Direct naar artikelinhoud
OpinieOorlog in Oekraïne

‘Onze kleinkinderen hebben dingen gezien die geen enkel kind zou moeten zien’: brief van een Oekraïner

De stoffelijke resten van een gesneuvelde Oekraïense militair, bij een mortuarium in de regio Donetsk.Beeld NICOLE TUNG / NYT

Majkl Mysjkalo is schrijver en journalist. Hij woont en werkt in Lviv. Hij schrijft over de oorlog die zijn ouders als kind meemaakten en de oorlog die zijn kleinkinderen nu meemaken. ‘Al die vermoorde en verminkte kinderen. En ongeboren kinderen van ouders die er niet meer zijn. Hun mama en papa kwamen om in het puin van een stad die er niet meer is.’

Onze ouders waren kinderen van de oorlog, en nu zijn het de kinderen van onze kinderen die tijdens een oorlog geboren worden. Ja, onze kleinkinderen worden geboren in oorlogsomstandigheden, onder het geloei van het luchtalarm en vaak ook nog in ziekenhuiskelders, zelfs wanneer deze ziekenhuizen zich duizend kilometer van de frontlinie bevinden. Ondertussen wordt er aan het front gestreden opdat het leven hier nog zou kunnen voortbestaan.

Onze ouders waren vóór en tijdens de oorlog geboren. Hun oorlog, dat waren geëxecuteerde jongens, van wie de lichamen in het dorpscentrum voor het schoolgebouw in de sneeuw werden gelegd zodat iedereen ze zou zien, zodat de familieleden van deze jonge opstandelingen hun tranen niet zouden kunnen inhouden – en dan zou er iemand van hen doodgemarteld worden, en de rest weggevoerd. Verre en dichte verwanten gelijk, de hele familie, het hele dorp.

Hun oorlog, dat waren oudere broers die naar de oorlog waren vertrokken, en van wie er slechts een foto is overgebleven, een piepklein fotootje. De eerste dagen op Pools grondgebied, de eerste dagen op Tsjechisch grondgebied en in Koningsbergen.

Ze wilden er niet over praten. Ze wilden het er met niemand over hebben – zelfs zij die erbij waren geweest, die gevochten hadden en levend waren teruggekeerd. Wij, hun kinderen, ervoeren de oorlog als een soort film, als een “spelletje oorlog”, in onze jeugd speelden we vaak “oorlogje” buiten, en later, toen we groot waren geworden, kochten we speelgoedwapens voor hun kleinkinderen, onze kinderen. Het was gewoon een spel voor ons.

Kwestie van tijd

Mijn generatie heeft als kind geen oorlog gekend, tijdens onze kindertijd was de oorlog beperkt gebleven tot televisie en het grote scherm – de populaire Poolse serie Vier tanksoldaten en een hond, de partizanen en de Duitsers. De veteranen die op school werden uitgenodigd, de ceremoniële pionierengroet, de kransneerleggingen, de eeuwige vlam, de ‘overwinningsdag’ op 9 mei. We dachten dat er altijd vrede zou zijn, dat de oorlog ergens in het verleden was gebleven en in onze tijd zich alleen nog op afstand, op onbekende, verafgelegen plekken afspeelde. We hadden het mis. Oorlog was een kwestie van tijd, de oorlog om onze vrijheid en onafhankelijkheid was slechts een kwestie van tijd, hij drong de jeugd van onze kinderen binnen en zaaide dood om zich heen. De barbaren uit het noorden waren gekomen om ons allemaal te doden. Ons, onze ouders, onze kinderen en de kinderen van onze kinderen.

Al die vermoorde en verminkte kinderen. En ongeboren kinderen van ouders die er niet meer zijn. Hun mama en papa kwamen om in het puin van een stad die er niet meer is, ze kwamen daar om tijdens hevige, bloederige gevechten in het oosten en in het zuiden van ons land, terwijl ze ons in de rangen van het Oekraïense leger verdedigden. Hun mama en papa waren nog zo jong, ze hadden elkaar nog niet eens ontmoet – ze hebben daar niet eens de kans toe gekregen. Door die vervloekte oorlog.

Wanneer het geluid van het luchtalarm afgaat in de kindercrèches, worden de kindjes naar de hoofdgang gebracht – ze worden wakker gemaakt, nog suf van de slaap worden ze aangekleed en naar die gang begeleid. Wanneer het geluid van het luchtalarm weerklinkt, zijn er geen lessen meer op school, er wordt niet meer onderwezen, iedereen loopt naar beneden. Naar de schuilplaats, die vroeger gewoon een kelder was. En als er geen kelder of ingerichte schuilplaats voorhanden is, dan gaan de schoolkinderen naar de gang – de “regel van de twee muren”, weet je wel, die je overlevingskansen vergroot bij een projectielinslag. Of je hebt ook nog de badkamer met een badkuip om beschutting te zoeken, waar kinderen de nacht doorbrengen wanneer hun stad door bommen en raketten wordt bestookt. Onze kleinkinderen hebben in hun kindertijd al genoeg vreselijke dingen gezien en meegemaakt die absoluut geen enkel kind zou moeten zien of meemaken. Onze kleinkinderen zingen dat populair geworden deuntje: “We dronken water uit de radiatoren en vochten om in leven te blijven…”. Wij en onze kinderen hadden vroeger andere liedjes gezongen. “Neem je noodrugzak mee, zoek de schuilkelder beneden op, blijf kalm…” waren woorden die wij niet kenden. “Aandacht! Luchtalarm!” was iets wat wij nooit hadden gehoord.

Oekraïne zal er altijd zijn

Demografen hebben verschillende benamingen voor wat ons in Oekraïne na de oorlog te wachten staat: sommigen spreken voorzichtig van een crisis of van een demografisch dal, anderen nemen dan weer onomwonden het woord “catastrofe” in de mond. Ik weet niet wie van hen het bij het rechte eind heeft. Wat ik wel weet, is dat onze ouders kinderen van de oorlog waren, en het feit dat ik nog steeds leef en deze woorden kan neerschrijven, betekent enkel nog dit – het leven zal doorgaan; wij, Oekraïners, onze kinderen, onze kleinkinderen, onze achterkleinkinderen en de achterkleinkinderen van onze achterkleinkinderen – we zullen voortleven. Oekraïne was, is en zal er altijd zijn.

Deze tekst werd uit het Oekraïens vertaald door Roman Nesterenco.