd wist dat Anna naar Californië was geëmigreerd.”

Er is de laatste jaren meer aandacht voor modellen op schilderijen. Terwijl kunsthistorici vroeger vooral geïnteresseerd waren in de visie van de kunstenaar, is de blik van onderzoekers steeds meer gericht op de sociale kring rondom de makers. Anonieme modellen krijgen steeds vaker een naam en een persoonlijkheid.

Voor Reynaerts kwam er nog een drijfveer bij. Ze is voorzitter van het project ’Vrouwen van het Rijksmuseum’. De werkgroep is opgericht om vanuit een genderperspectief objecten in de collectie te onderzoeken. Het doel is een completer verhaal van de geschiedenis met daarin meer aandacht voor vrouwen. “Wij vertellen heel veel verhalen over de mannelijke helden uit de 17e eeuw, we weten vaak niet wat hun vrouwen deden. Het blijkt dat die vrouwen gewoon meewerkten aan bevoorrading van schepen, in brouwerijen en bij drukkers. Dus er ontstaat een heel ander beeld en dat geldt voor de hele geschiedenis.”

Zoals van de zusjes Kwak, twee vrouwen waarover bovendien de wildste verhalen de ronde gingen. Ze zouden een losbandig leven hebben geleid. Breitner zou als rokkenjager wel raad weten met zulke zedeloze types. De meisjes zouden tijdens het poseren 16 jaar zijn, of 12. Soms wordt Geesje een hoedenverkoopster genoemd, in andere gevallen wordt gesuggereerd dat ze een prostituee was. Geesje zou zelfs naar Zuid-Afrika zijn gevlucht omdat ze zwanger was geraakt van Breitner.

Anna's geheim

Voor veel van zulke verhalen blijkt geen bewijs te vinden. Geesje was in elk geval geen hoedenverkoopster. Marie Jordan, de latere echtgenote van Breitner, was dat wel. Vandaar de verwarring. Geesje was waarschijnlijk een dienstmeisje. Toch blijft de sfeer van prostitutie een beetje om Geesje en Anna hangen. Ze woonden tijdens de poseerzomer op een gegeven moment in de Govert Flinckstraat, die in een onderzoek uit 1896 wordt beschreven als één groot bordeel. Anna blijkt ook als jongvolwassene te zijn behandeld voor syfilis. Reynaerts: “Hoe het allemaal precies zat, weten we niet omdat zulke dingen niet werden opgeschreven. Dat blijft Anna’s geheim.”

Het boek beschrijft hoe de zussen Kwak - Anna, Geesje, Niesje, Aafje - en hun broer Arend aanvankelijk in Zaandam woonden. Ze verhuisden in 1880 naar Amsterdam, waar ze een aantal adressen hebben gehad, vooral in de Czaar Peterbuurt, op Kattenburg en in de Dapperbuurt. Hun vader werkte als schipper in de haven.

Twee jaar nadat Breitner zijn eerste Meisje in kimono schilderde, stapten Geesje en Niesje Kwak aan boord van de SS Greek. Het grote, moderne stoomschip voer van Southampton naar Zuid-Afrika. Hun uiteindelijke reisdoel was Pretoria, de hoofdstad van de Zuid-Afrikaansche Republiek, ook wel Transvaal genaamd.

Maar daar zijn verrassend weinig sporen terug te vinden. Er was geen bevolkingsregister, het is onbekend waarom ze de oversteek hebben gemaakt, wie die betaalde en wat voor werk ze daar deden. Reynaerts doet wel suggesties: “Het overgrote deel van de vrouwen die naar Transvaal ging, werkte in de huishouding, want daar was vraag naar. Er zijn ook aanwijzingen van familieleden die zeggen dat ze in een winkel werkte. Ik denk te weten welke.” Geesje stierf aan tuberculose, wat eveneens een reden kan zijn geweest om naar een land te verhuizen met een beter klimaat. Later zou ook Aafje naar Zuid-Afrika emigreren.

Anna op haar beurt emigreerde in 1907 naar Californië, dat het jaar daarvoor was getroffen door een verwoestende aardbeving. Anna’s leven daar was goed te reconstrueren dankzij haar pleegdochter Antonia Brico, de eerste vrouwelijke dirigent van de Verenigde Staten, die een uitgebreid archief naliet.

Vrouwen van vlees en bloed

Uitgangspunt van het boek was een serie schilderijen, maar uiteindelijk werd het een sociaal-historisch verhaal over de avonturen van vier jonge vrouwen. “Dat boeit me ook heel erg. Ik denk ook dat je als kunsthistoricus altijd die geschiedenis erbij moet pakken. Maar ik denk ook dat mijn verhaal is gebaseerd op het analyseren van beelden, dingen naast elkaar te leggen, vergelijken en kijken.”

Reynaerts kijkt nu in elk geval anders naar Breitners schilderijen met meisjes in kimono. “Ik zie nu veel meer de personen. Breitner schilderde hun gezichten, die kon hij gebruiken voor wat hij wilde. Maar ik zie nu vrouwen van vlees en bloed. Uiteindelijk hebben ze maar kort voor Breitner geposeerd, het was maar een fractie in hun leven.”

Jenny Reynaerts, Geesje & Anna, De wereld van Breitners beroemde modellen, Rijksmuseum, ISBN 978 94 6208 852 8, € 25.