Het Openbaar Ministerie seponeert de zaak tegen de betogers die in maart protesteerden tegen de tegen de komst van de Israëlische president Isaac Herzog bij de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam. Het Centraal Joods Overleg (CJO) deed aangifte van discriminatie en antisemitisme. Justitie laat donderdag weten dat het onderzoek naar aanleiding van de aangifte niet tot „concrete verdachten” heeft geleid.
Een groep van vijftien personen die vanuit het Joods Museum kwamen en onderweg waren naar het kort daarvoor geopende Holocaustmuseum, stelden discriminerend te zijn weggehoond. Zo zouden kreten als „Juden raus” en „Joden rot op” zijn geschreeuwd. Het OM opende een strafrechtelijk onderzoek, maar heeft op basis daarvan geen verdachten kunnen traceren.
Zo heeft de politie geen camerabeelden van de locatie kunnen achterhalen, en ook de beveiliging van het museum heeft laten weten de leuzen niet te hebben gehoord.
Onduidelijk blijft dus voor het OM of de genoemde kreten echt zijn toegeschreeuwd. Andere getuigen die wel verklaarden dat soort teksten te hebben gehoord, heeft de politie niet kunnen vinden. Justitie stelt het onderzoek te heropenen als er getuigen zijn die zich alsnog melden of er camerabeelden of geluidsopnames opduiken die leiden tot bevestiging van de uitlatingen.
Bij de protestactie rond het Holocaustmuseum waren zeker duizend betogers aanwezig. Ze droegen bordjes met daarop onder meer „Joden tegen genocide” en „Koning: 2014 biertje met Poetin, 2024 proosten met Herzog” - verwijzend naar de komst van de Israëlische president. De betogers lieten luid van zich horen en gooiden ook met vuurwerk en eieren naar de politie.
De groep richtte zich met name op Herzog. In ogen van de betogers is hij als lid van de Israëlische regering een controversieel figuur. Hij had eerder onder meer gezegd dat „een hele natie verantwoordelijk was” voor de dodelijke aanval van Hamas op Israël van 7 oktober.