Direct naar artikelinhoud
Tien bekende Nederlanders vertellen met passie over hun favoriete woord
Nederlandse taal

Tien bekende Nederlanders vertellen met passie over hun favoriete woord

Van ‘amberdrift’ tot ‘hompiekurken’: tien talige Nederlanders over hun favoriete woord.

Babs GonsBeeld Angela Tellier

Babs Gons, Dichter des Vaderlands

‘Toch’

We dromen er allemaal van
telefoongesprekken
die niet hebben plaatsgevonden
niet verstuurde brieven
on-uitgeschreeuwde zinnen
ons niet achterna geroepen

Ik hield toch van je
Je bent toch niet ziek
Je hebt toch gewonnen
Je bent toch welkom

(Uit het zomerdagboek van Babs Gons, 2023)

“Ik vraag mezelf elke paar jaar af wat ik nou echt een mooi woord vind. Dan gaat het vaak om de klank. Daarom vind ik ‘charme’ en ‘chic’ mooi. Bij het woord ‘toch’ gaat het niet om de klank, maar om de kracht en het gebruik ervan. Het is vaak is een hoopvol woord. We hebben het toch nog gered: er zit een soort kans in. Ik vind het leuk dat je toch bent gekomen.

De titel van mijn dichtbundel is Doe het toch maar. Dat motiveert mensen. Als je zegt: ‘doe het maar’, dan klinkt het pusherig. Als je zegt: ‘doe het toch maar’, dan geef je een extra validatie of duwtje. Je doet iets ondanks de realiteit. ‘Toch’ hou ik heel veel van je. Ondanks alles, of misschien dacht je van niet. Maar toch is het zo. Je kunt het heel mooi gebruiken om toch nog iets waar te laten worden.

‘Toch’ kan trouwens ook een heel lelijk woord zijn als het qua betekenis de andere kant op wipt. We willen je toch niet: dan is het extra jammer.

‘Toch’ is ook echt een Nederlands woord. In het Engels kun je ‘yet’ of ‘anyway’ zeggen, maar dat heeft een andere lading. Het klinkt ook lekker Nederlands, met die harde ‘ch’. Het is heel moeilijk uit te leggen aan mensen die Nederlands leren hoe je ‘toch’ in een zin gebruikt. ‘Kom maar niet’ en ‘kom toch maar niet’ zijn anders. Bij het laatste gaan we iets afzeggen of veranderen. Dan betekent het ‘bij nader inzien’. Dat vind ik mooi, verschillende betekenissen in één woord. Zelf gebruik ik ‘toch’ graag in de betekenis van ‘op het nippertje ontsnappen aan iets negatiefs’. De deur is al bijna dicht, maar hij gaat toch weer open.”

Mira Feticu

Mira Feticu, schrijver en dichter

‘Troost’

“Twee jaar geleden verloor ik mijn man. Troost is het woord dat me de laatste twee jaar warm houdt, als een dekentje in de winter of op koude middagen. Een woord dat schaduw en licht in zich houdt, verdriet en hoop. Ik houd me vast aan de hoop die het woord geeft.

Vergilius noemde Dante ‘mijn trooster’. Ik geloof ook in zelftroost, want troost moet je willen. Eerst moet je troost accepteren, je moet uit je eigen pijn willen ontsnappen. In zijn algemeenheid is de dood niet eng, want je houdt afstand. Maar als de dood onverwacht en abrupt je leven binnenkomt, heb je troost nodig. Als je pijn lijdt, heb je woorden nodig om je pijn te beschrijven en troost te zoeken. Troost is een woord dat een heel leven lang met je mee kan lopen.”

Philip Freriks

Philip Freriks, journalist en oud-presentator van Het Groot Dictee der Nederlandse Taal

‘De ijzeren weg’


“Als het gezellig wordt aan tafel en de glazen opnieuw zijn gevuld, wil ik nog wel eens beweren dat ik tussen de rails geboren ben. Als kind van het spoor, zoals je in vervlogen tijden met de helm ter wereld kwam. Met wieg en al op de ijzeren weg.

Mijn opa was bij het spoor, mijn oom was bij het spoor en mijn vader was bij het spoor. Met z’n allen waren we onderdeel van de grote spoorwegfamilie, een soort ridderstand met zijn eigen hiërarchie en samenhorigheden. Een hertogdom van spoorhazen, zoals de geuzennaam luidt die ze zichzelf hebben toegedicht.

De liefde voor het spoor heb ik dus van huis uit, maar je moet haar niet overdrijven. Ik doe niks met speelgoedtreintjes en ben ook geen treinspotter. Dat komt door mijn vader die een hekel had aan dat soort hobbyisten. Waarschijnlijk omdat ze het vaak beter wisten dan hijzelf. Maar ik zal niet ontkennen dat ik een voorliefde heb voor reizen per spoor. Geen fijnere werkplek dan de trein. Terwijl het landschap voorbijschiet met de blik op oneindig je stukkie tikken. Mooier kan het niet, op de ijzeren weg.”

