Direct naar artikelinhoud
InterviewSven Vanthourenhout

‘Het moeten geen schoothondjes zijn, er mag gerust wat pit in zitten’: wielerbondscoach Vanthourenhout

Jasper Philipsen wint met Milaan-Sanremo zijn eerste monument.Beeld AFP

Het doek over het klassieke wielervoorjaar is gevallen. Bondscoach Sven Vanthourenhout zag dat het goed was en zwoegt alweer op zijn olympisch huiswerk. ‘Ik heb zeven namen in mijn hoofd zitten.’

en

Bondscoach, tevreden over het voorjaar van onze landgenoten?

“Absoluut! Opnieuw pakten we overal prijzen, zowel met geroutineerde profs als met jonge gasten. Klassiekers of monumenten? We deden mee. Sprints in eendagswedstrijden of rondewerk? We deden mee. Klimkoersen of bergritten? We deden mee. Eindklassementen? Ook. Was er een tijdrit, dan stonden we hoog in de uitslag. Ik vind dat niet vanzelfsprekend. In Luik-Bastenaken-Luik eindigden vier Belgen in de top vijftien: Van Gils, Vansevenant, Benoot en Teuns. Er zijn andere jaren geweest.”

Wie is voor u de Belg van het voorjaar?

“Alle bewondering voor de manier waarop Van Gils zich manifesteerde, Van Eetvelt de UAE Tour naar zijn hand zette en Nys donderdag nog tot scoren kwam in Romandië, maar Jasper Philipsen heeft een streepje voor. Met Milaan-Sanremo won hij een monument en hij bevestigde in Parijs-Roubaix. Al lag dat misschien wel in de lijn van de verwachtingen.”

Hij skipte wel lastigere koersen als E3, Ronde van Vlaanderen en Gold Race. Zo blijft hij meer in dat vakje van sprinter zitten dan van klassieke renner.

“Klopt. Maar in een team met Mathieu van der Poel is het niet simpel om de Ronde in te plannen en er zomaar vanuit te gaan dat hij daar de finale kan rijden.”

Heeft hij voldoende punten gescoord om een certitude te zijn voor de Spelen?

“Ik zeg niet dat Parijs een blauwdruk wordt van het WK in Glasgow, maar qua intensiteit komt het wel in de buurt. De finale van de olympische wegrit leunt dicht aan bij koersen à la Dwars door Vlaanderen, E3 Saxo Classic en Ronde van Vlaanderen, waar je in het slot meerdere (kassei)klimmetjes over moet. In dat opzicht had ik Philipsen graag eens zo’n Vlaamse finale zien rijden, om vast te stellen hoever hij daarin kan komen. Ik kan amper vier renners selecteren en moet zeker zijn van die vier. Louter ‘iemand eens laten proeven van’ is geen optie.”

Sven Vanthourenhout: "Ik wil iemand mee hebben op wie je in alle omstandigheden 100 procent kunt rekenen."Beeld Photo News

Wanneer maakt u de olympische selectie bekend?

“De officiele deadline is eind juni. Maar intern willen we er vroeger uit zijn, zodat iedereen zich optimaal kan voorbereiden.”

Blijven Wout van Aert en Remco Evenepoel incontournable?

“Als je kijkt naar welke renners Pogacar en Van der Poel het dichtst benaderen en wie het die twee na een lange en zware wedstrijd met zekerheid nog lastig kan maken, dan kom je altijd uit bij Evenepoel en Van Aert. Zo rijden er niet veel rond. Dat wij er twee van dat kaliber hebben in België is een luxe. Het zijn ook onze twee sterkste tijdrijders (die automatisch deel uitmaken van de wegselectie, BVDC/JDK).”

Hoe gaat u die twee andere plaatsen invullen?

“Ik wil altijd iemand mee hebben op wie je in alle omstandigheden 100 procent kunt rekenen. Dan spreek ik niet resoluut over een winnaar, maar over een renner die vanaf kilometer nul klaarstaat om gelijk welke situatie te kunnen inschatten, opvangen of rechttrekken.”

