Direct naar artikelinhoud
Theodor Holman.
Theodor Holman

‘Daar, dat huis, met die oude mensen en dat jonge gezin, dat gaan we bombarderen!’

De iets oudere soldaat, hij was in de dertig, klom uit de vrachtwagen, nam afscheid van zijn kameraden, lachte om zijn jonge vriend – een jongen uit het noorden, die riep: “Tweede straat links is het bordeel!” – en liep even later door de geblakerde stad, die hij nauwelijks herkende.

Waar doen we het voor, vroeg hij zich af. En waar doen zij het om?

Hij stelde zich voor dat er iemand op een stafkaart zijn straat aanwees en zei: “Daar, dat huis, met die oude mensen en dat jonge gezin, dat gaan we bombarderen!”

Ach, het zou wel een afzwaaier zijn geweest. Maar toch…

Aan de andere kant voelde hij oprechte haat. Het liefst zou hij zich omdraaien en weer naar het front gaan om te vechten. En wat zou het als hij er het leven bij zou laten? Voordat hij zou sterven, kon hij er misschien twee of drie van hen meenemen de dood in. Dat is haat, dacht hij, dat je je eigen leven steeds onbelangrijker vindt om je vijand te kunnen doden.

Hij hoorde het luchtalarm afgaan en besloot gewoon door te lopen.

“Die vuile vieze teringkankergedachten die ik heb… Die moeten zij ook hebben. Maar wat hebben wij ze eigenlijk gedaan? Dat ik ze ondertussen haat, lijkt mij terecht. Maar dat zij ons haten… Waar slaat dat op?”

Hij dacht aan zijn Russische kennissen. Aardige jongens. En hij was nog naar bed geweest met Loedmilla. Mooie borsten, leuke kont, vurige kussen; stom dat het niets was geworden, maar voor hem durfde ze niet van haar man te scheiden. Haatte zij hem nu? Haar man in ieder geval wel, als hij het wist.

Opeens kwam hij David tegen, een oude schoolvriend die al een jaar in de loopgraven had gelegen.

“Waar luister je naar?” David had oortjes in.

“Naar een podcast over Israël… Ik wil naar Israël om daar te vechten. Ze willen dat Israël verdwijnt. Ik wil dat niet!” Z’n stem klonk ferm.

“Ga je dan niet meer voor ons land vechten?” vroeg hij.

David haalde zijn schouders op.

“Ik heb geen overweldigende sympathie voor Joden gevoeld bij mijn kameraden. Ik redde levens van jongens die op me neerkeken… en zij redden mijn leven. Ook waar. Maar hun vooroordelen waren niet in mijn voordeel.”

De jongens haalden bijna gelijktijdig hun schouders op.

“Oorlog is…” David zweeg en zei: “Kom, laten we samen drinken. Wie weet waar we volgend jaar zijn.”

Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees alle columns van Theodor Holman terug.

Reageren? t.holman@parool.nl.