© RR

Nu laatste stukje originele Bosuil verdwijnt: hoe het bestuur van Antwerp in 1928 zijn eigen ploeg uit het stadion sjotte

Het nieuws dat Royal Antwerp FC eindelijk de afgekeurde tribune 2 gaat verbouwen verblijdt de harten van de supporters. Al pinken sommigen ook een nostalgische traan weg bij het verdwijnen – na 101 jaar – van het laatste stuk van het oorspronkelijke Bosuilstadion. En zeggen dat het helemaal anders had kunnen lopen. In 1928, amper vijf jaar na de bouw, werd de ploeg na een bestuursconflict over professioneel voetbal uit haar eigen stadion gezet.

Patrick Vincent

LEES OOK. Eindelijk licht aan het einde van de tunnel: Paul Gheysens zet door en wil binnen de twee jaar nieuwe Antwerp-tribune bouwen

Het conflict was al begonnen vóór de bouw van de Bosuil in 1923. Een deel van het bestuur wilde slechts 8 hectare grond aankopen, dat zou meer dan genoeg zijn voor een stadion. Een ander deel wilde de volle 30 hectare van de grond in het noorden van Deurne aankopen. Dan zou de club de rest van de terreinen kunnen commercialiseren, door bijvoorbeeld nog extra terreinen aan te leggen en ze te verhuren aan andere sportclubs. De eerste groep haalde uiteindelijk de bovenhand, maar de tweespalt in het bestuur bleef bestaan en zou vijf jaar later tot ontploffing komen.

LEES OOK. Supportersfederatie Antwerp enthousiast over doorbraak in Bosuil-impasse: “Zolang er weer volk aan de overkant zit, zijn wij tevreden”

Robert Heinz was de leider van de ‘commerciëlen’. Hij kon vijf jaar later de meerderheid van de aandeelhouders die mee hadden geïnvesteerd in het stadion overtuigen om mee in zijn plan te stappen. Dat deed hij door hen gouden bergen voor te schotelen. De Bosuil moest een tempel van de profsport worden. Er zou een velodroom komen, maar er zou ook plaats zijn voor de toen nog populaire boks- en worstelsport, alsook voor paarden- en windhondenrennen. De reusachtige winsten die de NV Antwerp Stadion daarmee zou maken, zouden de aandeelhouders fikse dividenden opbrengen, mooi meegenomen in tijden van economische crisis.

De oude tribune 2 is het laatste stuk van het oorspronkelijke Bosuilstadion.© Jan Van der Perre

Eén probleem: de hoofdgebruiker van het stadion, voetbalclub Royal Antwerp FC, was gebonden aan de regels van de Belgische Voetbalbond, en die liet geen profsport toe. De spelers en de staf hadden zich overigens solidair verklaard met de tegenstanders van Robert Heinz, de ‘liefhebbersfractie’ onder leiding van oud-spelers Henri Elebaers en Alfred Verdyck, respectievelijk de voorzitter en de trainer van de club.

Antwerp op... het Kiel

Heinz en zijn medestanders maalden er niet om, ze schopten de ploeg uit haar eigen stadion. Verdyck en Elebaers vonden dat aanvankelijk ook niet zo heel erg. Ze hadden plannen voor een nieuw stadion, dichter bij het centrum van de stad, maar dat zou er natuurlijk niet op één-twee-drie staan. In het begin van het seizoen 1928-’29 was Royal Antwerp dus verplicht om een ander terrein te vinden. De zoektocht duurde niet lang, want solidariteit tussen stadsrivalen bestond nog. Zowel landskampioen Beerschot als Berchem Sport lieten de Great Old afwisselend gebruikmaken van hun eigen stadion. Antwerp speelde dat seizoen dus zijn thuismatchen op het Kiel en op het Rooi.

De nieuwe machthebbers richtten ondertussen een concurrerende voetbalbond op: het Verbond der Beroepsvoetballers der Provincie Antwerpen (VBPA). Hun mosterd haalden ze enerzijds in Groot-Brittannië, waar het profvoetbal al in de 19de eeuw was ingeburgerd, maar ook in het uit elkaar gevallen Oostenrijks-Hongaarse rijk, waar de grote traditieclubs van Wenen, Praag en Boedapest zich tot het beroepsvoetbal hadden bekeerd.

Nu was er ook in ons land al best veel hypocrisie over betaald voetbal. Union Saint-Gilloise, toen net als vandaag een van de topploegen van het land, nam zijn eigen spelers in dienst en gaf ze zogezegd een job als terreinverzorger, doelnettennaaier of cornervlagstrijker. Een aantal spelbepalende helden van Berchem Sport werkte dan weer zogezegd in de autofabriek van Minerva, terwijl ze nog geen stoomlocomotief van een trotinette konden onderscheiden.

