Direct naar artikelinhoud
EssayJonathan Holslag

Het grootste probleem voor India is dat het geen degelijke weg naar de zo verlangde welvaart kan verzinnen

Essay HolslagBeeld Wouter Maeckelberghe, NYT

Nu India naar de stembus trekt − de verkiezingen zijn op 20 april begonnen en nemen zeven weken in beslag − wordt het reusachtige land opnieuw gewikt en gewogen. Jonathan Holslag ziet vooral nog veel werk aan de winkel als het land een wereldmacht wil worden van het niveau van buurland China.

Transformeert ­India tot het nieuwe China? Het is een vraag die veel Indiërs vervloeken en die bij kenners vaak een monkellach ontlokt. En toch komt me die vraag ontzettend vaak ter ore: bij zakenmensen op zoek naar winst en strategische planners op zoek naar kansen om China in toom te houden.

India is de snelst groeiende grote economie ter wereld en de extreemste vormen van armoede komen er tegenwoordig minder vaak voor. Daartegenover staat echter dat de ongelijkheid snel toeneemt. Bijna de helft van de Indiërs hangt ook nog steeds af van kleinschalige landbouw en de toestand in die sector is dikwijls uitzichtloos. India creëert nog steeds te weinig banen. Slechts 23 procent van de Indiërs heeft een formele, bezoldigde baan en dat aandeel groeit nauwelijks. Een derde van de hoogopgeleide jonge Indiërs zit zonder werk.

Op economisch vlak kunnen we dus alvast bondig zijn: neen, India is niet op weg om het nieuwe China te worden. De belangrijkste zwakke plek in die vergelijking betreft de Indiase industrie. Die is negen keer kleiner dan de Chinese en de afgelopen twee jaar bleef de Chinese industrie ook sneller groeien. Nochtans is de industrie traditioneel een belangrijke motor voor groei, voor tewerkstelling in de steden, voor innovatie en voor de export. De Indiase eerste minister, Narendra Modi, bevestigde dat ook. ‘Make in India’ luidt zijn motto.

Toplaag

Zeker, bedrijven als Apple beginnen producten als telefoons en laptops in India samen te stellen, maar enkele zwaluwen maken nog geen zomer. De buitenlandse investeringen in de Indiase industrie klommen de voorbije jaren met ongeveer 80 miljard dollar; in China en Zuidoost-Azië was dat vier keer zoveel. Als er bij grote investeerders al een plaats profiteert van de twijfel over China, dan is dat vooral Zuidoost-Azië. Wat India parten speelt, is de Chinese overcapaciteit. Net als zowat de hele wereld, wordt ook India overspoeld door Chinese goederen. In veel sectoren is het goedkoper om India te bevoorraden vanuit China, dan dezelfde dingen in India te vervaardigen, ook al liggen de lonen er veel lager.

Sommige economen blijven optimistisch. India hoeft het pad van China helemaal niet te volgen, klinkt het, want het zit op zijn eigen groeipad. Vaak wijzen zij dan naar de tomeloze consumptie als motor voor de groei, maar ook al groeit de consumptie in China traag, zij groeit in absolute cijfers in India nog veel trager.

De consumptie van de gezinnen kampt in India ook met grotere ongelijkheid. De ongelijkheid is vandaag groter in India dan in China en zelfs groter, zo leert een recent onderzoek van onder andere Nitin Kumar Bharti, dan tijdens de Britse overheersing. Het is vooral de gegoede toplaag die erop los spendeert, maar die middenklasse blijft in India relatief klein.

Tergend langzaam

Een ander aspect waarin India een positief verschil lijkt te maken, is digitaal betalen. Hoe meer digitale transacties, hoe beter India in staat zou zijn om een eigen nieuw groeimodel na te streven, een groeimodel dat minder afhankelijk zou zijn van harde infrastructuur, zoals spoorwegen en havens, en meer van zachte infrastructuur, zoals digitale netwerken en handel. Het aandeel van digitale betalingen is inderdaad snel geklommen. Aan alle fruitstalletjes in India kun je nu bijna met de telefoon betalen. Dat laat de overheid ook toe om beter toezicht te houden. Toch blijft het aandeel van digitale transacties beperkt tot slechts 46 procent, tegenover 80 procent in China.

Tergend langzaam
Beeld NYT

Ook de veronderstelling dat een meer gedigitaliseerde economie India zou toelaten om de fase van industrie en harde infrastructuur over te slaan, wringt met de werkelijkheid. Ook al betaal je met de telefoon, je moet de handelswaar nog steeds op de juiste plek krijgen. En daar blijft het schoentje wringen. Het transport tussen de Indiase deelstaten verloopt nog altijd tergend langzaam en het transport binnen de deelstaten blijft ook steken in een lage versnelling. Transport in India is veel duurder en eigenlijk helemaal niet aangepast aan de groeiende bevolking. Dat is bijvoorbeeld voelbaar in de voedingssector. Ongeveer 20 procent van de landbouwopbrengst gaat verloren door slechte logistiek en gebrekkige opslag.

