Direct naar artikelinhoud
Michiel Driebergen.Beeld Maartje Geels
Opnieuw relevant

Michiel Driebergen is onze man in Oekraïne: ‘Ik heb vaak het gevoel dat ik mensen daar in de steek laat’

Michiel Driebergen (43) trekt voor Trouw naar het front in Oekraïne, loopt door kapotgeschoten straten, spreekt mensen die vechten, die hulp verlenen of die gewoonweg proberen te overleven. Maandag won hij de prestigieuze journalistieke prijs de Tegel voor zijn werk. Lees hier een interview uit december.

Als twintiger trok Michiel Driebergen met zijn rugzak door de Balkan. Het was rond de eeuwwisseling, de oorlog daar was een jaar of vijf voorbij, maar alle vrienden die hij onderweg maakte, droegen er de littekens van. ‘Kijk, bij deze brug werden we beschoten’, zeiden ze. Of: ‘hier zat ik als kind in een kamp’. Het was een nieuwe wereld voor Driebergen, hij werd erdoor gegrepen. Maar hij nam zich ook iets voor. “Het deprimeerde me zo, dat ik dacht: met dit soort verwoesting en trauma’s wil ik nooit iets te maken hebben.”

Dat is niet gelukt. Driebergen is Oekraïne-correspondent voor onder meer Trouw en Bureau Buitenland op Radio 1. Zijn werk brengt hem in gebieden waar gevaar, verdriet en vernietiging bij het dagelijks leven horen. Sinds de Russische invasie van 2022, maar ook al jaren daarvoor toen het Russisch-Oekraïense conflict volop woedde in Donbas en Loehansk.

“Al die dorpen in de Donbas waar ik heel vaak kwam, bestaan niet meer. Dat is afschrikwekkend. Dat is gewoon heel naar. Maar ik had deze grote, destructieve oorlog niet níet willen meemaken. Ik wil geen verstand hebben van geopolitiek of van Rusland. Dat is voor anderen. Het enige wat ik wil doen, is de mensen opzoeken om wie het gaat en hun verhaal zo goed mogelijk vertellen.”

Michiel Driebergen (1980) is schrijvend journalist en radiomaker. Hij werkte eerder voor de NCRV waar hij het nachtradioprogramma Casa Luna maakte. Eind 2013 verhuisde hij naar Polen om correspondent Oost-Europa te worden. Al snel werd hij opgeslokt door de oorlog in Oekraïne, waarvan hij verslag doet voor onder meer Trouw en Bureau Buitenland op Radio 1. 

Je was Oost-Europa-correspondent, geen oorlogscorrespondent. Toen het in Oekraïne uit de hand liep had je kunnen denken: het is welletjes. Jij ging juist naar oorlogsgebied. Waarom?

“Ik ben gefascineerd door hoe er in Oekraïne een natie wordt gevormd, een identiteit ontstaat. Dat begon toen ik zo’n vijftien jaar geleden in Lviv was, een stad die nu in West-Oekraïne ligt, maar vóór de Sovjettijd in Midden-Europa. De mensen daar waren trots op die Europese identiteit, die wilden Oekraïne weer Europees maken. De corruptie in het land kwam ze de neusgaten uit, dat zieke systeem van oligarchen waar Oekraïne sinds de val van de Sovjet-Unie in vastzat en waar Rusland garen bij spon. Koop een paar oligarchen om en je hebt het land.

“In 2013 gingen zij de straat op en ik herinner me goed hoe de oproerpolitie ze in elkaar begon te meppen. Studenten en veel dertigers ook, die helemaal klem zaten omdat ze niet corrupt wilden zijn.”

Het protest verspreidde zich over het land en staat bekend als de Maidan-revolutie, vernoemd naar het plein in Kiev waar demonstranten hun tenten opsloegen en het vertrek van de pro-Russische president Janoekovitsj eisten. In februari 2014 eindigde die bloedige revolutie: Janoekovitsj nam de benen naar Rusland.

“Op dat plein vormden zich spontaan bataljons van volonteri, vrijwilligers. Die draaiden diensten en stelden zich teweer tegen de oproerpolitie. Na de revolutie trokken die volonteri naar het oosten en ik ging met ze mee, velen van hen waren vrienden geworden. Zij gingen naar Donbas waar Rusland een opstand stimuleerde, waarop het daar oorlog werd. De volonteri voorzagen het Oekraïense leger van van alles en nog wat; dat leger was toen een soepzootje.”

Die volonteri duiken nog altijd vaak op in jouw verhalen. Hoe passen ze in jouw fascinatie voor het heruitvinden van Oekraïne?

Laatst was ik in Avdiivka met volonter Oleg Tkatsjenko. De kapelaan noemen ze hem, hij helpt mensen die daar al hun hele leven wonen en niet weg willen, ook al zitten ze nu aan het front. Hij zegt: voor deze mensen moeten we zorgen, want wij moeten laten zien dat Oekraïne goed is, laat dat het verschil zijn met onze vijand. Dat is zijn kleine bijdrage aan die Oekraïense identiteitsvorming, denk ik.

