Direct naar artikelinhoud
analyse

Wanneer is iets gewoon kritiek? En wanneer antisemitisme?

Van Amerikaanse universiteits­bestuurders wordt geëist dat ze paal en perk stellen aan antisemitisme, maar het blijkt moeilijk te zeggen welke uitingen daaronder vallen. Hier demonstreren studenten en docenten van de New York University tegen de oorlog in Gaza.Beeld Spencer Platt / Getty

Hoewel iedereen geweldsincidenten tegen Joden veroordeelt, is er geen consensus over wat antisemitische uitingen zijn. De werkdefinitie die in een groot deel van de westerse wereld wordt gehanteerd, is omstreden. ‘Pro-Israëlische groepen gebruiken haar als wapen om activisten de mond te snoeren.’

‘Ik zal de vraag herhalen.’ De Republikeinse Afgevaardigde Lisa McClain is zichtbaar geïrriteerd tijdens het verhoor van Minouche Shafik, vorige week woensdag in het Amerikaanse Congres. ‘Als een groep mensen from the river to the sea scandeert, of leve de intifada, zijn dat dan antisemitische uitingen?’

Shafik, voorzitter van Columbia University, een van de Amerikaanse universiteiten waar de spanningen de afgelopen weken tot een kookpunt zijn opgelopen, probeert een genuanceerd antwoord te formuleren tijdens de hoorzitting waarin ze zich moet verantwoorden voor pro-Palestijnse protesten. ‘Ik hoor het zelf wel als zodanig’, begint ze. ‘Andere mensen niet.’ McClain valt haar in de rede: ‘Valt dit onder de definitie van antisemitisch gedrag, ja of nee? Waarom is het zo moeilijk?’

Shafik: ‘Omdat het een ingewikkelde kwestie is.’

Over de auteur
Marjolein van de Water is verslaggever van de Volkskrant en schrijft over asiel, migratie, religie en de multiculturele samenleving. Eerder was ze correspondent in Latijns-Amerika.

Amerikaanse campussen zijn een strijdveld geworden. Studenten eisen dat universiteiten de banden met Israël verbreken en dat de Amerikaanse regering stopt met het ‘financieren van een genocide’. Hoewel de protesten grotendeels vreedzaam verlopen, zijn er ook antisemitische incidenten gemeld. Joodse studenten en medewerkers zijn bespuugd, geslagen en uitgescholden, en worden op agressieve wijze gedwongen om ‘als Jood’ afstand te nemen van Israël.

Wanneer is iets gewoon kritiek? En wanneer antisemitisme?
Beeld AFP

Washington roept universiteitsbestuurders op het matje en eist dat ze paal en perk stellen aan het antisemitisme. Maar de hoorzitting met Shafik laat zien waar het wringt: hoewel iedereen de geweldsincidenten tegen Joden veroordeelt, is er geen consensus over wat antisemitische uitingen zijn.

Ook in Nederland lopen de gemoederen hierover al maanden hoog op. Mag je tijdens demonstraties ‘from the river to the sea’ roepen? Pleiten voor een eenstaatoplossing? Het doden en uithongeren van Gazanen vergelijken met wat de nazi’s deden? Mag je zionisme racistisch noemen, zoals een spreker afgelopen zaterdag deed op het partijcongres van GroenLinks-PvdA?

Luister ook naar onze podcast

Video wordt geladen...

Of luister via Spotify of Apple podcasts.

Werkdefinitie

‘Het is antisemitisme vermomd als antizionisme’, zeggen pro-Israëlische groepen en politici. ‘Het is legitieme kritiek op Israël en valt onder de vrijheid van meningsuiting’, vinden activisten en mensenrechtenorganisaties. Centraal in dit emotionele debat staat een definitie waar de meeste mensen nog nooit van hebben gehoord, maar die door een groot deel van de westerse regeringen is omarmd: de IHRA-werkdefinitie.

IHRA (International Holocaust Remembrance Alliance) is een samenwerkingsverband van 35 veelal westerse landen, bedoeld om de kennis over de Holocaust levend te houden en te verspreiden. ‘Antisemitisme is een bepaalde perceptie van Joden die tot uiting kan komen als een gevoel van haat jegens Joden’, aldus de werkdefinitie die de organisatie hanteert.

De controverse gaat niet over deze definitie an sich, maar over de elf ‘hedendaagse voorbeelden’ die erbij horen. Zeven daarvan refereren aan Israël. Zoals: het Joodse volk het recht op zelfbeschikking ontzeggen, bijvoorbeeld door te stellen dat het bestaan van Israël een racistische onderneming is. Of: het meten met twee maten (van Israël gedrag verlangen dat niet wordt verwacht of geëist van andere democratieën), en vergelijkingen trekken tussen het Israëlische beleid en de nazi’s.

Zo werd Amnesty International in 2022 door Europarlementariërs van antisemitisme beschuldigd, vanwege een rapport over de structurele onderdrukking en onvrijheid van Palestijnen. ‘Israëls apartheid tegen Palestijnen’, heet het rapport. De politici wezen erop dat het volgens de IHRA-werkdefinitie antisemitisch is om Israël van racisme te beschuldigen. EU-buitenlandchef Josep Borrell ging daarin mee.

Nieuw antisemitisme

Op haar website benadrukt IHRA dat het een werkdefinitie betreft, dat de voorbeelden een richtlijn zijn en dat de context waarin uitingen worden gedaan van doorslaggevend belang is. Maar in het oververhitte debat zijn die nuanceringen uit het oog verloren. ‘Pro-Israëlische groepen gebruiken de voorbeelden als wapen om activisten de mond te snoeren’, zegt de Amerikaanse antisemitisme-expert Kenneth Stern telefonisch vanuit Maryland. ‘En daarvoor is de definitie nooit bedoeld.’