Het beeld van een specialisatie waarbij India de diensten voor zijn rekening neemt en China de industrie, strookt eveneens steeds minder met de realiteit. India kan inderdaad bogen op een sterke informaticasector. Maar India boet marktaandeel in op… wederom China. Was de Indiase uitvoer van informaticadiensten tien jaar geleden nog ruim twee keer zo groot als de Chinese, dan was de Chinese uitvoer in die cluster vandaag even groot. Ondanks het weerwerk van het Westen tegen bedrijven als Huawei, Alibaba en TikTok overklassen Chinese merken steeds meer de Indiase. De Aziatische toekomst in de informaticatechnologie wordt dus steeds meer uitgetekend in steden als Shanghai en Shenzhen, eerder dan in Hyderabad en Chennai.

Steenkool weer in de lift

Zon, dan? Als voorzitter van de G20, een informele groep van twintig machtige landen, verbond India zich vorig jaar aan zeer ambitieuze klimaatdoelstellingen en zwoer het mee een leider te worden op het vlak van zonne-­energie. Hernieuwbare energie vult vandaag 22 procent van de totale energiebehoefte in het land in. Dat is ongeveer evenveel als in de Europese Unie. Maar de inspanning kwakkelt. In 2022 installeerde India nog voor 13,4 gigawatt aan zonnepanelen; in 2023 slechts voor 7,5 gigawatt.

Steenkool lijkt opnieuw de bovenhand te halen. Die brandstof staat nu garant voor bijna de helft van de opgewekte energie. India’s steenkoolcentrales zijn relatief oud en slechts een kleine minderheid beschikt over roetfilters. Het aantal vroegtijdige doden als gevolg van de uitstoot van kolencentrales wordt geschat op 70.000 per jaar. Vorige week kondigde de minister van Energie echter aan dat de capaciteit van steenkoolcentrales de komende vijf jaar met liefst een kwart omhoog moet. “Mijn vertrekpunt is dat ik onze economische groei niet in het gedrang wil brengen”, verklaarde hij. Om zonne-energie betrouwbaar te maken heeft India behoefte aan betaalbare opslagcapaciteit en die is er nog niet.

Supporters van de Congrespartij in deelstaat Assam, India.Beeld AP

Ook de Indiërs zelf zijn niet onder de indruk. Tijdens een recent verblijf in het land viel het me steevast op hoeveel gesprekspartners vol hoop waren over de toekomst, maar benadrukten dat het leven snel duurder werd. Een interessante bron voor de publieke opinie is een peiling bij meer dan 30.000 Indiërs onder de naam Mood of the Nation. Die geeft aan dat ongeveer 60 procent wel te spreken is over het leiderschap van Narendra Modi, maar ook dat minder dan 50 procent positief is over zijn economisch beleid en minder dan 40 procent positief over de toestand van de economie. Amper 34 procent verwacht dat het de ­komende tijd beter al worden.

Mijnheer Modi en zijn partij, de BJP, hoeven zich alvast geen zorgen te maken over de verkiezingsuitslag in juni. Zowat alle analisten en peilingen bevestigen dat hij als overwinnaar uit de bus zal komen. Maar het Indiase groeimodel dat hij de voorbije jaren promootte, kampt met ernstige tekortkomingen. Als er al een specifiek Indiaas groeimodel bestaat, dan blijft het kwetsbaar en vooral onvoldoende overtuigend voor de meeste Indiërs. Voorlopig is er ook geen indicatie dat het de wereld overtuigt. In de eerste negen maanden van vorig jaar daalde het aandeel van India in de wereldwijde buitenlandse investeringen. Ook in absolute cijfers ging India erop achteruit, sneller zelfs dan China.

Route is onduidelijk

In zijn nieuwe, overzichtelijke en goed gestoffeerde boek India. De onzichtbare gigant haalt journalist Gie Goris aan dat het niet de buitenlandse vijanden zijn, noch de binnenlandse oppositie of minderheden, die de Indiase toekomst in het gedrang brengen, maar een gebrek aan duidelijkheid en wellicht ook verbeelding van wat de toekomst van het land zou kunnen zijn.

De verbeelding van de meeste jongeren is op zich wel duidelijk, namelijk rijk genoeg worden om te kunnen trouwen om een huis te kopen en zich in enige mate te kunnen spiegelen aan de waanzinnige weelde van de top. Ondanks alle religie is India een erg materialistisch land. We kunnen discussiëren over de wenselijkheid van die doelen, maar we kunnen er niet omheen dat dit de dominante doelen zijn.


Het grootste probleem voor India is dat het geen degelijke weg naar die welvaart kan verzinnen. De Chinese weg via veel investeringen, uitvoer en industrie lijkt tot nog toe voor India dood te lopen. De Indiase weg van binnenlandse consumptie, diensten en digitale technologie brengt de grote massa hoegenaamd niet dichter bij de verhoopte voorspoed. Het is nog onwaarschijnlijker dat ­Narendra Modi’s andere pad, dat van haat­dragend religieus fanatisme, dat wel ooit zou doen – al wordt vooral dat dwaalspoor door steeds meer jonge Indiërs gevolgd.