Direct naar artikelinhoud
Scène uit de serie de Joodse Raad. Links Abraham Asscher (Jack Wouterse) en rechts David Cohen (Pierre Bokma).Beeld EO
InterviewHolocaust

‘Als de oorlog korter had geduurd, dan waren de leden van de Joodse Raad helden’

Door het EO-televisiedrama is de discussie rond de Joodse Raad in de oorlogsjaren opgeleefd. Volgens een prijswinnend proefschrift moeten de keuzes van de Raad los worden gezien van het hoge deportatiecijfer.

Decennialang werd de Joodse Raad in ons land in een adem genoemd met het hoge deportatiecijfer van de Nederlandse Joden naar de kampen in Oost-Europa. Grofweg driekwart van de 140.000 Joden werd vermoord. Verantwoordelijk, schuldig, of medeplichtig: er werd met de beschuldigende vinger naar de leden van de Joodse Raad gewezen.

Deze koppeling liet Laurien Vastenhout (1991), als onderzoeker werkzaam bij het Niod Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, meteen los aan het begin van haar proefschrift De ‘Joodse raden’ van West-Europa waarin ze de Nederlandse instelling tijdens de Duitse bezetting vergeleek met die van België en Frankrijk.

“De leden werkten met de gedachte dat de Duitse bezetting sneller voorbij zou zijn”, zegt Vastenhout, gepromoveerd aan de universiteit van Sheffield. “Als de oorlog korter had geduurd, waren de leden van de Joodse Raad de helden geworden.” Een van de conclusies die ze in haar proefschrift trekt – en nauwelijks in de serie naar voren komt, is dat de opstelling van de Joodse Raad in Nederland mede verklaard kan worden door sociaal-historische factoren.

“Die waren anders dan in België en Frankrijk. Abraham Asscher en David Cohen, de voorzitters van de Joodse Raad, vervulden anders dan bijvoorbeeld hun Belgische collega al voor de oorlog een leidende positie binnen de Joodse gemeenschap. Dit had invloed op hun keuzes tijdens de oorlog. Asscher en Cohen zagen het als hun taak om de Joden door de moeilijke periode te helpen.”

Hulporganisatie

“De Joodse Raad was in de eerste fase bovenal een hulporganisatie die Joden bijstond met bijvoorbeeld onderwijs en gezondheidszorg”, zegt Vastenhout. Later probeerde de organisatie waar mogelijk de Duitsers te traineren: levens redden door tijd te rekken.

Cohen, die in het historische televisiedrama door het uitreiken van speelkaarten in de vorm van jokers twintig Joden vrijwaart van deportatie, en Asscher werden met de andere leden van de Raad ongewild onderdeel van menselijke wreedheid en konden niet voorkomen dat de Duitsers Nederland in 1943 ‘Judenrein’ verklaarden. Zelf gingen ze ook op transport. In België en Frankrijk verliep dit proces stroever.

Het werk van Vastenhout werd eind 2023 bekroond met de Yad Vashem International Book Prize for Holocaust Research. Lovende kritieken van historici kwamen uit binnen- en buitenland. De ‘Joodse raden’ van West-Europa tijdens de Duitse bezetting zou het nieuwe uitgangspunt kunnen vormen van het Nederlandse debat over de Joodse Raad, schreef Johannes Houwes Ten Cate in het Historisch Nieuwsblad. Hij is emeritus hoogleraar Holocaust en Genocidestudies aan de Universiteit van Amsterdam.

Gedwongen handelen

Hoewel de raden vaak gezien zijn als instrumenten van de nazi’s in het proces van identificatie, registratie, isolatie en deportatie van Joden, moeten we waken om deze organisatie te beoordelen met de kennis van nu, stelt Vastenhout. In plaats daarvan is het belangrijk om te kijken naar de context waarin de Joodse leiders werden gedwongen te handelen. Auschwitz en Sobibor waren nog geen synoniem voor systematische massamoord en het Joodse orgaan zat vast tussen de behoefte van het volk te helpen en de psychologische druk van de bezettingsmacht.

Laurien Vastenhout schreef haar proefschrift ‘Joodse raden’ in West-Europa tijdens de Duitse bezettingBeeld Robin Alysha Clemens

“In Nederland werd een civiel bestuur ingevoerd, met sterke aanwezigheid van de SS, geleid door radicale partij-ideologen”, zegt Vastenhout. “De andere landen stonden onder een militair bestuur. In Frankrijk was er ook nog een Vichy-regime, die terughoudend was met het implementeren van een Joodse raad. De oprichting van de Joodse Raad in Nederland gebeurde daardoor negen maanden eerder dan ‘de Vereeniging der Joden’ in België (VJB) en de ‘Union Générale des Israëlites de France’ (UGIF) in Frankrijk.

Traag verzet

Vastenhout schrijft dat de Joodse gemeenschappen in België en Frankrijk, niet in de laatste plaats door de grote hoeveelheid vluchtelingen in de jaren twintig en dertig, gefragmenteerder en minder georganiseerd waren. Die versplintering stond de efficiëntie in de weg. In het proefschrift is ook aandacht voor de neutraliteit van Nederland in de Eerste Wereldoorlog. Daardoor kwam het georganiseerde verzet trager op gang dan in België en Frankrijk.

Belangrijke kritiek op de serie De Joodse Raad is de afwezigheid van het benoemen van de ambtelijke collaboratie. De Amsterdamse politie hielp bij razzia’s, de NS legden een stuk spoor aan richting Westerbork. Vastenhout deelt deze kritiek: “Deze context verklaart mede de beperkte handelingsruimte van de Raad. Het ontbreken daarvan schuurt. Als wetenschapper wil ik de nuance laten zien, maar ik begrijp dat in een serie die ruimte er niet altijd is.”

Lees ook:

Hoe had de Joodse Raad kunnen weten van de Holocaust?

Het beeld dat wij hebben van de Joodse Raad is ahistorisch, betoogt historicus Bart van der Boom in De politiek van het kleinste kwaad. ‘Ze hadden goede bedoelingen die slecht zijn uitgepakt. Maar het waren geen slechte mensen.’