Direct naar artikelinhoud
Hoe onderscheid je de heimelijke antisemiet van iemand die begaan is met de Palestijnen?
Column

Hoe onderscheid je de heimelijke antisemiet van iemand die begaan is met de Palestijnen?

Een vrouw spreekt een Amerikaanse student aan, die tegen de Gaza-oorlog demonstreert. Het blijft onduidelijk of zij ook zelf student is. Niets moet ze hebben van de betoging. “Jullie zijn niet voor de Palestijnen”, bijt ze de student toe. “Jullie zijn alleen maar tegen Israël.”

Haar uithaal, onlangs te beluisteren op de Nederlandse televisie, doet denken aan een opmerking van de Amerikaans-Britse historicus Bernard Lewis in een van zijn boeken. De Joodse Lewis, hoogleraar aan de Princeton University, overleed in 2018, bijna 102 jaar oud. Zijn specialisatie was de geschiedenis van de islamitische wereld en zijn relaties met het Westen. Hij roerde zich ook geducht in het publieke debat.

Briljant was hij, maar omstreden. Vakgenoten vonden hem te zionistisch en neoconservatief. Hij was een houwdegen, maar een zekere mildheid bezat hij ook. Hij heeft, schrijft hij, zijn twijfels over anti-zionisten. Is hun afkeer van Israël vermomd antisemitisme? Hoeft niet, geeft hij toe. Iemand kan een politieke opvatting hebben. Misschien niet de jouwe. Maar dat maakt hem niet meteen een slecht mens.

Interesse voor de Arabieren

Hoe onderscheid je de heimelijke antisemiet van iemand die oprecht begaan is met het lot van de Palestijnen? Lewis vond een verrassende lakmoesproef. Hij eist van de anti-zionist dat die zich interesseert voor Arabieren, of het nou christenen zijn of moslims.

Belangstelling voor de joodse cultuur stelt hij niet als voorwaarde, wel interesse voor de Arabieren. Als een anti-zionist die niet heeft, is de kans groot dat hij een antisemiet is. Want zijn ‘sympathie’ voor de Palestijnen is dan vooral een stok om Israël en Joden te slaan. Bij zo iemand heeft de vrouw in de tv-reportage gelijk.

Prikkelend. Toch kan, zelfs als je denkt dat Arabisch de nationale taal van Lapland is, je bloed gaan koken als je ziet hoe dode kinderen uit het puin van Gaza omhoog worden getrokken. Ben je ook dan een antisemiet?

Onbewust misschien, lees je wel. Er is immers zoveel ander leed. Waarom dan zoveel aandacht voor Gaza? Waarom ook al die eenzijdigheid?

Ruimte voor een sprankje hoop

Die kritiek is geen onzin. Het is beklemmend als je bij een Gaza-betoging in de hal van het Centraal Station in Amsterdam, kort na 7 oktober, de ene na de andere vlammende toespraak hoort, zonder een lettergreep over de massamoord op twaalfhonderd Israëliërs. Of over de Israëlische gijzelaars in de onderaardse Palestijnse tunnel Masada.

Toch zit er iets scheef. Want wie ging de straat op toen bekend werd dat het leger van Burkina Faso in februari meer dan 220 dorpelingen had afgeslacht? Geen Gaza-betogers, maar evenmin supporters van Israël. En dan hebben we het nog niet over Soedan, Congo of Somalië. Waarom heb je het er nu ineens wel over? Om Gaza te relativeren en Israël uit de wind te houden? Vind je Afrikanen in nood echt zo belangrijk? Of span je ze voor je kar, zoals een antisemiet dat volgens Lewis doet met Palestijnen?

Laten we liever ophouden met gespit in onbewezen motieven. Het brengt geen einde aan de ellende. Alle betrokkenen bij de Gaza-oorlog, ook de toeschouwers pro en contra, hebben een slagveld van balken en splinters in hun ogen. Dagelijks krijgen ze er nieuwe bij. Als het lukt ze te verwijderen, al was het maar een paar, dan is er heel misschien weer ruimte voor een sprankje hoop.

In de rubriek ‘In de schaduw van de minaret’ leest u bespiegelingen over de islamitische wereld van Eildert Mulder, arabist en oud-redacteur van Trouw.