Spontaan denken we daarbij aan Tiesj Benoot.

“Er staan er een paar van dat type op mijn lijstje en Benoot is daar inderdaad een van. Met hem kun je naar de oorlog.”

Speelt het mee dat renners als Benoot en Wellens de Spelen al eens hebben meegemaakt?

“Neen. Ik wil gewoon met de best mogelijke ploeg naar Parijs.”

Dan moet u in de selectiekeuze zo dicht mogelijk bij het niveau-Evenepoel/Van Aert blijven.

(knikt) “We hebben dat de laatste jaren ook gezien op WK’s. Oké, we starten niet om het ploegenklassement te winnen. Maar met een supersterk collectief finishten we vorig jaar in Glasgow met 4 bij de eerste 25. Er waren Van Aert, Stuyven, Benoot en Evenepoel.”

Kijk, daar hebt u het kwartet voor Parijs.

“Geen commentaar. De longlist telt een vijftiental namen, maar in mijn hoofd zijn er dat nog zeven.”

Staat Philipsen bij die zeven?

“Ja.”

De Lie?

“Ook.”

Ondanks zijn mindere voorjaar?

“Ik wil hem daar niet te streng op afrekenen. We hebben niet gezien wat we met zijn allen hadden verwacht en waar ze in de ploeg op hoopten. Als ik vandaag de definitieve selectie zou maken, zit hij er waarschijnlijk niet bij. Maar ik wacht de komende weken af.

“Ik had De Lie dit voorjaar graag eens de finale van Milaan-Sanremo, Harelbeke of Parijs-Roubaix zien rijden, om te weten waar hij ergens zou uitkomen. Blijft zijn planning zoals ze is, dan rijdt hij wellicht de Tour. Dat wordt zijn eerste grote ronde ooit. Met Van Aert, Evenepoel, Benoot, Stuyven, Wellens of Lampaert kan ik op beide oren slapen: als zij uit de Tour komen, zijn ze in orde. Bij De Lie is dat nog een vraagteken. Ik weet dat hij een sterke beer is, maar niet hoe hij reageert op drie stressvolle weken koers op het allerhoogste niveau.”

Ploegmaat Maxim Van Gils heeft zich wel bewezen in lange, lastige eendagskoersen.

“Ik ben vorige week speciaal naar Remouchamps gereden om met Van Gils te praten over hoe hij het ziet met de nationale ploeg. Dat is een ambitieuze jonge kerel, die zich niet te beroerd voelt om in dienst te rijden als het moet. Zulke jongens heb ik nodig. Als het voor de Spelen niet kan, dan vormt het WK in Zürich een mooi alternatief. Qua lastigheid leunt dat aan bij Imola in 2000. Ook Mauri Vansevenant moet dat bijvoorbeeld aankunnen. Al worden Van Aert en Evenepoel daar allicht onze spilfiguren.”

Overleg tussen Wout van Aert en Remco Evenepoel, begin dit seizoen in de Algarve.Beeld Photo News

Komt Gianni Vermeersch ergens voor op uw namenlijsten?

“Hij reed een supervoorjaar. Ik ken hem al van kindsbeen af, hij was toen fan van mij. Niet de coureur met de grootste motor, maar chapeau voor wat hij doet. Hij staat er altijd op momenten dat het moet. Maar de Spelen worden moeilijk. Hij staat niet bij de zeven gegadigden.”

Wat maakt hem minder goed dan Stuyven of Wellens?

“Je moet de rol bekijken waarin ze koersen. Om die van Stuyven in te vullen, laat staan te overtreffen, moet je al van goeden huize zijn. Zijn rol in de nationale ploeg wordt vaak onderschat. Op elk kampioenschap stijgt Stuyven boven zichzelf uit. Je kunt steevast op hem rekenen, hij voert alles perfect uit en communiceert duidelijk.”

