Direct naar artikelinhoud
Sabrine Ingabire: ‘Ik zal mezelf niet verloochenen, maar ik weet dat het me veel pijn zal doen als mijn familieleden me niet zullen aanvaarden zoals ik ben’.Beeld Mark Kohn
Tien GebodenSabrine Ingabire

Auteur Sabrine Ingabire: ‘Stilte vind ik moeilijk te verdragen. Dan ben ik alleen met mijn gedachten’

Sabrine Ingabire (28) spreekt zich uit over onrecht in de wereld. Dat doet ze als journalist, maar ook als schrijfster van Lotgenoten, over een Rwandees-Belgische tiener die haar plek in een complexe samenleving probeert te vinden.

I Gij zult de Here uw God aanbidden en hem liefhebben met geheel uw hart, geheel uw ziel en met al uw krachten

“Mijn familie is katholiek, maar mijn tante – die me heeft grootgebracht – is getrouwd met een niet-gelovige Nigeriaanse man, dus we gingen nauwelijks naar de kerk en bidden voor het eten deden we ook niet. Toen ik, zo rond mijn elfde, zei aan het bestaan van hun God te twijfelen, werd daar – in ieder geval binnen het gezin – niet moeilijk over gedaan. Ik was op dat punt aanbeland doordat ik het idee had dat er van alles niet klopte in de wereld. Rond mijn negende werd ik depressief, mijn familie zei dat ik dankbaar moest zijn omdat het leven zoveel moeilijker was geweest als ik niet op mijn vierde uit Rwanda was gevlucht. Oké, dat kon ik aanvaarden, maar toen ging ik me afvragen waarom God dan niets aan het gevaar en het leed in Rwanda deed…

“Tegelijkertijd was ik bang dat ik, door het katholicisme te verwerpen, in de hel zou belanden. Toen ik daarover ging doordenken, kwam ik tot de conclusie dat als God bestaat, het Hem niets zou moeten uitmaken of ik christelijk was of niet, zolang ik maar mijn best deed een goed leven te leiden.

“Ik geloof zeker niet meer in de christelijke, katholieke God, maar ik ben niet arrogant genoeg om met zekerheid te zeggen de er helemaal niets bestaat. Daar is de wereld te mooi, te complex, te wonderlijk voor.”

II Gij zult de naam van de Here uw god niet zonder eerbied gebruiken

“Mijn oma, tachtig inmiddels, werd geboren in een door katholieken gekoloniseerd land. Op een dag vroeg ik haar of ze iets had meegekregen van het geloof dat haar ouders ooit moesten afzweren. Ze zei: ‘Religie is voor mij iets cultureels’. Ze gaat naar de kerk als ze wordt uitgenodigd, voor een doopsel, huwelijk of begrafenisdienst. En als de familie voor het eten wil bidden, doet ze altijd mee. Uit zichzelf doet ze deze dingen niet. In het diepst van haar ziel gelooft ze, net zoals haar vader en moeder deden, dat het de ancestors zijn die over ons waken. Die overtuiging heb ik ook omarmd; als ik ‘de naam van God’ gebruik, doe ik dat in meervoud, gods willing, met mijn voorouders – als een soort verbinding tussen mij en het onverklaarbare – in gedachten. En altijd met eerbied.”

III Gij zult de dag des Heren heiligen

“Hier houd ik me aan, al was het maar omdat ik geloof dat je niet iedere dag, om het even welk moment, voor iedereen beschikbaar moet zijn. Ik kan dagenlang in bed liggen en daarvan genieten, maar stilte vind ik moeilijk te verdragen. Als het stil is, ben ik alleen met mijn gedachten. Wat moet ik daarmee? Mijn gedachten maken me vaak angstig. Ik laat mijn tv of de computer, aan staan als ik ga slapen.

“Zodra het geluid stopt, word ik wakker en komt de angst weer terug. Of dat met mijn vlucht uit Rwanda te maken heeft, weet ik niet; dit verhaal begint, denk ik, al voor mijn geboorte. Ik heb mijn vader nooit gekend, mijn moeder verdween aan het begin van mijn leven. Ik werd weggeplukt uit Rwanda, in een ander land neergezet, naar een eerste, een tweede internaat gestuurd, verhuisd van Brussel naar het Vlaamse Ninove tot ik er op mijn zeventiende zelf voor kon kiezen weer naar de hoofdstad terug te keren.