“Het is míjn fascinatie, de mensen die hij helpt zijn daar niet mee bezig. Die wachten tot het schieten voorbij is, die willen gewoon leven. Vroeger was het zo mooi in Donbas. De mensen zijn er vriendelijk, open en levenslustig. En apolitiek. Ik heb nooit een inwoner van Donbas gesproken die faliekant pro-Poetin was of patriottisch Oekraïens. Nooit. En ik heb daar veel naar gevraagd, want dat wil de redactie in Nederland weten.”

Het is heftig werk dat je doet. Hoe raakt het je?

“Ik heb vaak het gevoel dat ik mensen in de steek laat. Trouw stuurt me weleens naar een psycholoog, een standaardprocedure voor conflictverslaggevers, en die zegt dat dat gevoel normaal is. Gelukkig.

“In Avdiivka had ik het weer. We waren op weg naar de laatste plek waar de volonteri water en brood zouden afleveren, toen er een mortiergranaat langs vloog en vlakbij insloeg. We vluchtten een portiek in en daar was een vrouw, zeventig denk ik, met wie we even daarvoor nog hadden gekletst. Een kordaat type. Zij keek mij aan en ik keek haar aan. Ik wist niks te zeggen, dus ik zei ‘strazne’, verschrikkelijk. ‘Ja, verschrikkelijk’, antwoordde zij. Toen zei de kapelaan: ‘We moeten nú gaan’. Ik kon geen gedag zeggen, stortte me in de auto en we reden weg.

“Kijk, die vrouw zal nooit met ons meegaan, dat weet ik, zij wil niet geëvacueerd worden. Maar het is echt heel pijnlijk als zoiets gebeurt. En het gebeurt keer op keer.

“Het dankbare van mijn werk is dat ik het kan delen. Ik schrijf het verhaal op of maak er een radioreportage van. Daarvoor moet steeds terug: hoe was het daar, hoe rook het? Ik verwerk het door het vorm te geven.”

Michiel Driebergen.Beeld Maartje Geels

Je voelt je schuldig over anderen, maar ben je wel eens bang voor jezelf?

“Ik ga alleen naar het front als ik nieuwsgierig ben, het antwoord nog niet heb en als ik het belangrijk vind dat het naar buiten komt. Ik wil mijn werk zo goed mogelijk doen en mijn frontervaringen in Avdiivka of in Bachmoet dragen daaraan bij: die geven mij perspectief op wat oorlog is.

“Mijn eerste heftige frontervaring was in 2015 in Marijinka, bij Donetsk. Ik was daar een paar dagen geweest met een vriend, een volonter zou ons wegbrengen. Die man had een bakkerij waarmee hij zijn geld verdiende en daarnaast verleende hij humanitaire hulp. Het was al donker toen hij kwam. Ik zou hem interviewen in de auto.

“Onderweg werd er geschoten. Artillerie, dus heel veel boem, boem, boem, mitrailleurvuur enzo. Hij bleef volstrekt kalm en zei indrukwekkende dingen over de Sovjet-mens die niet in staat is om kenbaar te maken wat hij nodig heeft. Op sommige stukken weg maakte hij haast, hij wist precies wat hij deed. Omdat hij niet bang was, was ik het ook niet. Het is een instinct: je kijkt naar degene die het beter weet dan jij.

“Een jaar later maakte ik bij Marioepol een video over drones, die waren toen nieuw. Daarvoor moesten we naar de loopgraven. We hebben een nacht doorgebracht met de militairen daar, jonge jongens. Die deden het in hun broek. Ik dacht: als zij bang zijn, moet ik dat ook zijn. We zaten als mollen onder de grond, alles dreunde en trilde en die jongens konden niets doen, niet vechten of terugschieten. Toen was ik bang.

“Ik heb ondertussen veel ervaring. Ik weet wat ik aan moet, wat mee moet - helm, vest, tourniquet - ik weet wanneer ik moet gaan liggen. Maar ik kijk nog steeds naar anderen.”

Heb je nog vrienden in Nederland?

“Jawel, natuurlijk.”

Snappen die je?

“Ik heb een aantal oudere vrienden, zeventigers, die meer hebben meegemaakt in het leven. Die begrijpen me beter dan vrienden van mijn leeftijd. Het maakt niet uit, ik deel veel met Oekraïners, die snappen me. Ik ben daar drie weken per maand en een week ben ik hier. Het is goed om elke maand uit die realiteit te zijn. En zo begrijp ik ook beter wat hier gebeurt. Waarom men Wilders stemt. Dat moet ik Oekraïners uitleggen.”

Boezemt dat ze angst in?

