Direct naar artikelinhoud
Geschiedenis

Het drugsbeleid in Nederland begon met gedoogde huisdealers in Paradiso

Poppodium Paradiso was een van de eerste plekken in Nederland met gereguleerde handel in softdrugs. Het roken van marihuana werd er gedoogd.Beeld ANP

Het wereldberoemde Nederlandse drugsbeleid blijkt niet te danken aan een tolerante, niet-moralistische visie. De belangrijkste drijfveer was het beperken van lokale overlast, stelt historicus Arjan Nuijten in zijn proefschrift. En dat begon allemaal in 1969 met de inzet van huisdealers in Paradiso.

Met de opening van Paradiso aan de Weteringschans en Fantasio aan de Prins Hendrikkade in maart 1968 had Amsterdam opeens twee jongerencentra waar het roken van marihuana werd gedoogd. Paradiso bezweek bijna onder de populariteit bij drugsgebruikers. Volgens Louis Groen, destijds bedrijfsleider, dreigde het centrum: ‘een besloten, van de rest van de samenleving vervreemd gebeuren te worden, met een te groot accent op de massale consumptieve sfeer.’

Na een bezinningsperiode werden ordehandhavers aangesteld en huisdealers toegelaten. Paradiso was daarmee een van de eerste plekken in Nederland met gereguleerde handel in softdrugs, aldus historicus Arjan Nuijten (35) die afgelopen week aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde op zijn onderzoek naar de oorsprong van het tolerante Nederlandse drugsbeleid. 


Drugsparadijs

Nederland staat wereldwijd bekend als ‘drugsparadijs’ maar het landelijke beleid blijkt niet te zijn ingegeven door een tolerante, niet-moralistische visie. Nuijten toont in zijn proefschrift aan dat het Nederlandse drugsbeleid niet op nationaal niveau tot stand kwam, maar grotendeels is gevormd door reacties op wat er binnen gemeenten speelde. Het wereldberoemde tolerante Nederlandse gedoogbeleid blijkt vooral gefundeerd op lokale maatregelen als reactie op drugsoverlast.


Het verhaal dat Nuijten schetst, begint eind jaren zestig van de vorige eeuw als - met de opkomst van cannabis en heroïne - drugsgebruik als een probleem wordt bestempeld. Door Amsterdam, Arnhem en Heerlen met elkaar te vergelijken laat hij zien hoe verschillend de reacties en daarmee het beleid waren in verschillende delen van het land. “Om Amsterdam kun je natuurlijk niet heen,” zegt Nuijten in een zaaltje van het Bushuis aan de Kloveniersburgwal. “Drugs zijn zo verweven met het beeld dat mensen hebben van Amsterdam. Maar ik wilde nadrukkelijk de focus niet louter op de Randstad leggen. In het Nationaal Archief liggen dikke dossiermappen met het drugsoverleg tussen de landelijke overheid en de vier grote steden. Maar Arnhem en Heerlen kregen als grenssteden net als Amsterdam al vroeg te maken met cannabis en heroïne.”

Drugsgebruik sociaal ingeburgerd

Zijn fascinatie voor het onderwerp ontstond al vroeg, zegt Nuijten.
“Ik ben geboren en getogen in het Brabantse Hoeven, onder de rook van het bekende historische smokkelaarsdorp Sint Willibrord, dat tegenwoordig ook wel de naam heeft van ghb-dorp. Als jongetje zag ik op de parkeerplaats van de lokale voetbalclub vooral enge mensen in drugs handelen. Maar als student in Utrecht toonden mijn huisgenoten mij als drugsconsumenten ook de andere kant. En ervaarde ik hoe drugsgebruik sociaal is ingeburgerd. Zelf heb ik ook geëxperimenteerd met drugs. Geen heroïne gelukkig, maar cannabis en af en toe een pilletje.”