Hij is ook geliefd bij de twee kopmannen. Is dat een themaatje bij Vermeersch?

“Neen. Het moeten geen schoothondjes zijn, er mag gerust wat pit in zitten. Zolang ik maar 100 procent op iedereen kan rekenen. Ik zou Vermeersch zeker kunnen kneden in dat verhaal.”

Er is natuurlijk de factor-Van der Poel. Zowel Vermeersch als Philipsen rijdt met dezelfde fiets en helm als hun Nederlandse kopman.

“Ergens kun je daar niet rond. Ik twijfel niet aan het feit dat ze te vertrouwen zijn, maar het ligt soms moeilijk om die coureurs in zo’n rol te duwen. Eigenlijk wil ik hen die dubbelzinnige situatie niet aandoen en hen tegen zichzelf beschermen. Wat niet wil zeggen dat ze nooit in aanmerking komen voor selectie.”

Gianni Vermeersch lost Mads Peedersen voor geen meter in de Ronde van Vlaanderen.Beeld BELGA

Hoe vult u, met enkel mannen die de finale kunnen rijden, dan die eerste wedstrijduren op?

“Vorige zondag, op de Kattenkoers in Ieper, sprak Koos Moerenhout (Nederlandse bondscoach, BVDC/JDK) me aan. ‘Ben je al in Parijs geweest?’ Ik vertelde hem dat ik in januari eens was gaan kijken. ‘Tja, wordt niet makkelijk’, klonk het. ‘Neem je iemand mee om te controleren?’ Ik zei: ‘Wil je nu hebben dat ík iemand meeneem om de koers te controleren, zodat júllie dat niet meer hoeven te doen?’ Dat zijn we dus niet van plan.

“Sowieso wordt het een rare wedstrijd, met 90 renners en 270 kilometer. Bij het buitenrijden van Parijs zullen al vijftien ‘exoten’ gelost zijn. Hier of daar nog een manoeuvre en voor je het beseft hou je maar zestig man over. De koers kan na vijftig kilometer gereden zijn als een groep vertrekt met de Van Baarles, Laportes en Politts dezer wereld.”

In hoeverre kan Evenepoels Tour-debuut zijn olympische ambities in de weg staan? Moet hij voluit gaan of Parijs toch ergens in het achterhoofd houden?

“Ik volg dat goed op. Niet per se bij hem zelf, binnen zijn rechtstreekse entourage heb ik voldoende aanspreekpunten die er vaak bij zijn op kampioenschappen. Parijs-Nice (tweede na Matteo Jorgenson, BVDC/JDK) was in die zin goed om de Tour realistisch te kunnen aanvatten. De buitenwereld zal hem niet meteen bombarderen tot kandidaat-eindwinnaar, en Evenepoel zelf ook niet.”

Stel: hij zakt conditioneel weg tijdens die drie weken. Hebt u dan de mogelijkheid om, in overleg weliswaar, in te grijpen?

“Die sleutel heb ik niet in handen. Uiteraard zal ik in dat geval polsen wat de verdere plannen zijn. Maar eigenlijk ben ik daar niet voor bevreesd. Renners als Evenepoel en Van Aert hebben een enorm recuperatievermogen. Als ze zo’n grote ronde gezond en heelhuids doorkomen, dan herstellen ze daar binnen de week vlot van. Nuance: voor een eendagskoers, niet voor nog eens een grote ronde. Wat wel een issue kan zijn, is het mentale aspect. Daar blijven we wakker voor.”

Tot slot: half september is er het EK in eigen land. Met welk type renners trekt u naar Limburg?

“Dat wordt een totaal andere ploeg. Ik ga ervan uit dat we daar zeker één sprinter nodig hebben. Philipsen en Merlier zijn dan de eerste namen die bij me opkomen. Een van de twee, afhankelijk van hun programma en staat van paraatheid in het najaar. Van Aert had voor zijn valpartij aangegeven dat hij daar wel zin had. Evenepoel past in principe.”