“Er waren steeds higher powers geweest die bepaalden wat ik ging doen, hoe mijn leven er uit zou zien. Veel van hen hadden geen slechte bedoelingen, maar dat maakte eigenlijk niks uit, want het deed altijd pijn. Het is niet alleen mijn vluchtverhaal, maar een opeenstapeling van pijn die me wakker houdt.”

IV Eer uw vader en uw moeder

“Mijn vader zal ik niet eren, want ik ken hem niet. Misschien is hij al gestorven – ik heb geen idee. Mijn oom, de man met wie mijn tante toen ik zeven of acht jaar oud was een relatie kreeg, werd mijn eerste vaderfiguur. Hij was emotioneel– en soms ook fysiek gewelddadig. Hoe jong ik ook was: ik wist altijd dat wat hij deed niet mocht. Doordat hij zich zo gedroeg als mijn tante er niet was, kreeg zij er weinig van mee. Bovendien was ze zelf ook een vluchteling, iemand die stabiliteit zocht en in hem een man had gevonden die voor ons kon zorgen. Ik hield en houd ik nog steeds zielsveel van mijn tante, wat het moeilijker maakte de problemen die ik met mijn oom had met haar te bespreken.

“Hij zei ook tegen me dat ik nooit geliefd zou worden, dat er niemand was die van mij ging houden. En zeker geen man. Een man zou al snel in de gaten krijgen dat ik een moeilijke vrouw was en niet bij me willen blijven. Gelukkig kreeg ik op mijn zestiende een vriendje, iemand die zielsveel van me hield en die, ook nu we geen relatie meer hebben, nog steeds een heel belangrijk persoon in mijn leven is.

‘We leven in een wereld die zó ongelijk is, dat ik er geen enkel probleem mee heb als je bij grote winkelketens iets weghaalt zonder het te betalen.’Beeld Mark Kohn

“Maar het is niet alleen de oom die ervoor heeft gezorgd dat ik het moeilijk vind erop te vertrouwen dat ik niet zomaar verlaten zal worden; die angst heeft ook, in grote mate, te maken met het feit dat ik al veel eerder het gevoel had dat ik door mijn ouders in de steek was gelaten.

“Mijn familie sprak altijd heel lovend over mijn moeder. Je moeder was geweldig, we hielden zo veel van haar, ze was de liefste, de beste bladiebla. Eigenlijk heb ik mezelf vooral moeten leren haar niet te missen, te aanvaarden dat ze werd vermist en waarschijnlijk nooit meer terug zou komen.

“Toen ik twintig jaar later ineens te horen kreeg dat ze al die tijd in Congo had gezeten, door gevaarlijke omstandigheden niet weg had kunnen komen, maar dat ze zich nu bij ons in Europa zou voegen, was ik erg in de war. Met het gemis had ik leren omgaan, maar hoe moest ik op haar aanwezigheid reageren?

“Ik had het van een van mijn andere tantes gehoord, niet van de tante die me heeft opgevoed. Ze had me willen verrassen, zei ze. Er was een familiefeestje georganiseerd waar ik dan doodleuk zou aankomen om daar na al die jaren mijn moeder weer te zien. Ik besloot niet te gaan. Het heeft een maand geduurd voordat ik dacht: oké, nu kom ik.

“Mijn tante had zich de hereniging anders voorgesteld. Terwijl mijn moeder in de keuken stond, begon mijn familie te pushen: ben je niet gelukkig? Ze is hier nou toch? Hou je niet van haar? Nee, ik heb helemaal geen gevoelens voor deze persoon. Ik ken haar niet.

Een van mijn andere tantes vroeg: ‘Ben je dan niet dankbaar dat deze vrouw je op de wereld heeft gezet?’ Ik ben helemaal niet dankbaar voor dit leven, zei ik, ik ben depressief! We maakten ruzie, ik begon te huilen. En ineens bedacht ik: hé, ik woon op mezelf, ik betaal mijn eigen rekeningen, ik kan gewoon naar huis gaan. Ik ga. Mijn moeder – een lieve, rustige vrouw, precies zoals ze door haar familie was omschreven – begreep er niets van: huh? Je bent er net! En daarna werd ze boos op mijn tantes: wat hebben jullie allemaal tegen haar gezegd?

