Direct naar artikelinhoud
Reportage

Syrische vluchtelingen in Libanon zijn wanhopig: ‘Ook al wordt het onze dood, we willen naar Europa’

Een boot vol migranten bij Cyprus. Dat land heeft alarm geslagen over het snel stijgende aantal Syriërs dat het eiland probeert te bereiken.Beeld AFP Photo / Cyprus' Joint Rescue Coordination Center

Het aantal Syriërs dat vanuit Libanon probeert Europa te bereiken, neemt toe. Cyprus slaat daarom alarm. Donderdag vliegt EU-Commissievoorzitter Ursula von der Leyen naar Beiroet voor overleg over een deal zoals de Europese Unie die eerder sloot met Turkije en Tunesië.

Bij het strand klinkt alleen het gekwaak van kikkers. De zee rolt in kalme golven tegen de rotsen. Door de ramen van een restaurant kijkt de 42-jarige Waleed Alam al-Din uit over de Middellandse Zee. Of er hier bootjes met migranten vertrekken, was de vraag, waarop de zoon van de uitbater onmiddellijk het hoofd schudt. ‘Hier? Absoluut niet. Deze haven is al drie jaar dicht. Als er hier boten zouden vertrekken, zou ik het wel weten.’

Hij heeft het nog niet gezegd of er lopen drie gestaltes het strand op, hun telefoons als zaklantaarns in de hand. Wat ze precies uitspoken, is niet te zien. ‘Die komen vissen’, zegt Al-Din beslist. Waarom dat in het halfduister moet, zegt hij er niet bij, zoals hij ook verzwijgt dat dit kuststrookje lokaal bekend staat als een geijkte plek voor smokkel: vroeger van wapens, tegenwoordig vooral van migranten.

Over de auteur
Jenne Jan Holtland is correspondent Midden-Oosten voor de Volkskrant. Hij woont in Beiroet. Hiervoor was hij correspondent Centraal- en Oost-Europa.

Geregeld vertrekken er hier, nabij de Libanese havenstad Tripoli, bootjes richting Cyprus, een tocht van zo’n vijftien uur. Aan boord: hoofdzakelijk Syriërs die de burgeroorlog in hun land zijn ontvlucht en voor wie het leven in buurland Libanon ondraaglijk is geworden.

Het aantal Syriërs dat Cyprus bereikt, is zo snel gestegen dat de Cypriotische president Nikos Christodoulides alarm heeft geslagen en de behandeling van Syrische asielverzoeken heeft stopgezet. Donderdag vliegt hij samen met voorzitter van de Europese Commissie Ursula Von der Leyen naar de Libanese hoofdstad Beiroet voor overleg met de regering, in de hoop dat er een manier gevonden kan worden de toestroom te stoppen.

De eerste vier maanden van dit jaar vertrokken er volgens cijfers van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR zo’n 3.200 mensen vanaf de Libanese kust richting Cyprus, zestig keer zoveel als in dezelfde periode vorig jaar. Daarbij moet worden aangetekend dat de UNHCR geen zicht heeft op bootjes die vanuit Syrië vertrekken. Mogelijk waren dat er vorig jaar meer. Sommige bootjes worden teruggeduwd voor ze de Cypriotische wateren bereiken – zogeheten pushbacks, die feitelijk verboden zijn.

Syrische kinderen spelen tussen de tenten in een vluchtelingenkamp in Saadnayel in het oosten van de Bekaavallei in Libanon.Beeld Anwar Amro / ANP

1 miljard euro

Naar verwachting zal Von der Leyen een steunpakket van circa 1 miljard euro toezeggen, waarvan de helft bedoeld is voor dit kalenderjaar en de rest voor de komende drie jaar. Het geld is afkomstig uit een EU-potje (1,6 miljard euro) voor Syrische vluchtelingen dat eerder dit jaar door Europese regeringsleiders opzij is gezet. Lang niet alles zal naar de Libanese grensbewaking vloeien; een groot deel is bedoeld voor onderwijs, watervoorziening en andere aspecten van de opvang van Syriërs.

Een Libanondeal, kortom, zoals Brussel eerder akkoorden sloot met onder meer Turkije, Tunesië en Egypte. Een belangrijk verschil is dat die andere landen een functionerend bestuur hebben, terwijl Libanon een failed state is die na jaren van corruptie en wanbestuur aan de grond zit. Het land ontbeert door intern gekissebis al anderhalf jaar een president en krijgt het niet voor elkaar de noodzakelijke hervormingen door te voeren waar het Internationaal Monetair Fonds (IMF) om vraagt. Cruciale instituties zoals het leger worden overeind gehouden met geld uit de Verenigde Staten en Qatar.

Aan EU-kant valt te beluisteren dat er niets rechtstreeks aan de Libanese autoriteiten zal worden overgemaakt, en dat het geld bedoeld is voor commercieel aanbestede projecten als de digitalisering van grensbewaking. Maar dat is volgens critici maar de helft van het verhaal. Op deze manier ‘beloon’ je een regering die weigert te hervormen, vinden zij, en wakker je de corruptie aan.

