Direct naar artikelinhoud
psychologie

Ingrijpen of wegkijken bij antisemitische incidenten: wat drijft de omstanders?

Beeld Getty / Studio V

Slachtoffers van antisemitische incidenten melden regelmatig dat omstanders niet ingrijpen, bijvoorbeeld bij openbare scheldpartijen. Welke verklaringen heeft de wetenschap hiervoor? En wat kun je wél doen, behalve de held uithangen?

‘Ik heb het een en ander meegemaakt, maar niks spectaculairs’, begint Nati (25, zijn achternaam is bij de redactie bekend), om in het uur dat volgt de ene na de andere gebeurtenis op te dissen waarbij hij, of zijn familie, uitgescholden werd om hun joodse uiterlijk.

Op zijn 17de deed Nati een maatschappelijke stage in het VUmc in Amsterdam. Zijn taak: mensen bij de ingang van de poliklinieken verwelkomen en de weg wijzen. ‘Ik vond het geweldig.’

Op een gegeven moment ontstond er een flinke rij bij de balie, dus besloot Nati alvast een wachtende man te vragen of hij hem kon helpen. Zijn reactie? ‘Je bent een vieze kankerjood.’ Toen Nati vroeg waarom hij dat zei, herhaalde de man zijn uitspraak, meerdere keren.

Nati liep daarop naar de receptie, die de beveiliging belde. Binnen een paar minuten werd de man het ziekenhuis uit gezet. ‘Ik voelde me op dat moment best sterk, het ziekenhuis voelde echt als mijn plek.’

Pas later dacht Nati aan de mensen in de rij. ‘Ik weet zeker dat ze het hebben gehoord, maar niemand zei iets of liet ook maar merken dat ze doorhadden wat er gebeurde. Wat als ik op een plek was geweest waar geen beveiliger was? Of als die man het niet bij schelden had gelaten? Het is een naar gevoel om niet zeker te weten dat mensen je helpen als je het nodig hebt.’

Historisch dieptepunt

Het verhaal van Nati speelt zich bijna acht jaar geleden af. Sinds de oorlog tussen Israël en Hamas in oktober begon laait het antisemitisme in Nederland weer op. Het Centrum Informatie Documentatie Israël (Cidi) spreekt van een ‘historisch dieptepunt’: het aantal meldingen van antisemitische incidenten in 2023 was tweeënhalf keer zo groot als het jaar daarvoor.

‘Het gaat de verkeerde kant op. Dit is echt een zaak die we als samenleving collectief moeten oppakken’, zei demissionair premier Mark Rutte nadat pro-Palestijnse activisten een concert van Lenny Kuhr hadden verstoord. Ruttes directe oproep aan het volk: spreek elkaar aan op dit soort gedrag.

Wat bepaalt of mensen wel of niet ingrijpen bij antisemitische incidenten? En hoe kan het dat slachtoffers regelmatig melden dat ‘niemand iets doet’? Wat zegt de wetenschap over de kracht van de omstander?

Historisch dieptepunt
Beeld Getty / Studio V

Over de hulpvaardigheid van vreemden bij individuele incidenten staat niets in de rapportage van het Cidi, dus harde uitspraken zijn daarover niet te doen. ‘Het verschilt per situatie’, zegt Naomi Mestrum, directeur van het Cidi. ‘We horen vaak dat niemand iets doet, maar toen in het winkelcentrum in Overvecht een rabbijn op zijn hoofd werd geslagen, zijn twee islamitische vrouwen hem te hulp geschoten.’

Cultureel antropoloog Marie Rosenkrantz Lindegaard vindt het jammer, maar geen verrassing dat het Cidi het ingrijpen van omstanders niet bijhoudt. Lindegaard is als bijzonder hoogleraar Dynamics of crime and violence verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Ze onderzoekt het gedrag van zowel burgers als politieagenten, en bestudeert hoe beide groepen reageren bij uitingen van geweld.

‘De rol van voorbijgangers en omstanders wordt vaak over het hoofd gezien, ook door de politie. ‘Die staan alleen maar in de weg’, horen we dan. Terwijl we inmiddels weten dat omstanders vaak juist een actieve rol spelen bij incidenten in het openbaar.’

Omstandereffect

Dat inzicht is pas enkele jaren oud. Voorheen was de gangbare theorie dat hoe meer mensen aanwezig zijn bij een noodsituatie, hoe minder ze geneigd zijn in te grijpen. Dat beruchte sociaal-psychologische fenomeen kwam bekend te staan als het bystandereffect, of omstandereffect. De term dook voor het eerst op in 1964, na de gruwelijke moord op de 28-jarige Kitty Genovese voor de deur van haar New Yorkse flat. Naar verluidt zouden er achtendertig getuigen zijn geweest, die niet ingrepen.

Daaropvolgend psychologisch onderzoek suggereerde dat de passiviteit van omstanders voorkomt uit de angst dat hen zelf iets zou overkomen of dat ze de situatie erger zouden maken, of dat het komt omdat met meer aanwezigen de verantwoordelijkheid diffuus is.

