Direct naar artikelinhoud
Archeologie

Romeinse villa’s en graanvelden: zo zag Zuid-Limburg er 2000 jaar geleden uit

Reconstructie van Bocholtz-Vlengendaal.Beeld Remy Kooi, Submedia

In de eerste en tweede eeuw was Zuid-Limburg een graanschuur voor de hele regio. Het beeld werd bepaald door de villa, een Romeins agrarisch model dat grote welvaart zou brengen.

Wie ooit de film Gladiator zag, zal zich vast het slot herinneren. Hoofdpersoon Maximus is gedood in de arena en reist af naar het hiernamaals. Daar loopt hij door wuivende graanvelden en over glooiende heuvels zijn overleden vrouw en zoontje tegemoet.

Houd dat beeld vast. Want dat is in grote lijnen hoe Zuid-Limburg er in de eerste en tweede eeuw uitzag: graanvelden zo ver het oog reikte, met her en der een Romeinse villa.

Die overeenkomst is geen toeval. In de eerste eeuwen van onze jaartelling werd namelijk in het zuiden van wat nu Limburg is een uiterst succesvol agrarisch model geïntroduceerd: de villa. Dat was niet zozeer één luxe gebouw, maar een minidorp ter grootte van een voetbalveld dat werd omgeven door landerijen.

Vliegwiel van de lokale economie

Tussen 1850 en 1950 zijn verschillende villa’s opgegraven in Zuid-Limburg. Bij deze opgravingen werd echter alleen het hoofdgebouw blootgelegd en ging de aandacht vooral uit naar de mooie voorwerpen die er te vinden waren. Pas vanaf de jaren tachtig kwam er bij onderzoeken en opgravingen aandacht voor het gehele villacomplex.

Veel van deze resultaten zijn gebruikt in de tentoonstelling Romeinse villa’s in Limburg, die nu te zien is in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en daarna zal doorreizen naar het Limburgs Museum (Venlo) en het Thermenmuseum (Heerlen). Dankzij de nieuwe onderzoeken hebben we een veel completer beeld hoe een villa functioneerde en kon uitgroeien tot het vliegwiel van de lokale economie.

Zo weten we dat een villa doorgaans bestond uit diverse gebouwen. In het hoofdgebouw woonden de eigenaar en de opzichter met hun families. Mogelijk vonden ook enkele bedienden hier onderdak. Voor de landarbeiders en eventuele tot slaaf gemaakten waren er eenvoudige lemen huizen en verder was op het terrein altijd een grote graanschuur te vinden alsook opslagplaatsen, stallen en werkplaatsen.

Reconstructie van villa Voerendaal-ten Hove, Zuid-Limburg.Beeld Mikko Kriek

Groter en weelderiger

Vóór de introductie van de Romeinse villa waren de boeren zelfvoorzienend en werden hun gebouwen gemaakt van organisch materiaal. Maar vanaf de tweede eeuw was er sprake van surplusproductie. De boeren produceerden voldoende graan om in hun eigen behoefte te voorzien én een deel te verkopen.

Daarnaast deed in deze periode de Romeinse steenbouw zijn intrede. De hoofdgebouwen werden opgetrokken uit natuursteen en gebouwd naar Romeins voorbeeld. Ook werden ze ook steeds groter en weelderiger. Een hoofdgebouw kon een paar kamers, maar ook wel dertig kamers tellen. Zeker de gebouwen uit de tweede eeuw waren tamelijk luxueus en konden een eigen badhuis, glazen ramen en vloerverwarming hebben, terwijl de wanden en vloeren soms waren versierd met fraaie schilderingen en mozaïeken.

Een smeltkroes van culturen

Hoewel de villa een Romeins concept was, waren het lang niet allemaal Romeinen die er woonden en werkten. Ook toen al was de regio behoorlijk multicultureel. Zowel de eigenaar als de arbeiders waren van uiteenlopende komaf. Dat heeft er onder meer mee te maken dat de Romeinse legioenen in die tijd al behoorlijk gemengd waren. Niet alleen Romeinen maar bijvoorbeeld ook Grieken, Galliërs, Noord-Afrikanen en Spanjaarden namen dienst. Na hun pensionering kregen ze vaak een stukje grond en bleven in de regio hangen waar ze gelegerd waren geweest.

“Zo hebben we in Heerlen een grafsteen gevonden van een veteraan uit het vijfde, Gallische legioen”, vertelt archeoloog Karen Jeneson van het Thermenmuseum. “Ook zijn in Heerlen graffiti op aardewerk gevonden. Die brachten soldaten aan omdat ze allemaal hetzelfde aardewerk hadden en zo hun eigen aardewerk konden terugvinden. Het is net als in een studentenhuis, je zet je naam op een pak melk. Dat doe je alleen als je met meer mensen samenwoont en dat deden die soldaten dus ook. Zodoende hebben we een enorme lijst met namen en die laat zien dat hier van alles zat. We zien Romeinse, maar ook Griekse, inheemse en Germaanse namen.”

