Direct naar artikelinhoud
Analyse

Echt stil is het rond de twee minuten stilte nooit geweest, maar de spanningen zijn toegenomen

Dit jaar zijn er uitzonderlijke maatregelen genomen om verstoring tijdens Dodenherdenking te voorkomen. Een blik op de geschiedenis leert echter dat commotie rondom 4 mei allerminst uitzonderlijk is.

Dodenherdenking op Dam, 4 mei 2022. De eerste weer met publiek, na de coronalockdowns.Beeld Raymond Rutting / de Volkskrant

‘De intensiteit van het debat, de angst voor verstoringen.’ Vraag je aan Kees Ribbens wat er dit jaar anders is aan Dodenherdenking, dan komt dit als eerste bij de hoogleraar Populaire Historische Cultuur en Oorlog op. ‘En de maatregelen natuurlijk.’

Aan de vooravond van de Nationale Dodenherdenking heeft de gemeente Amsterdam vergaande maatregelen genomen. Nooit eerder hoefden bezoekers van de Dam zich vooraf aan te melden, en nooit eerder werden zij gefouilleerd. Op deze manier hoopt de gemeente actievoerders te weren en de kans op verstoringen te verkleinen.

Want door verdriet en woede over oorlogen, met name in Gaza, zijn maatschappelijke spanningen toegenomen. De actiebereidheid is gegroeid. En de kans op protesten tijdens de twee minuten stilte is reëel, concludeerden de politie en de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid vorige maand. Het maakt deze Dodenherdenking tot een van de moeilijkste herdenkingen in jaren, zei Andrée van Es, de voorzitter van het Amsterdamse Comité 4 en 5 mei, onlangs in stadskrant het Parool.

‘Afgelopen jaren ging men er vanuit dat, ondanks onenigheid, het plechtige karakter van de twee minuten stilte niet verstoord zou worden’, zegt Ribbens, die als hoogleraar verbonden is aan de Rotterdamse Erasmus Universiteit en het Niod, het instituut voor oorlogsgeschiedenis. ‘Dat vertrouwen is er nu niet.’

Maar dát er commotie en discussie is over Dodenherdenking, is niet nieuw. ‘Dat gebeurt heel vaak.’

Lawaaiprotest

Zo werden in 1970 twee mannen gearresteerd die na de kranslegging door koningin Juliana en prins Bernhard hun eigen krans wilden neerleggen, om daarmee aandacht te vragen voor de homoseksuele slachtoffers van het Nazi-regime. In 2012 cirkelde kort voor de ceremonie in het Gelderse Vorden een vliegtuigje in de lucht met de tekst ‘Vorden is fout’, omdat het dorp dat jaar ook tien gesneuvelde Duitse soldaten herdacht. En in 2018 verbood de Amsterdamse rechter demonstranten om twee minuten vóór 20.00 uur een luchtalarm af te laten gaan. De actievoerders wilden met hun lawaaiprotest aandacht vragen voor de Indonesische slachtoffers van de Onafhankelijkheidsoorlog in voormalig Nederlands-Indië.

‘Zo zijn er veel voorbeelden. In de jaren zestig is in Utrecht een rookbom gegooid tijdens de herdenking’, zegt historicus Ilse Raaijmakers. ‘Dat was in de tijd dat jongeren boos waren over de Vietnamoorlog en de manier waarop de Amerikanen werden opgehemeld tijdens de herdenking van de Tweede Wereldoorlog.’

Raaijmakers, nu gemeenteraadslid in Utrecht, promoveerde tien jaar geleden op het onderwerp. Uit haar boek De stilte en de storm blijkt dat Dodenherdenking bij uitstek een onderwerp is waarover ‘stormachtig’ gediscussieerd wordt. ‘Het beeld van nationale herdenkingsdagen waar Nederlanders eensgezind zijn en samen plechtig herdenken, staat op gespannen voet met de felle strijd die er soms over gevoerd wordt’, schrijft ze.

Vernederende ervaring

De eerste Nationale Dodenherdenking werd gehouden in 1946. Het idee kwam van Jan Drop, een Haagse verzetsman die zijn omgekomen kameraden wilde eren. En hoewel het een particulier initiatief betrof, groeide Drops herdenking al snel uit tot de Nationale Herdenking. Naast verzetsstrijders werden ook gesneuvelde Nederlandse en geallieerde soldaten herdacht. Aan deze manier van herdenken was behoefte, aldus Raaijmakers, omdat de oorlog voor veel Nederlanders een vernederende ervaring was geweest. Het kostte het Duitse leger in 1940 vijf dagen om Nederland te veroveren. ‘En voor de bevrijding was Nederland afhankelijk van buitenlandse troepen’, aldus Raaijmakers. ‘Heldhaftige verhalen van het verzet zorgden voor een positief en eensgezind beeld van de bezettingstijd. Met dit beeld gingen veel Nederlanders zich identificeren, ongeacht hun eigen gedrag in de oorlog.’

Maar al in de jaren vijftig ontstond hierover discussie. Want ook de veteranen uit Indonesië (1945 - 1949) en Korea (1950-1953) wilden erkenning voor hun gesneuvelde strijdmakkers. ‘Dat was toen politiek omstreden’, zegt Raaijmakers. ‘De weduwe van de maker van het monument op de Dam zei destijds: mijn man draait zich om in zijn graf.’ Maar in 1961, na jarenlange lobby, werd het memorandum alsnog aangepast.

Kantelpunt

Aandacht voor de slachtoffers van de Holocaust, en de ruim 100 duizend vermoorde Nederlandse Joden, was er toen nog nauwelijks. ‘Begin jaren zeventig gingen er zelfs korte tijd stemmen op om de Nationale Herdenking helemaal af te schaffen’, zegt Raaijmakers. ‘Het was ook de tijd dat er discussie was over de vrijlating van de Drie van Breda, de laatste Duitse oorlogsmisdadigers in Nederlandse gevangenschap. Het debat hierover in Tweede Kamer was het eerste dat live op tv werd uitgezonden. Dat was een kantelpunt. Toen pas drong het besef door wat de psychologische effecten van de oorlog waren, en welk leed de Joodse Nederlanders is aangedaan. In de jaren erna kwam er bij de herdenking geleidelijk meer oog voor deze groep slachtoffers.’

Elke generatie, concludeert Raaijmakers dan ook, ‘richt zich dus op andere slachtoffers en helden. Wie we herdenken en hoe we herdenken, zegt iets over waar we als Nederland staan en wie we zijn.’ Wat haar betreft is discussie hierover dan ook goed. ‘Want juist door de discussie blijft de herdenking levend.’

Die discussie benadrukt bovendien het belang dat mensen hechten aan de herdenking, voegt hoogleraar Ribbens toe. Maar, waarschuwt hij, ‘de huidige felheid van het debat, brengt ook risico’s met zich mee. Mensen lijken niet meer geneigd om naar elkaars standpunten te luisteren. Dat kan ertoe leiden dat iedereen gaat herdenken op zijn eigen manier, een alternatieve herdenking organiseert in zijn eigen bubbel. Het gevaar is dat hierdoor de eensgezindheid van 4 mei verdwijnt. Want juist dát is het mooie aan de Nationale Dodenherdenking, dat we samen als land terugblikken op de oorlog en samen de waarde onderstrepen dat je je niet moet laten onderdrukken.’