Direct naar artikelinhoud
AnalyseOnderwijs

Gaat minister Ben Weyts te ver in zijn pogingen om grip te krijgen op het onderwijs? ‘Hij tast constant de grenzen af’

Onderwijsminister Ben Weyts op bezoek in een klasje.Beeld Benny Proot

Met de aanstelling van zijn kabinetschef Katrien Bonneux als nieuwe hoofdinspectrice laadt Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts alweer de verdenking op zich: gaat N-VA te ver in haar poging om grip te krijgen op het Vlaamse onderwijs?

In de nacht van 20 augustus 1968 rollen Russische tanks de Tsjechoslovaakse hoofdstad Praag binnen. Samen met de andere landen van het Warschaupact, de communistische tegenhanger van de NAVO, maken ze abrupt een einde aan de Praagse Lente. De periode van openheid is voorbij.

Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) verwijst regelmatig naar de Praagse Lente om de critici van zijn beleid duidelijk te maken wat er bij de verkiezingen op 9 juni op het spel staat. Als we niet opletten, worden alle verworvenheden waar hij en N-VA de afgelopen jaren zo hard voor gestreden hebben, weer teruggedraaid. Dan duikelt de kwaliteit van het onderwijs verder de dieperik in.

Monddood

De metafoor is tekenend voor de rol die Weyts zichzelf toedicht. Al decennialang gaat het Vlaamse onderwijs in zijn ogen gebukt onder het juk van de onderwijskoepels, die te veel bepalen wat er op het schoolbord wordt geschreven. Dat de onderwijskwaliteit daalt, is het resultaat van hun ‘pretpedagogie’, waarbij de overdracht van kennis niet meer belangrijk is.

Dat wil Weyts tot elke prijs vermijden, maar daarbij heeft hij zich verdachtmakingen op de hals gehaald. Zeker nu de Vlaamse regering zijn kabinetschef Katrien Bonneux aanstelde als inspecteur-generaal van de Onderwijsinspectie. Zij kwam samen met een andere kandidaat uit een externe selectieprocedure. “Uiteindelijk heeft gewoon de beste persoon de job gekregen”, klinkt het op het kabinet.

Is dat zo? Of past de aanstelling in een bredere strategie van N-VA om grip te krijgen over wat er in de klas wordt geleerd? Toen de vorige inspecteur-generaal Lieven Viaene onlangs uithaalde naar Weyts, omdat die de inspectie monddood zou hebben gemaakt, antwoordde Weyts dat de inspectie nu eenmaal onderdeel is van zijn administratie. “Als hij zelfstandig wil worden, kan hij een winkel of een kapperszaak beginnen.”

De onderliggende vraag is hoever een minister kan gaan in het sturen van wat inspecteurs controleren in scholen. Wie het N-VA-programma over onderwijs leest, stelt namelijk een etatistische tendens vast: de overheid financiert het onderwijs, en moet dus ook kunnen bepalen wat er in dat onderwijs gebeurt. “Wij passen artikel 24 van de Grondwet aan”, staat er in het programma. Dat is het artikel dat de vrijheid van onderwijs regelt.

Die vrijheid wil N-VA restrictiever formuleren, zodat ze “niet langer een argument kan zijn wanneer objectief wordt vastgesteld dat de kwaliteit van onderwijs onder grote druk staat”.

Maar waar eindigt de macht van een minister en begint de vrijheid van onderwijs? N-VA houdt daar een totaal andere visie op na dan de koepels. En zeker ‘de Guimardstraat’, de hoofdzetel van het Katholiek Onderwijs.

Dat is de reden waarom de koepel in 2021 naar het Grondwettelijk Hof trok tegen de nieuwe eindtermen in de tweede en derde graad. Volgens de Guimardstraat waren die veel te strikt en lieten ze te weinig ruimte voor eigen invulling. Ze haalde haar slag thuis.

Meer succes had Weyts dan weer met de invoering van de Vlaamse centrale toetsen. Die maken het mogelijk om de kwaliteit van het onderwijs te monitoren. De afspraak met de onderwijswereld luidt dat scholen die onder de lat gaan een sterkere begeleiding krijgen. Al zou Weyts nog verder willen gaan. Nu zijn er enkel toetsen voor Nederlands en wiskunde. “Daar willen we ook nog andere vakken, zoals talen, aan toevoegen”, zegt zijn kabinet.

Grenzen aftasten

Ook zou Weyts scholen die goed scoren willen belonen: wie de grootste leerwinst boekt bij leerlingen, zou meer vrijheid krijgen in de aanwending van de overheidssubsidies. Nu zijn die middelen ‘gekleurd’, en mogen ze alleen aan bepaalde domeinen - bijvoorbeeld ICT - uitgegeven worden. Maar of dat zal lukken? Het huidige compromis met het onderwijsveld is al behoorlijk wankel.

“Je voelt dat Weyts constant de grenzen aftast van wat de overheid kan en mag doen in het onderwijs”, zegt onderwijsexpert Dirk Van Damme. “Op zich is het een sterke verdienste van N-VA dat de kwaliteitsdaling van het onderwijs bovenaan op de politieke agenda werd gezet. Maar toen hij eraan begon, miste Weyts de finesses van het onderwijs. Hij moest vaststellen dat de mogelijkheden om in te grijpen beperkt waren.”

Volgens het kabinet-Weyts moeten we naar “een andere relatie tussen overheid en scholen”. De vrijheid van onderwijs behoort aan scholen toe, klinkt het, en niet aan machtige koepels.

“Wij willen meer outputcontrole, dat klopt. Maar is dat zo etatistisch? Wist u dat Vlaanderen zowat de laatste Europese regio was die nog geen centrale toetsen had? Onze onderwijskwaliteit daalt al twintig jaar en dat is lang genoeg vergoelijkt geweest.”