Direct naar artikelinhoud
Atletiek

Wel of niet naar Parijs? Vijf vragen over het WK estafette

Wel of niet naar Parijs? Vijf vragen over het WK estafette
Beeld colourbox

Meer nog dan om wereldtitels draaien de WK estafette dit weekend om olympische kwalificatie. Vijf vragen over dit cruciale atletiekevenement.

Het outdoorseizoen van Femke Bol is dit olympische jaar op Curaçao begonnen. Dat heeft alles te maken met de ook aan die kant van de aarde georganiseerde WK estafette. Ze liep tijdens het lokale SprintFest de 100 meter in 11,47 seconden. Zo snel was de wereldkampioene op de 400 meter horden nog nooit. Het is een mooie opmaat naar het belangrijkste weekend voor de Nederlandse atletiek in de aanloop naar de Spelen.

1. Wat staat er op het spel?

Het motto van de WK estafette – officieel World Relays – is ‘jaag de zon na’. Uiteraard schuilt daar een knipoog in naar de locatie: het evenement vindt op 4 en 5 mei plaats op de Bahama’s. Maar de boodschap aan de deelnemers is ook om voor het hoogst haalbare te gaan. Of zoals de organisatie het stelt: ‘de zon is een symbool van energie, positiviteit en het streven naar uitmuntendheid’.

Waar dat toe kan leiden, blijkt uit de andere slogan ‘van paradijs naar Parijs’. Voor de estafetteploegen is dit het cruciale kwalificatiemoment voor de Spelen. Behalve wereldtitels staan in Nassau vrijwel alle olympische startbewijzen op het spel.

Op zaterdag zijn de voorrondes. De nummers één en twee van iedere race (heat) plaatsen zich voor de WK-finale én automatisch ook voor de Olympische Spelen. De andere atleten wacht een herkansingsronde op zondag, waarin opnieuw in iedere heat twee tickets voor Parijs te verdienen zijn.

Zo worden er dit weekend – per estafetteonderdeel – in totaal veertien teams geselecteerd. In Parijs mogen straks zestien landenploegen meedoen. De laatste twee olympische plekken worden op 1 juli vergeven, op basis van de beste seizoenstijden.

2. Waarom is er een apart WK voor estafetteteams?

In maart werden er nog mondiale medailles uitgereikt in Glasgow, afgelopen augustus al in Boedapest. De atletieksport kent verschillende WK’s. Natuurlijk zijn er de indoor en outdoor kampioenschappen. Maar sinds 2014 is er ook een speciaal tweejaarlijks estafettetoernooi.

Lamine Diack, de toenmalige president van de wereldbond, vond het mooie reclame voor de sport. “Estafettes zorgen voor spektakel.” Ook de incourante 4x200, 4x800 en 4x1500 stonden aanvankelijk op het programma. Tegenwoordig alleen de 4x100 en 4x400.

Er komen 893 sporters uit 54 landen. Nassau was ook het decor van de eerste drie WK’s estafette. Sebastian Coe, de opvolger van Diack: “De World Relays zijn als een religie in dit deel van de wereld”.

3. Hoe groot zijn de Nederlandse kansen?

Er zijn recente primeurs. Dat is zeer bemoedigend. Nederland is tegenwoordig op de 4x400 een factor van belang. Zo won het nationale vrouwenkwartet afgelopen zomer onder leiding van Bol goud – als eerste Nederlandse estafetteploeg ooit op een ‘normaal’ WK. De mannen presteerden hetzelfde op de laatste WK estafette in het Poolse Silesia, al waren daar niet alle toplanden aanwezig vanwege de coronapandemie. Op de laatste Spelen in Tokio pakten ze zilver.

In Japan was ‘Team NL’ met een recordaantal van vijf teams vertegenwoordigd. Dat is nu ook het doel van de Atletiekunie. Maar vooral op de 4x100 (mannen en vrouwen) is het allesbehalve een gelopen race.

4. Wie zijn de blikvangers?

Churandy Martina, 39 jaar inmiddels, zit in de Nederlandse ploeg voor de korte sprint. De veteraan hoopt in Parijs voor de zesde keer te kunnen deelnemen aan de Olympische Spelen.

Ook een opvallende naam in de nationale selectie voor de lange sprint: Eugene Omalla. Hij was eerder actief namens Oeganda, het land van zijn vader. Met een Afrikaans indoorrecord van 45,18 op de 400 meter trok de 23-jarige de aandacht. Die tijd is scherper dan het Nederlandse record. Sinds kort mag Omalla uitkomen voor het land van zijn moeder.

Verder zijn er veel internationale toppers aanwezig. De organisatie pronkt op de eigen website met grote namen als olympisch kampioen Lamont Marcell Jacobs (Italië), sprintkanon Noah Lyles (VS) en thuisfavoriet Shaunae Miller-Uibo.

Ook Bol wordt genoemd. De Nederlandse troef heeft zelf de onvoorspelbaarheid van een estafetterace ervaren, toen ze afgelopen zomer in gouden positie als slotloopster van de gemengde ploeg vlak voor de finish viel. Een estafette is nooit een zekerheidje.

5. Wat maakt estafettelopen zo uitdagend?

Vooral de overdracht van het estafettestokje is berucht. Binnen een afgebakend wisselvak – dertig meter bij de 4x100 en twintig bij de 4x400 – moet de ene atleet het stokje aan de volgende overhandigen. Het is de kunst om allebei op hetzelfde moment dezelfde vaart te hebben.

Estafettelopen is sprinten met beheersing. Je moet je hoofd gebruiken en het geduld bewaren om op het juiste moment te starten. De Nederlandse sprintster Marije van Hunenstijn, ook aanwezig op de Bahama’s, legde het eens mooi uit. “Een gewone sprint is bijna een automatisme. Je hoeft alleen te reageren op het startschot en dan moet je zo hard mogelijk lopen. Bij de estafette is meer concentratie nodig. Je wil op volle snelheid zijn zodra je het stokje in handen krijgt. Vertrek je te vroeg, dan moet je afremmen. Maar vertrek je te laat, dan zit er minder snelheid in de wissel.”

Dus die zon en uitmuntendheid, waar de organisatie om vraagt, die moet met beleid nagejaagd worden.

Lees ook:

In de estafette draait alles om vertrouwen: in jezelf maar vooral ook in de loopster achter je

Wie 0,1 seconde te vroeg vertrekt, kan een vloeiende wissel al vergeten. Op de 4x100 meter moet ieder detail kloppen. De laatste jaren heeft Nederland weinig gepresteerd op dit atletiekonderdeel. Hoe maakbaar is estafettesucces?