Reconstructie van het hoofdgebouw van villa Valkenburg-Vogelenzang.Beeld Remy Kooi, Submedia

Drukte van jewelste

Daarnaast is het gebied vlak achter de Limes, de grens van het Romeinse Rijk, natuurlijk een plek waar veel geld valt te verdienen aan de soldaten. Ook dat trok mensen uit verschillende windstreken naar Zuid-Limburg en droeg eraan bij dat het een multiculturele regio werd.

Vooral tijdens het ploeg- en oogstseizoen moet het een drukte van jewelste zijn geweest op de villa. Jeneson: “Want ze ploegden in die tijd nog met een stok die je in de grond moest duwen en die werd voortgetrokken door een os. Dan kan je niet zoveel doen per dag. Dus als je in één keer alles klaar moet maken, heb je even veel mensen nodig. Dat geldt ook voor de oogst. Het waren de kleine boeren uit de regio die bijsprongen. Ze deden hun eigen ding op hun boerderijtje en klusten dan lekker bij op de villa tijdens het ploegen en oogsten.”

Een kastanje voor noodgevallen

De villa’s waren behoorlijk zelfvoorzienend. Er werd niet alleen graan verbouwd, ze hadden vaak ook een moes- en kruidentuin, fruitbomen en wat vee. Vaak stond er ook een grote kastanjeboom voor de deur. De kastanjes werden tot meel vermalen wanneer de graanoogst tegenviel. Zo was er altijd wat meel voorhanden.

Het belangrijkste product van de villa was echter spelt. Dit graan werd, samen met andere nouveautés als kippen, kersen en abrikozen, door de Romeinen geïntroduceerd in de regio. De inheemse boeren teelden vooral boekweit en rogge, maar dat waren granen die de Romeinen niet graag aten. Daarnaast was spelt makkelijk te oogsten.

Reconstructie van een Zuid-Limburgs villalandschap in de Romeinse tijd.Beeld Mikko Kriek

“De aren van tarwe zitten bijvoorbeeld direct vast aan de steel. Die krijg je niet zo eenvoudig losgetrokken”, legt Karen Jeneson uit. “Maar spelt zit met een soort kleine schakels vast en als je daaraan trekt, breken die meteen af. Zo konden de Romeinen met een oogstmachine, de vallus, snel en eenvoudig oogsten.”

Vruchtbaarste grond van de wereld

Dat juist Zuid-Limburg de uitgelezen locatie voor de villa werd, heeft vele oorzaken. Om te beginnen was er een overdaad aan goede landbouwgrond. “Het gebied bij de rivieren was te nat, in wat nu Brabant heet was de grond te zanderig. Maar in Zuid-Limburg had je de löss, de vruchtbaarste grond van de wereld. En wat ook handig was: in Italië zit er om de centimeter een steen in de grond. In vergelijking daarmee is de löss hier als boter waar je met je mes zo doorheen gaat.”

Minstens even belangrijk was dat de beroemde Via Belgica dwars door Zuid-Limburg liep. Deze weg was de hoofdconnectie tussen Rome en de noordelijke gebieden van het Romeinse Rijk. Hij liep vanuit het zuiden via Maastricht en Heerlen naar Keulen, de hoofdstad van de provincie Germania Inferior. Zuid-Limburg lag daarmee als het ware aan de hsl van die tijd.

Limburgse spelt ging de wereld over

Bovendien lag het afzetgebied om de hoek, in de vorm van de Romeinse steden Heerlen (Coriovallum), Xanten (Colonia Ulpia Traiana) en Keulen (Colonia Claudia Ara Agrippinensium). Ook de grote Romeinse legermacht in het gebied was een belangrijke afnemer van spelt.

Maar de oogst kon ook een hele reis afleggen. Analyse van de zaden en pollen van het onkruid dat tussen graankorrels zat, laat zien dat het graan uit Zuid-Limburg en omstreken ook terecht kwam bij Romeinse garnizoenen langs de muur van Hadrianus in het huidige Groot-Brittannië.

Met spelt werd brood gebakken, maar dat was een bewerkelijk proces. Vandaar dat veel spelt eindigde in het hoofdvoedsel dat men driemaal daags at: gruttenpap, die werd opgeleukt door bijvoorbeeld honing of vlees toe te voegen.