De verre kant van de Bosuil, waar later ‘den 2’ zou komen. Fans herkennen wel al de boogingang.© RR

Exhibitiematchen

Net voor de Eerste Wereldoorlog was in Antwerpen zelfs al eens een profploeg opgericht: Garden City FC, onder leiding van Max Tobias, een oud-Rode Duivel die onder andere bij Union, Racing Mechelen en AC Milan had gevoetbald en door de Voetbalbond levenslang geschorst was vanwege illegale ‘professionele’ praktijken. Garden City FC speelde in de oostelijke uithoek van Wilrijk, net ten zuiden van de Krijgsbaan op het middenplein van de gelijknamige velodroom, op de plek waar vandaag drankenhandel Albo ligt. De ploeg speelde enkel een paar exhibitiematchen tegen Engelse tegenstanders en zou na het uitbreken van de oorlog een stille dood sterven. Tobias zou jaren later nog Belgisch kampioen biljarten worden.

Een aantal spelbepalende helden van Berchem Sport werkte zogezegd in de autofabriek van Minerva, terwijl ze nog geen stoomlocomotief van een trotinette konden onderscheiden

In 1928 zou het wél lukken, dacht Robert Heinz en hij stuurde mannetjes uit om spelers te ronselen voor zijn profcompetitie. Met Fernand Wertz haalde hij meteen een grote vis binnen. Wertz was kapitein en topscorer van Antwerp geweest en speelde ook vijf interlands met de Rode Duivels. Hij was wel al 34 toen hij zich aansloot bij de profs van RAFC, want de beroepsploeg zou net dezelfde naam krijgen als de ‘liefhebbersploeg’. Heinz beloofde de spelers die zich wilden aansluiten 150 frank per match, of 75 frank als ze op de bank zaten. Bij winst kwam daar nog 50 frank per speler bij, bij een gelijkspel 25 frank. Maar hij voorzag ook 20 frank per training, plus 3 frank voor de tram en 2 frank voor ‘verbruik’.

Maar een groot succes was de ronselcampagne niet. De meeste topspelers van de Antwerpse ereklassers – Antwerp, Beerschot, Berchem Sport, Racing Mechelen, Malinois en Lierse – durfden de overstap niet aan. De Belgische Voetbalbond dreigde immers met levenslange schorsingen. Dat Alfred Verdyck naast trainer van het oorspronkelijke Antwerp ook secretaris van de BVB was, zal daar niet vreemd aan geweest zijn.

Allegaartje

Toch kon de VBPA nog twee Antwerpse elftallen samenstellen. Eentje dus met voornamelijk oudere en stilaan uitgerangeerde Antwerpspelers, zoals Wertz en de populaire broers Augustus. Maar ook met Fons Mertens, de strateeg op het middenveld van het échte rood-wit en toen nog in de fleur van zijn voetballersleven. De andere ploeg kreeg de naam VC Rapid Kiel en bestond voor een groot deel uit spelers van Berchem Sport, onder wie spelverdeler Leopold Dries, en ook ex-internationals als Frans Van den Ouden en Jozef Taeymans. Critici spraken echter van een allegaartje van dikke cafébazen en mannen die ‘ambras hadden met den bond’.

Fernand Wertz en Fons Mertens speelden bij de profploeg van Robert Heinz, die ook RAFC heette.© RR

Gazet van Antwerpen was wél opvallend positief over het initiatief. In aanloop naar de eerste profmatch schreven onze voorgangers: ‘Werkelijk om de moeilijksten te bevredigen, kunnen wij verzekeren dat dank zij de kennis van de doortrapte voetbalratten, gepaard met de vlugheid en de kunde van de jongeren, deze derby een lust voor de oogen worden zal.’

De match vond plaats op een feestdag, 11 november. Ter gelegenheid van de Wapenstilstand, die in 1928 nog maar tien jaar oud was, mochten oud-strijders en oorlogsinvaliden aan halve prijs binnen op de staanplaatsen van 4 frank, en aan 5 in plaats van 8 frank op de overdekte tribune. Heinz hing de stad vol affiches om volk naar de match te lokken. Hij moest immers concurreren met de bekerwedstrijd tussen de provinciale selecties van Antwerpen (met daarin de beste spelers van Antwerpse, Mechelse en Lierse ploegen) en Brabant voor de Schaal van België in het Beerschot-stadion. Daar kwamen 10.000 supporters op af.

Op de Bosuil was uiteindelijk 7.000 man benieuwd genoeg om de kersverse profs aan het werk te zien. Ze kregen een spectaculaire match. Al maakte onze reporter in het begin van zijn verslag wel een verontrustende opmerking: ‘Het ruime stadion, dat wij sedert lang niet meer bezocht hadden, heeft met zijn gebroken omheining een onderkomen uitzicht.’ De plannen van Heinz om de Bosuil om te toveren tot een multidisciplinaire proftempel schoten duidelijk niet op. Van paarden of windhonden was nog geen spoor. Veel hing dus af van het succes van zijn nieuwe voetbalcompetitie.

Spektakel was er alleszins genoeg. RAFC versloeg VC Rapid Kiel met 6-4. ‘Een propagandawedstrijd’, noemde deze krant het. ‘De goede stemming was geen oogenblik uit de lucht. Het spel was van goede hoedanigheid en kon best de vergelijking doorstaan met het vertoonde onzer eredivisieclubs.’