“Men begrijpt dat een land hecht aan zijn cultuur, aan gezamenlijkheid, dat je een natie bent. Dat patriottisme, dat je voor je eigen land gaat, daar zit een soort verbinding, denk ik, tussen Oekraïne en Nederland, of Polen of Hongarije.

“Wat ze zorgen baart is dat het patriottisme hier gepaard gaat met pro-Russische sentimenten. Niet van de bevolking. Ik leg steeds uit: Nederlanders zijn niet pro-Russisch. De zorg zit ‘m in de banden tussen het Kremlin en de politici die in Europa de verkiezingen winnen.”

Hopen ze op geruststellende woorden van jou?

“Ik denk dat Oekraïners realistisch zijn: we zullen in de steek worden gelaten. Dat is geen cynisme. Als Mark Rutte zegt ‘we gaan die oorlog winnen’, wat bedoelt-ie dan, wie is ‘we’? Het is grootspraak. Straks heeft Oekraïne geen manschappen meer om te vechten, zei oppercommandant Zaloezjnyj laatst. De statistieken zijn geheim, maar het aantal gesneuvelden is hoog. En dan? Gaan wij vechten? Nee, dat doen we niet.”

De Nederlandse werkelijkheid en de Oekraïense botsten vaker, zoals na de ramp met de MH17.

“Dat was in 2014, de oorlog was heel heftig op dat moment. Ik was geërgerd. Waarom schreef niemand hoe dat nou zat met die oorlog, wie tegen wie vocht en wat er op het slachtveld gebeurde? Hemeltergend vond ik het.

“Een paar weken ervoor was er bij Loehansk een Oekraïens transportvliegtuig neergeschoten. Daarbij kwamen 49 militairen om. In reactie bekogelden demonstranten de Russische ambassadeur in Kiev met verfbommen. Wat kwam er in Nederland in het nieuws? Dat de Oekraïense minister van buitenlandse zaken tegen de demonstranten had gezegd: jongens, Poetin is een lul, maar dit kun je beter niet doen. Dat kon je toen niet zeggen, dat Poetin een lul is. Maar niets over die 49 doden.

“Na MH17 was ik in Charkiv, net als honderden andere journalisten. Aan het wachten of we misschien meekonden met de Nederlandse marechaussee. Hoezo was de hele wereld daar opeens? Waarom niet eerder?

“Ik heb toen tegen Trouw gezegd: ik ga niet over MH17 schrijven, ik ga naar Slavjansk, dat net door Oekraïne was bevrijd. Want we moeten juist nu begrijpen wat die oorlog inhoudt. Voor mijn gevoel hebben weinig mensen zich na MH17 afgevraagd hoe dit conflict klein te houden. Terwijl we 200 Nederlanders hadden verloren.”

Had dat gekund, het conflict klein houden?

“Ik weet het niet. Ik weet ook niet of iemand die oorlog had kunnen stoppen. Maar het begint wel met ons. Het begint met aandacht.”

Is die aandacht er voldoende?

“Sinds de invasie is het makkelijker voor mij om mijn verhalen te verkopen. Iedereen weet waar Oekraïne ligt. Maar eerder bleven mijn reportages weleens lang liggen. Als je terugkomt van een front en je hebt het idee dat niemand het wil horen, dan is dat moeilijk. Dat moment komt weer. Het is al gaande eigenlijk, vanwege Gaza, vanwege de verkiezingen. En als ik hier ben snap ik dat ook, dat mensen niet voortdurend met de oorlog bezig kunnen zijn.”

Wat doe je als de oorlog ooit is afgelopen?

“Ik zou willen volgen hoe de wonden helen, hoe men tot verzoening komt. Het is een cliché, maar trauma is ook een kracht. In Bosnië was ik te jong, ik kon me niks voorstellen bij wat er gebeurd was. Nu kan ik dat wel.”

Michiel Driebergen.Beeld Maartje Geels

Lees ook:

Feestdagen aan het Oekraïense front: ‘We moeten met elkaar praten in plaats van elkaar te doden’

Ook de Oekraïense frontbewoners zoeken tijdens de feestdagen naar warmte en licht. De burgers hopen niet te hoeven vluchten, de militairen hopen niet te sneuvelen. ‘Dat dit alles gauw voorbij mag zijn.’

‘Als je schiet, voel je angst, adrenaline en geestdrift’

De frontsoldaten in Oekraïne zijn aan het eind van hun krachten en ervaren een gebrek aan steun. Toch gaan ze door.

‘Mocht ik bedolven worden onder het puin, dan moeten ze me rustig laten liggen’, zegt Valentyna Kaveryna in haar kelder in Avdiivka

Rond het stadje Avdiivka in het oosten van Oekraïne vindt momenteel een reusachtige veldslag plaats. Trouw-verslaggever Michiel Driebergen slaagde erin de belegerde stad binnen te komen. Daar ontmoette hij ‘de ondergrondse mens’ en een ‘kapelan’ die hen tot het eind bij zal staan.