Bij de Dodenherdenking denk ik vast aan Willy Bader, de kleine man die niet van geestelijken hield
Zijn naam wil me maar niet ontschieten: Willy Bader, de Duitse communist die, zoals veel communisten, een hekel had aan geestelijken. Toch is hij een positieve voetnoot geworden in levensverhalen van dominees en priesters die langs kamp Dachau gaan - of daar eindigen.
Deze weken val ik al lezend van het ene verhaal in het andere. Ik kreeg er een paar uit de boekenkast van neerlandicus Hans Werkman. Willy Bader springt eruit. De komende Dodenherdenking denk ik vast aan hem.
Willy Bader was Stubenältester, kameroudste in kamp Dachau. Gevangenen met macht over medegevangenen - ook wel kapo’s genoemd - waren vaak wreed. Als ze niet streng genoeg optraden, konden ze hun privileges verliezen. De kapo had een duivelse rol gekregen, die het ergste in hen kon losmaken. ‘Zeer vele moorden hebben zij op hun geweten’, schrijft oud-gevangene dominee J. (Koos) Overduin in Hel en hemel van Dachau (1945).