Sholeh RezazadehBeeld Frank Ruiter

Sholeh Rezazadeh, schrijfster van De hemel is altijd paars en Ik ben een berg die op me wacht

‘Lichaam’

“Mijn lievelingswoord is ‘lichaam’. Als ik een woord tegenkom, ben ik nieuwsgierig naar de etymologie, oorsprong en ontwikkelingen ervan, alsook de elementen waaruit het samengesteld. Een woord spreekt mij bijzonder aan wanneer zowel de oorsprong als de samenstellende delen fascinerend zijn. ‘Lichaam’ is zo’n woord.

Het is een samenstelling van ‘lijk’ en ‘haam’. Het woord betekent dus ‘vleselijk omhulsel’. Dit vind ik poëtisch. Met ‘omhulsel’ moet ik denken aan iets kostbaars en kwetsbaar dat daaronder verborgen ligt, iets dat belangrijker en anders is dan hoe het op het eerste gezicht lijkt. Door dit woord moet ik dan juist denken aan ‘geest’, ‘ziel’ of wat essentieel en kern is, iets wat wordt beschermd. Iets wat niet makkelijk zichtbaar of kenbaar is door dat ‘omhulsel’ en belangrijker is dan dat ‘vlees’.”

Nelleke Noordervliet

Nelleke Noordervliet, schrijfster, Trouw-columniste en beschermvrouwe van het Gezelschap van Geadopteerde Vergeetwoorden van radio-programma De Taalstaat

‘Maar’

“Het Nederlands heeft veel kleine multifunctionele woorden. Dus, ook, er. Ik heb een zwak voor het woord ‘maar’. Als je ‘maar’ hoort komt er een tegenwerping, wijs je het voorgaande ten dele af, teken je bezwaar en beroep aan, weet je het weer beter. Het is het signaalwoord voor een discussie. Het leidt de revolte in. Zeg je met nadruk ‘Máárrr...!’ dan beginnen de schouders van het publiek al te hangen. Ja hoor, er zullen wel weer bezwaren zijn. Het mag zeker weer niet. De vlieger gaat natuurlijk niet op. Of het is omgekeerd: je denkt dat je gezakt bent ‘maar’ de examinator haalt de hand over het hart. Maar brengt zuur, en maar brengt zoet.

Tegelijkertijd is ‘maar’ een woordje voor verontschuldiging en lichte teleurstelling. Tegen de bedelaar die om een eurootje vraagt zeg je: ‘Ik heb alleen maar een briefje van vijftig!’ Waarop hij antwoordt: ‘Nou, geef die dan maar.’ Wie in zijn teksten graag alle kanten van een probleem wil belichten ontkomt niet aan ‘maar’. Soms zijn het er te veel. Ik gebruik de zoekfunctie regelmatig om ‘maren’ uit mijn tekst te zeven.

Tegenspraak en verontschuldiging zijn de kenmerken van een goed twistgesprek. Ja, maar... Niks te ‘ja-maren’!”

Frits Spits

Frits Spits, presentator van De Taalstaat

‘Avondrood’

“Het beeld dat opdoemt als ik dit woord lees of hoor is dat van oneindigheid. De avond die valt, maar ook het rood dat belooft dat een nieuwe dag aanstaande is. De zee van tijd die begin noch einde kent, maar in haar eindeloze deining het leven meevoert van donker naar licht en weer terug. Het woord is kleurrijk. Avond maakt het rood roder. Ook is het muzikaal. Mooie ronde klinkers. Een woord dat klinkt als een lied.”

Ton den Boon

Ton den Boon, hoofdredacteur van de Dikke Van Dale

‘En’

“Als het op mooie woorden aankomt, is onze woordenschat een ware goudmijn. Je kunt er elke dag een nieuw lievelingswoord opdelven. Vandaag is het ‘aanminnig’ (vanwege de betekenis), gisteren was het ‘falderappes’ (vanwege de klank) en morgen is het misschien ‘zaaiaarde’ (vanwege het woordbeeld). Mijn trouw aan zo’n woord duurt hooguit een etmaal. Ik beken het maar meteen: op lexicaal vlak ga ik dagelijks vreemd. Elke volgende dag is er weer een nieuw lievelingswoord.

Gelukkig is er altijd mijn oude trouwe favoriet. Niet toevallig is dat een van de meest verbindende woorden in onze taal: en. ‘En’ is een doodgewoon woord. Het is ook een bescheiden woord: het richt nauwelijks de aandacht op zichzelf. In dat opzicht lijkt het op zijn tegenhanger: of.