“Mijn moeder wil heel graag een band met me opbouwen, maar daar heb ik minder behoefte aan. Het is moeilijk, ingewikkeld, want zij is net zo goed een slachtoffer en ik wil haar absoluut geen pijn doen. Tegelijkertijd weet ik dat mijn tante zich óók enorm schuldig voelt, vanwege de hechte relatie die ik met háár heb. Ze weet dat het haar zus pijn doet en zegt dingen als: ‘Kom Sabrine, je moeder heeft je een berichtje gestuurd, je moet wel af en toe antwoord geven’.

“De afgelopen jaren verschoof er wel iets. Mijn tante lokt me niet langer in de val door me uit te nodigen op een doodnormale dag waarop mijn moeder dan plots tevoorschijn komt, maar stelt allerlei dingen voor: ‘Zullen we naar oma gaan en vind je het leuk als ik je moeder ook uitnodig?’ Omdat ze respectvoller met me omgaan, doe ik ook veel meer mijn best. Ik groei. Ik leer te aanvaarden. Mijn tante eer ik absoluut en het eren van mijn moeder gaat me, langzaam maar zeker, steeds beter af.”

V Gij zult niet doden

“Er is een groot verschil tussen: wat zou het fijn zijn om niet te bestaan, ik ben heel droevig, ik verlang naar de dood en ik verdraag dit niet langer, ik ga er nu een einde aan maken. Op mijn negende, toen we naar Vlaanderen verhuisden, had ik last van dat eerste gevoel, rond mijn twaalfde probeerde ik mezelf uit te hongeren en in de jaren die volgden, kwam het voornemen uit het leven te stappen keer op keer terug.

Nadat ik aan de problematische thuissituatie was ontsnapt en voor mezelf iets kon gaan opbouwen, letterlijk steeds gezonder werd, kwam ik tot de ontdekking dat mijn gedachten over suïcide sterker werden als ik ongesteld moest worden. Dat heet PMDD, Pre Menstrual Depression Disorder.

Het hielp me te weten wat er aan de hand was: even negeren, ga maar slapen, het komt wel goed. Ik zal mijn leven niet zelf beëindigen, die optie heb ik inmiddels uitgesloten, en ik heb tegelijkertijd leren accepteren dat die andere twee fases – de droefheid en het verlangen niet langer te bestaan – voor altijd zullen blijven komen en gaan.”

VI Gij zult geen onkuisheid doen

“Dit zijn geen regels waarmee ik expliciet ben opgevoed, maar het is niet voor niks dat ik nog niet al mijn familieleden heb verteld dat ik biseksueel ben. Er werd bij ons thuis niet over seks gepraat en homofobie is, zeker onder katholieken, nog altijd sterk aanwezig. Mijn tante, broer, neven en nichten vinden het geen issue, maar ik ben toch bang iets te ontketenen wat nooit meer stopgezet kan worden, dat sommige mensen binnen mijn familie anders naar me zullen gaan kijken. Ik zal mezelf niet verloochenen, maar ik weet dat het me veel pijn zal doen als ze me niet zullen aanvaarden zoals ik ben.”

VII Gij zult niet stelen

“Stelen is slecht, sure, maar we leven in een wereld die zó ongelijk is, dat ik er geen enkel probleem mee heb als je bij grote winkelketens of multinationals – die zelf de samenleving bestelen door bijna geen belastingen te betalen of hun werknemers onder te betalen – iets weghaalt zonder het te betalen. Ik wou dat ik, deep down, niet zo christelijk was opgevoed, dan zou ik het zelf ook doen, haha! Nee, de voornaamste reden is natuurlijk dat ik, als zwarte persoon en vluchteling, in de ogen van een winkelier bij voorbaat al verdacht ben.”