Hoe die corruptie eruitziet, blijkt uit het verhaal van een 50-jarige Libanese smokkelaar die zich tooit met het pseudoniem Abu Samer (‘de vader van Samer’). Via een videoverbinding verschijnt hij met een sjaal om zijn hoofd gewikkeld, waardoor alleen zijn rechteroog zichtbaar is. Naar eigen zeggen zit hij in Istanbul en maakt hij deel uit van een crimineel netwerk van ‘tussen de tien en honderd’ leden. Per migrant vragen ze 2.800 euro voor de overtocht naar Cyprus. Wie naar Griekenland wil (met als eindbestemming het eiland Rhodos), betaalt 4.700 euro. Een paar nachten geleden zouden er in één nacht zeven boten zijn vertrokken.

Smeergeld

Om ervoor te zorgen dat de kustwacht een oogje dichtknijpt, zegt Abu Samer, betalen hij en zijn collega’s smeergeld aan hoge functionarissen en politici in zowel Libanon als Cyprus. Namen wil hij niet noemen. ‘Bij de kustwacht verdienen de meeste Libanese ambtenaren nog geen 190 euro in de maand. Daar kan niemand van leven.’ Te verifiëren valt zijn verhaal niet, maar het klopt dat de salarissen als gevolg van de hyperinflatie in waarde gekelderd zijn. Het EU-pakket zal op korte termijn mogelijk enig verschil maken, denkt Abu Samer, voordat iedereen terugkeert naar business as usual.

Dat veel Syriërs weg willen uit Libanon, hoeft niemand te verbazen. Wat in Nederland ooit werd verkocht als ‘opvang in de regio’, is al enige tijd onhoudbaar. Het merendeel van de naar schatting 1,5 à 2 miljoen Syriërs moet van schamele bedragen rondkomen, zet de eigen minderjarige kinderen in als arbeidskrachten en wordt vaak gediscrimineerd en mishandeld.

Abdulrazaq Khalid al-Dobbi: 'We hebben vijf dagen gekregen om te vertrekken. Maar waar kunnen we heen?'Beeld Diego Ibarra Sánchez voor de Volskrkant

Neem de 48-jarige Abdulrazaq Khalid al-Dobbi, vader van zes kinderen. Met het plukken van amandelen en andere klusjes op het land verdient hij 5 euro per dag. Aangevuld met een toelage (70 euro) die hij van de UNHCR krijgt, is het net genoeg om met zijn gezin in een tent te leven, even buiten Tripoli. Omdat zijn oudste zoons een verstandelijke beperking hebben, is Al-Dobbi de enige die geld in het laatje brengt.

Hij is het leven in Libanon beu, zeker nu de haat tegen Syriërs op straat toeneemt. Bij een legercheckpoint werd hij uitgescholden. Bij zijn zwager ging er een steen door de autoruit. Zijn dochter mocht op school niet naar de meisjes-wc en plaste toen maar in haar broek. ‘Daarop belde de leraar mij op en zei: kom haar maar halen, ze heeft zichzelf bevuild.’

Onzeker bestaan in het tentenkamp

Tot overmaat van ramp is ook hun bestaan in het tentenkamp onzeker. De eigenaar van het perceel waarop de 44 tenten staan, wil er appartementen gaan neerzetten. ‘We hebben vijf dagen gekregen om te vertrekken’, zegt Al-Dobbi mismoedig. ‘Maar waar kunnen we heen?’ Het zal niet meevallen om de gevaarlijke overtocht naar Europa te betalen, weet hij, en toch denkt hij erover na. Nabij de Syrische stad Homs, waar het gezin vandaan komt, heeft hij een kwart hectare land die hij hoopt te verkopen. Het kan een begin zijn.

Een half uur rijden verderop, nabij de oude markt van Tripoli, leeft een Syrische familie met dezelfde droom. De 39-jarige Itizaaz (‘geen achternaam, dat is te gevaarlijk’) deelt een huis met vijf broers en zussen, plus aanhang en kinderen. Jaren geleden stond hij al eens op het punt naar Europa te vluchten, maar toen hij in het holst van de nacht bij het strand aankwam, stond hij voor een verrassing. ‘De smokkelaar zei dat er dertig mensen mee zouden gaan, maar ik zag er minstens 120.’ Hij durfde het niet aan. De boot bereikte Griekenland zonder hem.

Dit keer moet het wel gaan lukken, zegt de familie. ‘Ook al wordt het onze dood, we willen naar Europa’, zegt zijn zus Maysa’a (38), gekleed in een prachtige rode abaya. ‘We bidden tot God voor een betere toekomst.’ Ze wil haar schoonzus achterna die al jaren in Duitsland woont. Gezien de enorme bedragen die de smokkelaars vragen, ligt het voor de hand om één familielid vooruit te sturen. ‘Maar ik wil niet dat we gescheiden worden’, zegt Maysa’a met klem. Ze wil bij haar broers blijven. Wat er ook gebeurt, zegt ze, als gezin staan ze samen het sterkst.