Maar de criticasters hadden daar ook een theorie over. Ze strooiden rond dat beide ploegen voor de match te horen hadden gekregen dat ze niet te verdedigend mochten spelen en zich niets moesten aantrekken van eventueel verlies. Frivoliteit in het spel, dat telde. Echte strijd was op het veld niet te zien geweest, zeiden ze.

VC Rapid Kiel: critici spraken van een allegaartje van dikke cafébazen en mannen die ‘ambras hadden met den bond.© RR

Voor de eerste professionele voetbalwedstrijd in het Bosuilstadion, hadden Heinz en co. 22.000 frank verzameld aan de kassa’s. 7.000 frank daarvan ging naar de fiscus en de gemeente Deurne. 4.200 frank was er voor de spelers van de twee teams, 450 frank voor het scheidsrechterstrio en 3.000 frank voor het drukwerk en de marketing. En dan moesten de energiekosten er nog af, de kosten voor het onderhoud van het stadion en het veld, kledij en materiaal én – niet onbelangrijk – 25 frank per training per speler. De negationisten rekenden het al meteen voor: profvoetbal was niet levensvatbaar.

Gedoemd experiment

En ze kregen gelijk. Heinz nodigde voor de volgende match, op 2 december, de reserven van Arsenal uit. Hij was zelfs bereid om daar 26.000 frank voor op tafel te leggen. Maar Verdyck, met al zijn internationale connecties, stak ook daar een stokje voor. In de plaats kwam Red Star Brussel, weer een snel samengesteld team met ex-Duivels op leeftijd en zelfs een paar spelers uit de Socialistische Voetbalbond. En ook al wezen alle parameters op een fiasco, Gazet van Antwerpen hield moedig vol de loftrompet te bazuinen: ‘Geen wonder dat de beroepsbeweging groeit en bloeit nu dergelijke elementen uit de hoofdstad toegetreden zijn en zich aan de eischen van hoogstaand spel hebben onderworpen.’

De Antwerpenaars wonnen met 5-0 voor al een pak minder volk. En toen een week later, op 9 december, VC Rapid Kiel een Lierse selectie versloeg met 9-0 was er nog geen duizend man op de Bosuil. In die wedstrijd floot de scheidsrechter vijf minuten te vroeg af omdat de duisternis begon in te vallen. Het was een symbolisch einde van een gedoemd experiment. Er waren nog wel plannen voor een kersttoernooi met Oostenrijkse profteams en een België-Nederland voor profs, maar die kwamen niet van de grond.

Pas halverwege de jaren dertig besefte de Voetbalbond dat het een verloren strijd voerde. In 1934 voerde ze het statuut van de niet-amateur in

Enkele weken later, in januari 1929, belegden de twee strijdende partijen een vergadering in Hotel Wagner op de De Keyserlei. Ze kwamen tot een vergelijk. Het échte (liefhebbers)-Antwerp mocht in het eerstvolgende seizoen opnieuw zelf op de Bosuil spelen. ‘De heeren der Groep Heinz verlaten ’t sporttoneel zonder roem beladen’, schreef de krant. De ironie was trouwens dat Antwerp net dát seizoen, waarin het geen enkele echte thuismatch speelde, zijn eerste landstitel behaalde, na een testmatch tegen Beerschot op het neutrale veld van Racing Mechelen.

Verloren strijd

Voor de meeste spelers van de beide ‘profteams’ was hun voetbalcarrière meteen voorbij. De Voetbalbond schrapte hen genadeloos en levenslang. Er was nog wel een achterpoortje. Als ze al het geld dat ze verdiend hadden bij de profs terugbetaalden, mochten ze na een jaar schorsing opnieuw meedoen in de eredivisie. Fons Mertens deed dat. Hij zou twee jaar later nog kampioen worden met Antwerp en zelfs de nationale ploeg halen. Ook Wertz werd gerehabiliteerd. Hij zou tien jaar later nog hoofdtrainer worden van RAFC én geldt vandaag nog steeds als de ontdekker van Vic Mees; hij spotte de latere legende als knaap op een paastoernooi voor scholen in 1939.

De bond ging verdoken professionalisme nóg harder aanpakken. Voetballers die hun populariteit wilden verzilveren door een café te openen, werden geschorst. En zo verhuisde Raymond Braine, de supervedette van Beerschot, noodgedwongen naar de profploeg van Sparta Praag.

Pas halverwege de jaren dertig besefte de Voetbalbond dat het een verloren strijd voerde. In 1934 voerde ze het statuut van de niet-amateur in. Clubs mochten hun spelers voortaan betalen voor een match, maar geen maandloon. Voor ze ook daadwerkelijk het woordje ‘voetballer’ als beroep mochten opgeven bij de dienst bevolking, waren we al in de jaren zeventig.

Met dank aan de archieven van Karl Böhrer en Dirk Willocx.

MEER OVER Royal Antwerp FC