Over Utrecht gesproken, in de zogenoemde ‘junkentunnel’ in Hoog Catharijne was dertig jaar geleden ook openlijk de keerzijde van het heroïnegebruik te zien.
Nuijten: “Utrecht heeft met lokale maatregelen een einde weten te maken aan die schrijnende situatie. Het is een goed voorbeeld van de lokale ‘harm reduction’ of schadebeperking die ik in mijn proefschrift beschrijf, denk hierbij aan het openstellen van gebruiksruimten, gratis omruilen van spuiten en methadonverstrekking. Voorbeelden van hoe ons wereldberoemde drugsbeleid dus niet blijkt vormgegeven door onze tolerante houding tegenover drugsgebruik, maar door lokale maatregelen genomen na overlast.”

Huisdealers

Die schadebeperkende maatregelen vinden hun oorsprong in Paradiso, dat in 1969 met goedkeuring van het gemeentebestuur huisdealers aanstelde. 
“Amsterdam wilde met het toestaan van gereguleerd softdrugsgebruik criminalisatie van de jeugd voorkomen. Met enige regelmaat viel de politie wel Paradiso binnen, meestal na berichtgeving in de media over het drugsgebruik. Volgens de verhalen vooral voor de show, de huisdealers werden vooraf getipt.”

Het gedoogbeleid in Paradiso kreeg landelijk navolging. Ook in Arnhem en Heerlen?
“Veel andere jongerencentra in Nederland namen het voorbeeld van Paradiso over. In sommige gevallen belandde een vaste huisdealer dan zelfs op de loonlijst of kreeg het personeel een vrijgeleide van de plaatselijke officier van justitie. Maar in Heerlen bleken huisdealers overbodig, omdat cannabis in veel cafés verkrijgbaar was. En in Arnhem was er nadrukkelijk weerzin tegen de aan Amsterdam gelinkte hippiecultuur. Uiteindelijk legde Paradiso met de huisdealers wel de basis voor de Opiumwet uit 1976, waarin duidelijk een onderscheid werd gemaakt tussen soft- en harddrugs.”

Gemeenten helpen heroïnegebruikers

Ondanks de Opiumwet reageerde de landelijke politiek traag op toename van het heroïnegebruik.
“Het waren vooral de gemeenten die initiatieven namen om heroïnegebruikers te helpen, vaak in reactie op overlast. Heroïneverslaafden moesten dagelijks op strooptocht door de stad om geld te sprokkelen voor een shotje, geen autoradio was veilig. De wens voor orde op straat speelde een grote rol bij de totstandkoming van maatregelen.”

“Veelbelovend, maar omstreden, was methadonverstrekking. De opkomst van hiv en aids nam daarover de laatste twijfels weg. Er kwamen spuitenruilprogramma’s, gebruikersruimtes en uiteindelijk ook dag- en nachtopvangcentra. Hiertegen werd echter ook geprotesteerd door buurtbewoners. Uiteindelijk is deze aanpak heel succesvol gebleken. Daar mogen we trots op zijn.”

Haagse spierballentaal

En toch maakt Nuijten zich zorgen dat we onvoldoende zijn voorbereid op nieuwe druggerelateerde crises.
“De junkieoverlast op de Zeedijk is nu iets uit de geschiedenisboeken. Maar trends kunnen zich snel ontwikkelen en er zijn ondertussen heel veel middelen bijgekomen – fentanyl, oxy, crystal meth, ghb, 3-mmc, lachgas, noem ze maar op. De eerste reactie uit Den Haag is vaak in spierballentaal: verbieden. Er is geen duidelijke visie voor de toekomst en praktische zaken worden ook in deze tijd nog steeds overgelaten aan gemeente en regio. De geschiedenis leert dat er veel mogelijkheden zijn voor gemeenten, maar ook dat er duidelijk grenzen aan zitten. Het is daarom cruciaal dat nationaal beleid meebeweegt. Ik dacht laatst in een glimp in metrostation Nieuwmarkt weer iemand achter een pilaar heroïne te zien roken. Je houdt je hart vast.”

Arjan Nuijten: Regulating Paradise. The Local Origins of Harm Reduction in the Netherlands, 365 blz.