VIII Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen

“Het is niet zo dat ik me niet meer durf uit te spreken, of dat ik niks meer te zeggen heb. Ik analyseer de wereld, bespreek het met mijn vrienden en op socials – en als een krant me vraagt columns te schrijven, zou ik het waarschijnlijk zo weer gaan doen – maar ik moet je eerlijk zeggen dat ik na Black Lives Matter (de beweging tegen anti-zwart racisme die na de dood van de Amerikaan George Floyd op 25 mei 2020 internationaal veel aandacht kreeg, AV) vooral erg moe ben. Initiatieven die toen zijn gestart blijken nu al niet meer te bestaan, veel van mijn zwarte vrienden zijn uitgeput. En de maatschappij lijkt er allang over uitgepraat te zijn.

“Voor wie ooit de ijdele hoop had dat racisme kon worden aangepakt, of dat er minstens iets zou worden opgelost: er is helemaal niets opgelost. Racisme en vreemdelingenhaat zijn aan de orde van de dag. Er wordt inmiddels massaal extreemrechts gestemd.

De noodzaak om mijn mond open te doen is er nog altijd. Niet iedereen kan schrijven of iets goed verwoorden, ik voel die verantwoordelijkheid, maar als ik me boos ga maken en mezelf daarmee in gevaar kan brengen, moet ik het diep van binnen ook wel écht willen. Er zijn ook andere manieren waarop ik een bijdrage kan leveren, maar welke? Waar sta ik op dit moment van mijn leven? Dat ben ik nu aan het uitzoeken.”

IX Gij zult geen onkuisheid begeren

“Ik heb vaak in relaties gezeten en gedacht: nu zal ik nooit meer met een ander zoenen. Terwijl die eerste kus zó geweldig kan zijn… Dat vond ik echt een naar idee: nooit meer zomaar op een avond iemand ontmoeten, een allerleukst gesprek voeren, een beetje verliefd worden, zoenen en dan klaar. En dat je de volgende dag, zonder je schuldig te voelen, tegen je partner kunt zeggen: ik heb heerlijk gezoend, maar nu ben ik thuis, bij jou. En ik hou van je.

Binnen het christendom – of specifieker: binnen mijn familie – is zoiets bij vrouwen niet echt oké, maar ik ben het nu toch, heel concreet, aan het onderzoeken: hoe kan een trouw iemand, zoals ik, in een niet-monogame setting toch gelukkig zijn?”

X Gij zult niet begeren wat uw naaste toebehoort

“Soms ben ik jaloers op mensen die, door zich niet zo fel uit te spreken over onrecht en ervoor zorgen dat ze niemand boos maken, veel makkelijker kunnen werken binnen de journalistiek… nee, eigenlijk is het iets anders: ik voel me vooral gefrustreerd dat het systeem kennelijk zo werkt.

Het is in ieder geval niet persoonlijk en zodra ik die gevoelens bij mezelf detecteer, probeer ik daar wat aan te doen. Ik wil een journaliste die belangrijk werk doet – en die ik als persoon ook heel leuk vind – niet gaan haten omdat het goed gaat met haar. Dus op die momenten denk ik: oké, Sabrine, kennelijk heb je nu slechte gevoelens hierover, je gaat deze persoon op Instagram een tijdje muten, dan zien we straks wel weer hoe je je voelt en of je er weer normaal op een blije post kunt reageren. Het zijn alleen de slechte mensen die ik het goede niet gun, verder gun ik iedereen altijd alles.”

Roman

Sabrine Ingabire (Rwanda, 1995) is journaliste, schrijfster en de hoofdredacteur van Lilith Magazine. Ze werkt als redacteur en verslaggever bij NRC en als columniste bij Dipsaus Podcast, De Morgen en MO* Magazine. Haar roman Lotgenoten verscheen dit jaar bij uitgeverij Pluim in samenwerking met Dipsaus.

Lees ook:

Russisch journalist in ballingschap: ‘Proberen het verschil te maken is een goede remedie tegen de somberheid’

De Russische TV Rain-televisiepresentator Michail Fishman (51) is somber over de toekomst van het land dat hij na het uitbreken van de oorlog in Oekraïne moest ontvluchten, maar vindt ook dat hij zichzélf wel iets gelukkiger zou mogen prijzen.