Direct naar artikelinhoud
In Rome is de overgang van kerk naar café niet groot
Column

In Rome is de overgang van kerk naar café niet groot

Je kunt het in cijfers uitdrukken: Rome kent zo’n 900 kerkgebouwen, merendeels katholiek. Van alle Italianen ziet 87 procent zichzelf als katholiek. Ik formuleer het zo ruim, omdat de vraag ‘Hoe katholiek ben je eigenlijk?’ in wezen on-katholiek is. Iemand is katholiek gedoopt, heeft het vormsel ontvangen, trouwt katholiek en gaat ook katholiek weer dood. Punt.

In die tussentijd kunnen mensen heel veel naar de kerk gaan of bijna nooit, een kruisje slaan wanneer ze een kerkgebouw passeren, bijna pavlovachtig, even knielen voor een Mariabeeld om daarna weer rustig verder te tetteren in hun telefoon. Katholiek-zijn staat ongeveer gelijk aan Italiaan-zijn. Vandaar dat ik me afvraag: zou ik als Italiaan ooit op het idee zijn gekomen op latere leeftijd opnieuw katholiek te worden? Het lijkt me stug. Je vernieuwt ook niet je Nederlanderschap.

Afgehaakt na kerk nummer vijf

Moslims kennen het fenomeen ‘hidjra’, het zoeken van een plek die overeenkomt met islamitische waarden. Nederlandse katholieken zouden zich dan in eigen land enigszins misplaatst moeten voelen, en alleen al om geloofsredenen aanhoudend moeten dromen van een verhuizing naar Rome. Ik heb niet de indruk dat het ook maar het begin is van een beweging. Officieel staat bijna 21 procent van de Nederlanders geregistreerd als katholiek, dat zijn meer dan drieënhalf miljoen mensen. Maar dan de cijfers voor de regelmatige kerkgang, waaronder wordt verstaan: minstens een keer per maand. Slechts 154.000 mensen voldoen aan dat criterium. Is dat een elite, of toch al een sekte? Ons land kent een gigantisch leger van anonieme katholieken, zonder kerkelijke praxis, die toch niet de indruk wekken daar vreselijk onder te lijden.

Net vier dagen in Rome geweest, en meegesleept door twee Nederlandse kerkvrienden zo’n stuk of tien kerken bezocht. Had het aan mij gelegen, ik was afgehaakt na kerk nummer vijf of zes, want het bestaat echt: te veel van het goede. Rome zou mijn Mekka moeten zijn, mijn religieuze haven, maar in die stad merk ik hoezeer ik gehecht ben aan de Nederlandse, katholieke minderheidservaring.

Tussen de half opgedronken glazen Aperol Spritz

Het mooiste moment van de Romereis was een onopgesmukte viering, een zogeheten ‘gelezen mis’, zonder zang of enige frivoliteit, die precies een halfuurtje duurde. De priester vloog door zijn gebeden, de homilie was uiteraard ook in het Italiaans, maar zelfs als niet-spreker begreep ik aan de vlakke toon, het ontbreken van enige gestiek of zelfs maar oogopslag, dat hier niet woest werd gepredikt. ‘Going through the motions’ heet dat in het Engels, maar precies die mechanische onnadrukkelijkheid maakte indruk. Want die mis bleef overeind, zelfs in deze uitgeklede vorm. Ik zag nu het compositorische staketsel, en dat stond als een huis. Zo’n mis kent een zelfdragend vermogen.

Eenmaal buiten op het kerkplein in de late namiddag waren de voorbereidingen voor de Italiaanse Bevrijdingsdag (25 april) in volle gang. De mensen waren bezig alvast wat te drinken, want morgen vrij, en de vroege mis leek niet op ieders programma te staan. Maar de overgang van kerk naar café was niet groot. Alles loste op in die Romeinse, katholieke alledaagsheid.

En dan pas merk ik hoe ‘protestants’ ik ben als Nederlandse katholiek.

Het liefst zou ik de tafeltjes zijn afgegaan om geloofsgesprekken te beginnen, tussen de half opgedronken glazen Aperol Spritz. Over diepgang, devotie, geloof, betekenis. Ik denk dat ik in een mum van tijd het hele terras leeg had gekregen.

Stephan Sanders (1961) studeerde filosofie en politieke wetenschappen. Hij is schrijver en presentator. In deze krant beschreef hij in een serie verhalen over hoe hij gelovig werd. Lees hier zijn columns terug.