Lindegaard besloot het fenomeen nog eens te onderzoeken. Niet in een laboratoriumsetting, zoals bij de meeste studies, maar in het echte leven. Meer dan tweehonderd bewakingsvideo’s van vechtpartijen uit verschillende landen brachten haar tot een heel andere conclusie: in negen van de tien gevallen schoten omstanders te hulp. ‘Hoe meer mensen erbij waren, hoe groter de kans dat iemand iets deed.’ Maar waar lag dat aan?

Omstandereffect
Beeld Getty / Studio V

Bertjan Doosje, sociaal psycholoog aan de Universiteit van Amsterdam, brengt enige nuance aan in de oude opvatting van het omstandereffect. ‘In situaties van extreem geweld grijpen mensen inderdaad juist wel in. Verder weten we dat omstanders eerder geneigd zijn te helpen als ze elkaar kennen, en ook wanneer ze zich identificeren met het slachtoffer in de situatie.’

Om dat laatste te illustreren haalt Doosje een klassiek experiment aan: Britse proefpersonen, allen fan van de voetbalclub Manchester United, bleken een struikelende acteur vaker overeind te helpen als die een shirt van hun favoriete club aan had. Doosje: ‘We helpen mensen eerder wanneer ze op ons lijken. Maar juist daarom kan het nog betekenisvoller zijn als een complete buitenstaander te hulp schiet.’

Die redenering is in lijn met wat Mestrum ziet in de Joodse gemeenschap: ‘Er zijn een paar journalisten en columnisten van niet-Joodse afkomst, die zich duidelijk uitspreken. Daar halen mensen veel steun uit.’

Ruziënde stelletjes

Hoe zit het dan met scheldpartijen? Lindegaard: ‘Zodra er enige ambiguïteit is over de ernst van de situatie, gaan mensen twijfelen of ze iets moeten doen.’ Dat gegeven was in haar onderzoek het duidelijkst te zien bij ruziënde stelletjes. ‘Je weet niet of het iets is wat bij de relatie hoort, of dat iemand hulp nodig heeft.’

Dezelfde twijfel steekt de kop op bij verbaal geweld. Het slachtoffer is niet in acuut lichamelijk gevaar, en vaak is de dader al weg voordat je als omstander een beslissing hebt kunnen nemen. Lindegaard: ‘Het hangt af van onze definitie van een noodsituatie. Die is niet alleen instinctief, maar ook cultureel bepaald.’

Ruziënde stelletjes
Beeld Getty / Studio V

Dat onderschrijft Doosje: ‘Empathie met het slachtoffer is niet de enige factor waardoor mensen handelen. Het heeft ook te maken met waar we de norm stellen. Uit onderzoek weten we dat mensen eerder ingrijpen als ze weten dat het van ze wordt verwacht.’

In die zin is de oproep van Rutte aan het volk dus zo gek nog niet: een breed maatschappelijk bewustzijn van de ernst van de situatie, ook bij verbaal antisemitisme, kan de bereidwilligheid om te helpen vergroten. Dat bewustzijn moet al aan bod komen op scholen, zegt Doosje. ‘Leer kinderen wat discriminatie is, maar ook hoe het voelt. Ze zullen later in hun leven anders handelen.’

De held uithangen

Volgens Lindegaard bestaat er ook een misverstand dat kan bijdragen aan de passiviteit van omstanders. ‘Mensen denken vaak dat om te helpen, een confrontatie met de dader onvermijdelijk is. In bedreigende situaties kunnen ze er daarom voor kiezen zich afzijdig te houden. Maar er zijn veel meer manieren om een slachtoffer van dienst te zijn.’

Naar diegene toe gaan, bijvoorbeeld, ook als de dader al uit het zicht is. Hoewel ook dat ongemakkelijk kan zijn. ‘Goedbedoelde hulp kan een situatie ook juist pijnlijker maken’, zegt Lindegaard. Zo kunnen slachtoffers door de omgeving een tweede keer benadeeld worden. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer iemand zelf de schuld krijgt, met opmerkingen als: ‘Misschien kun je beter geen keppeltje dragen.’

Lindegaard: ‘Zeker in complexe of gevoelige situaties, zoals bij discriminatie, is dat lastig. Je kunt al gauw denken: wie ben ik om te bepalen dat dit kwetsend is?’ De politieke gevoeligheid van de oorlog in het Midden-Oosten zou ertoe kunnen bijdragen dat mensen zich niet durven uit te spreken.

Voor dit probleem is gelukkig een simpele oplossing, denkt Lindegaard: ‘Stel een vraag. Iets als: ‘Heb je hulp nodig?’ kan al heel troostend zijn. Jouw morele oordeel of politieke voorkeur doet er niet toe, je laat alleen zien dat je er voor iemand bent, mocht diegene het nodig hebben.’

Sociale steun

Hoewel troost achteraf misschien niet aandoet als de meest heldhaftige daad, kan het veel invloed hebben. Studies tonen bijvoorbeeld aan dat troostende aanraking zowel mentale als fysieke pijn kan verlichten. Doosje: ‘Sociale steun staat bovenaan als het gaat om traumaverwerking. Dat geldt voor iemand in de rouw, maar ook voor slachtoffers van discriminatie.’

Dat denkt ook Nati, uit het begin van dit verhaal. Volgens hem doet het er niet toe wat iemand precies zegt. ‘Het gaat erom dat je iemand het gevoel geeft van: ik sta bij je, je bent niet alleen. Dat zou al tien stappen vooruit zijn.’