Direct naar artikelinhoud
Politiek maakt zich los van bestuur én burger
Column

Politiek maakt zich los van bestuur én burger

De legendarische Friese Kamervoorzitter Anne Vondeling schreef een halve eeuw terug: ‘De publieke zaak is een zaak van het publiek. De openbare zaak is - natuurlijk - openbaar’.

Hoe natuurlijk ook, in onze parlementaire democratie wil het met de openbaarheid niet vlotten. De kabinetsvorming, de grootste steen des aanstoots, verloopt nog even ondoorzichtig als in de dagen van Vondeling. De vraag is of dat in deze tijd is vol te houden. De kloof tussen de roerige buitenwereld en de Haagse binnenwereld is vervreemdender dan ooit.

Daarbij gaat het zeker ook, maar niet alleen,om de groeiende afstand tussen de uitslag van de verkiezingen en de vertaling daarvan in regeermacht. In ons coalitiebestel kost dat net als in het liefdesspel van egels tijd en voorzichtigheid. Dat zou anders zijn in een stelsel van twee partijen of blokken. Dan weet je als kiezer nog op de verkiezingsavond wie heeft gewonnen en wie de nieuwe premier wordt.

Konijn uit de Haagse hoed

Vondeling wond zich er destijds over op dat na lang formeren ineens een onbekend konijn uit de Haagse hoed kwam als premier. In zijn dagen Jan de Quay, een Brabantse provinciebestuurder die tegen wil en dank het premierschap aanvaardde. Zoiets kan zich nu herhalen, mochten de formerende partijen zover komen.

De staatscommissie-Remkes deed in 2018 een (vergeefse) poging ons bestel op de rails van een twee-blokkensysteem te duwen. Zij stelde een gekozen informateur voor met als achterliggende gedachte dat de strijd om die positie het krachtenveld zou splitsen in twee blokken en duidelijkheid zou brengen.

Dat was ook al eens voorgesteld in Vondelings tijd en leek even kansrijk, maar het tij van verandering verliep snel toen de heersende machten zich na de culturele revolutie in de jaren zestig herstelden. De ironie is dat het doelwit van zowel de progressieve rebellen toen als de populistische uitdagers nu hetzelfde is. In die tijd werd het afgeschilderd als ‘het establishment’ of ‘het regentendom’, nu als ‘de elite’.

Je zou het de kracht van ons bestel kunnen noemen dat het spelers dwingt zich naar de wetmatigheden, zoals de geslotenheid van de machtsvorming, te voegen. Ik herinner me nog dat ik tijdens de formatie van 1994 aan D66-leider Van Mierlo vroeg hoe de radiostilte die ook hij braaf in acht nam, viel te rijmen met zijn streven naar openheid. Zijn reactie was dat het ‘nóg niet’ anders kon, maar dat hij de cultuur van binnenuit zou proberen te veranderen.

De geslotenheid is niet minder groot

In deze formatie voegen de formerende partijen zich schijnbaar ook naar de oude mores. De geslotenheid is niet minder groot dan in de dagen van Vondeling. Maar je ziet nu wel scherper waar de schoen echt knelt. Dat is niet zozeer op het punt van geslotenheid versus openheid, als wel in het ontlopen van politieke verantwoordelijkheid. Daardoor dreigen politiek en bestuur als het ware van elkaar los te raken.

Buiten gaat vooralsnog één politicus zijn eigen goddelijke gang, binnen werken twee niet gekozen figuren aan een bestuurlijk hoofdlijnenakkoord. Met het gezonde dualisme, dat het NSC van Omtzigt zegt na te streven, een kritische afstand tussen kabinet en parlement, heeft dat niets te maken. Dat brengt nog altijd een verplichtende betrokkenheid tussen de coalitiepartijen onderling mee.

Het programkabinet lijkt zo al bij voorbaat een legitimatie voor vrijblijvendheid. Precies daar school voor de christen-democraat Ab Klink de reden in de formatie van het kabinet-Rutte I met de PVV in een gedoogrol af te haken. Je kunt als coalitie niet tegelijk bruggen slaan en bruggen opblazen. Welke nieuwe Jan de Quay zou in zo’n riskante constellatie het Torentje willen binnentrekken?

De regeerakkoorden van de afgelopen decennia waren bestuurlijk een basis voor stabiliteit en continuïteit en in politieke zin ‘gestold wantrouwen’. De prijs was een hoge, in de zin dat deze akkoorden de blik naar binnen trokken en van de publieke zaak een Haagse zaak maakten. Met de toenemende moeizaamheid coalities te vormen is ook dat verschijnsel sterker geworden.

Zo min mogelijk binding

Deze ontwikkeling heeft afbreuk gedaan aan de leesbaarheid van de regering en aan haar democratische plicht voluit verantwoording af te leggen. Het bestuur vraagt nog altijd, meer dan ooit gezien de grote kwesties, om stabiliteit en continuïteit, maar de politiek is steeds moeilijker in staat de verantwoordelijkheid te nemen. Het programkabinet (als dat er komt) kun je als de uitdrukking zien van die ontwikkeling: zo min mogelijk binding.

Maar in dat perspectief past ook de val van het kabinet-Rutte IV, veroorzaakt door de VVD die de hitte van de keuken niet meer aan kon, net zozeer als de zachte landing van Rutte III over het toeslagenschandaal. Die momenten hebben van de publieke zaak niet als bij toverslag een zaak van het publiek gemaakt. Integendeel. Daar is leiderschap voor nodig, dat ook in het formerende viertal nog niet zichtbaar is.


Hans Goslinga schrijft elk weekend een beschouwing over de staat van onze politiek en onze democratie. Lees ze hier terug.