Topwijn uit de regio rond de Vesuvius

Het telen en verkopen van spelt was zo winstgevend dat het de regio grote welvaart bracht. “Er was een enorme goederenstroom vanuit de rest van het Romeinse Rijk naar deze regio. In Heerlen hebben we bijvoorbeeld prachtige grafvondsten van barnsteen gedaan. Barnsteen vind je alleen maar in de Oostzee, dus buiten het Romeinse Rijk. Het laat zien dat er een handelsnetwerk was. Ook hebben we amforen gevonden met het stempel van een bekende wijnproducent uit de regio rond de Vesuvius. Mensen hier in de regio waren dus rijk genoeg om zulke topwijn te kunnen bestellen.”

En dat waren heel wat meer mensen dan tot dusver gedacht. Want Jeneson ontdekte tijdens haar onderzoek dat het in Limburg gewemeld moet hebben van de villa’s. “Stel dat je villa wordt omgeven door een vierkante kilometer aan velden. Dan moet je legioenen gaan invliegen om die te bewerken, dat is gewoon niet te doen. Maar als je drie à vier villa’s per vierkante kilometer hebt, dan heb je een model dat wel haalbaar is.”

Deze analyse heeft een verrassende consequentie. “In bepaalde delen van Zuid-Limburg hebben we geen villa’s aangetroffen. Dat kan op basis van dit model niet. Dus het is goed mogelijk dat ze er wel zijn geweest, maar dat we ze gewoon nog niet hebben gevonden. Want net over de grens in Duitsland zijn er drie tot vier keer meer villa’s gevonden, terwijl factoren als de bodemkwaliteit, de beschikbaarheid van water en de aanwezigheid van een afzetmarkt allemaal hetzelfde zijn. De enige verschillen zijn de onderzoeksgraad en het huidige landgebruik. In Duitsland is veel intensiever onderzocht dan bij ons. En er wordt meer geploegd omdat er veel akkerland is. Aan de Nederlandse kant van de grens valt op dat op plekken met weinig Romeinse sites vooral veel grasland en fruitteelt is. Daarbij wordt niet geploegd en dus komt er ook geen mogelijk archeologisch materiaal aan de oppervlakte.”

De afzetmarkt is allesbepalend

De grootste verrassing vindt Jeneson dat haar onderzoek uitwijst dat bij het uitkiezen van een locatie andere factoren een rol speelden dan verwacht. Je zou misschien denken dat de steilheid van een heuvel of de nabijheid van water van belang was. Maar niets van dit al. “Geen enkele natuurlijke factor bleek van invloed te zijn. Het waren de culturele factoren die bepaalden waar een villa werd gebouwd. Was er een weg dichtbij en een stad? Dat waren de belangrijkste overwegingen. Het toont maar weer aan dat het villamodel in Limburg een economisch gedreven systeem was.”

Hoe succesvol het villamodel ook was, ook dit systeem zou ten onder gaan. Na het jaar 250 verdwenen de villa’s uit het Limburgse landschap. Het waren waarschijnlijk de invallen van de Franken halverwege de derde eeuw die verantwoordelijk waren voor het verdwijnen van de villa in Germania Inferior. Mensen trokken zich terug in steden en militaire fortificaties. Natuurlijk werd er nog landbouw bedreven, maar aan het einde van de derde eeuw waren de villa’s vrijwel allemaal verlaten. Het villasysteem was gebroken en zou in deze regio nooit meer terugkeren.

Dicht onder het maaiveld

Wie hoopt nu nog rijkversierde Romeinse villa’s in het Limburgse landschap aan te treffen, komt bedrogen uit. Alle opgegraven villa’s zijn inmiddels weer onder de velden verdwenen. Hooguit een paar greppels en wat verdwaalde fragmenten van Romeinse dakpannen verraden op sommige plekken dat er ooit een fraai staaltje Romeinse architectuur heeft gestaan.

En wat er ligt, wordt bedreigd door de akkerbouw. Omdat de toplaag van de grond al door erosie is weggespoeld, liggen de restanten van de villa’s dicht onder het maaiveld. Soms maar vijftig centimeter. Jeneson stelt met leedwezen vast dat zo veel verloren gaat. “Met iedere diepe ploegbeurt wordt er meer vernietigd.”

Toch zijn de sporen van het tijdperk van het villalandschap in Limburg niet helemaal verdwenen. Her en der kan de goede verstaander nog de invloed van deze bloeitijd in het landschap terugzien. Zo staat de kerk van Klimmen op exact dezelfde plek waar ooit een Romeinse wachttoren stond. En de A79 loopt in grote lijnen over hetzelfde traject als de Via Belgica. Dus wie nu de snelweg neemt van Maastricht naar Heerlen, treedt letterlijk in het voetspoor van de Romeinen.

Lees ook:

Dankzij archeologiestudent Jens Goeree wordt het ene na het andere Romeinse kamp ontdekt

Het beeld van de Romeinse bezetting van Nederland moet op de schop door ontdekkingen van een archeologiestudent. Zijn resultaten zijn deze maand gepubliceerd in het vakblad Archeologie in Nederland.