Waarmee het trouwens wel meer gemeen heeft: net als ‘of’ verbindt ‘en’ onze woorden tot woordgroepen, onze zinsdelen tot zinnen, onze zinnen tot verhalen. Zelfs als woorden ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben of zelfs elkaars tegenovergestelde tot uitdrukking brengen, weet ‘en’ ze toch met elkaar te verbinden. Maar wat misschien wel het mooiste aan ‘en’ is: wie dit woord zegt of schrijft, zet nooit een punt achter zijn taalgebruik. ‘En’ houdt namelijk altijd de belofte in van een volgend woord.”

Joost OomenBeeld Liz van den Akker

Joost Oomen, theatermaker, schrijver en dichter van o.a. Lievegedicht en Het Perenlied

‘Hompiekurken’


“Dit fantastische woord stamt uit de negentiende eeuw, maar het raakte pas echt in zwang toen dichteres Fritzi Harmsen van Beek met haar geliefde Remco Campert in de bouwvallige villa Jagtlust woonde. In die kunstenaarscommune avant la lettre werd in de jaren vijftig en zestig heel wat gedronken, gerookt, gefeest en gehompiekurkt: geneukt dus. Zoals veel mooie woorden, viezelevozen en bijslapen bijvoorbeeld, is ook hompiekurken een synoniem voor vrijen.

Ik vind het een te gek woord omdat het heel vrolijk is, het heeft ook iets kneuterigs met die kurk en dat hompie, iets jaren zeventigs. Je kunt de taal der liefde natuurlijk opblazen, er gewichtige woorden aan geven. Maar je kunt ook zeggen: hompiekurken hoort bij het leven en we doen het gezellig met elkaar. De afwas, hompiekurken, en daarna nog een blokje om.

Het woord past in die vreemde mengelmoestaal van Harmsen van Beek die hele chique, soms oubollige woorden naast volkstaal zette. De Poezieboys, twee van mijn beste vrienden, hebben nog een voorstelling over haar gemaakt: Fritzi. En tijdens corona hebben we in een baldadige bui ingebroken in de tuin van Jagtlust, tegenwoordig op Google Maps te vinden als Jagtlust Holding BV. Helaas mochten we geen kijkje nemen in het huis waarin al die kunstenaars indertijd na het hompiekurken en drinken hun roes lagen uit te slapen.”

Spinvis.Beeld Jörgen Caris

Spinvis (Erik de Jong), muzikant

‘Amberdrift’


“Amberdrift is een jargonwoord uit de theaterwereld. Het is een theaterlamp met wit licht, en als dat zachter wordt en dimt, dan wordt het amberkleurig. Ik hoorde het technici ooit roepen tijdens een repetitie: meer amberdrift! Prachtig, dacht ik toen. Het slaat op een verloop, het drijven van de ene kleur naar de andere.

Ik hou erg van jargon. Het vormt een wereld in een wereld. Je hebt de taal die we allemaal delen, en daarbinnen heb je kleine wereldjes met eigen taal. Misschien werkt het als een code, zodat mensen elkaar daaraan herkennen. Als je ‘amberdrift’ roept, dan weten theatertechnici meteen dat je één van hen bent.

Ik hou trouwens ook erg van het woord ‘olijk’, want de klank heeft de betekenis al in zich. Ik zie gelijk een rond mannetje voor me. Het is vrolijk en het heeft iets ondeugends.

Als taal om in te zingen kies ik bewust voor het Nederlands. Het is niet een heel muzikale taal, met harde k’s en g’s. De klemtoon zit altijd verkeerd. Daardoor ga je meer houden van het puzzeltje, om het goed te laten klinken, zodat het echt spreektaal wordt. Als dat lukt in het Nederlands, kom je bij luisteraars binnen op een andere verdieping dan je in het Engels zou doen. De verdieping waarop je boodschappen doet, de liefde verklaart en met je kinderen en ouders praat. Mensen kunnen zelf betekenis geven aan mijn liedjes. Dat vind ik leuk.”

Aysha de Groot (Meis)Beeld Félice Hofhuizen

Meis (Aysha de Groot), muzikant

‘Cadansje’

“Op de wc hebben wij een muur waar al het bezoek zijn lievelingswoorden op moet schrijven. Mijn favoriet is ‘cadansje’. Hoewel ik doorgaans juist de kriebels krijg van de Nederlandse gewoonte om elk woord onnodig te verkleinen, is de verkleining voor mij hier juist wat het woord zo mooi maakt. De dans zit niet alleen in de betekenis, maar ook echt in de klank en het metrum van het woord. Het maakt het zwaardere, repetitieve gedreun waar ‘cadans’ voor staat, speelser en lichter. Door het te verkleinen wordt de waarde zachter en krijgt het een hele andere betekenis. Als je het uitspreekt gaat de toon omhoog in plaats van dat het hard omlaag valt. Ik wíl het woord haast dansen en denk dat als ik een woord zou zijn, het ‘cadansje’ was.”