Stern (71) kan het weten: hij heeft de definitie twintig jaar geleden zelf geschreven. Destijds werkte hij voor de prominente Joodse belangenorganisatie American Jewish Committee en maakte hij zich zorgen omdat aanvallen op Joden die voortkwamen uit woede over Israël in Europa niet als antisemitisme werden geregistreerd.

De Amerikaanse antisemitisme-expert Kenneth Stern.Beeld Adam Gray voor de Volkskrant

Hij ging daarover in gesprek met het EUMC, het centrum dat toentertijd in de Europese Unie racisme en xenofobie monitorde, en ze spraken af dat Stern met een groep deskundigen aan een definitie zou gaan werken. Het ging daarbij met name om het herkennen van ‘nieuw antisemitisme’, een term die is opgekomen in de jaren zeventig van de vorige eeuw, in de context van de oorlogen van 1967 en 1973, waarin Israël met zijn Arabische buren streed om grondgebied. Israëlische politici begonnen vanaf die tijd een link te leggen tussen kritiek op Israël en antisemitisme.

‘Antizionisme is het nieuwe antisemitisme’, schreef toenmalig Israëlisch buitenlandminister Abba Eban in 1973 in een tijdschrift van het American Jewish Congress. ‘Volgens het klassieke antisemitisme hebben alle individuen binnen de samenleving gelijke rechten, behalve de Joden. Het nieuwe antisemitisme zegt dat het recht om een ​​onafhankelijke nationale soevereine staat te vestigen en te behouden het voorrecht is van alle naties, zolang ze niet Joods zijn.’

Politiek doel

Volgens Anya Topolski, universitair hoofddocent filosofie aan de Radboud Universiteit, gespecialiseerd in antisemitisme en racisme, diende dit discours een politiek doel. ‘In het Westen groeide de kritiek op Israël, vanwege de bezette Westoever en de onderdrukking van de Palestijnen’, legt ze uit. ‘Tegelijkertijd werd datzelfde Westen verteerd door schuldgevoel over de Shoah. Door antizionisme gelijk te stellen aan antisemitisme hoopte Israël de kritiek te doen verstommen.’

Waarmee ze niet wil zeggen dat kritiek op Israël nooit antisemitisch is. ‘Joden collectief verantwoordelijk houden voor daden van de staat Israël of Joden daarop aanspreken, puur omdat ze Joods zijn, is absoluut antisemitisch’, zegt ze. ‘Maar het koloniale of racistische karakter van Israël problematiseren is dat niet.’

Stern, een ‘progressieve zionist’ en inmiddels werkzaam als directeur van het Center for the Study of Hate van Bard College in New York, is het daarmee eens. Hij wilde met de voorbeelden een hulpmiddel bieden voor monitorende instellingen, om eventueel verborgen antisemitisme makkelijker te kunnen herkennen. ‘Maar je moet vrij over het Israëlische beleid en het zionisme kunnen discussiëren’, vindt hij.

Politiek doel
Beeld Getty Images via AFP

Het EUMC stemde in 2004 in met het gebruik van Sterns werkdefinitie. In 2016 nam IHRA de definitie vrijwel integraal over en begon, gesteund door Israël en sympathiserende organisaties, een promotiecampagne. In tijden van toenemend antisemitisme is het belangrijk om een gezamenlijk startpunt te hebben, zo schrijft IHRA daarover op haar website.

De Europese Commissie nam de werkdefinitie in 2016 formeel aan. In Nederland heeft het kabinet in 2018 besloten de werkdefinitie te ‘omarmen’, en benadrukte daarbij dat het een juridisch niet-bindende werkdefinitie was. Pro-Israëlische organisaties bepleiten daarnaast al jaren dat niet alleen overheden, maar ook onderwijsinstellingen, sportclubs en (sociale) media de werkdefinitie gaan gebruiken.

Afschrikwekkend effect

Stern zat toen allang op een ander spoor. Zijn zorgen begonnen in 2010, toen hij zag hoe ‘rechtse pro-Israël-groepen in Amerika zijn definitie misbruikten’. Schermend met de aan Israël gerelateerde voorbeelden proberen ze lezingen met Israël-kritische sprekers tegen te houden, en dienen klachten in tegen docenten die het Palestijnse perspectief belichten. ‘Ze zeggen dat ze een veilig klimaat willen creëren voor Joodse studenten’, aldus Stern. ‘Maar ze belemmeren de academische vrijheid.’

In 2019 voerde toenmalig president Donald Trump een wet in die het mogelijk maakt om overheidsfinanciering stop te zetten aan universiteiten die te weinig doen tegen antisemitisme. Om dat te beoordelen wordt de IHRA- werkdefinitie gebruikt. In een aantal Amerikaanse staten is de werkdefinitie inmiddels zelfs in het strafrecht verankerd. Stern verzet zich daar hevig tegen en schreef daarover in 2020 het boek The Conflict about the Conflict. ‘Het is gevaarlijk als de staat de grenzen van het debat bepaalt.’

Ook in Duitsland ondervinden kunstenaars, schrijvers en activisten al jaren problemen wanneer ze opkomen voor Palestijnen of zich kritisch uiten over het zionisme of Israël. In sommige regio’s zijn (delen van) de werkdefinitie in regelgeving verankerd, maar ook elders worden met de IHRA-definitie in de hand subsidies ingetrokken, evenementen verboden of sprekers geweerd.

Twee weken geleden nog werd de Palestijns-Britse chirurg Ghassan Abu-Sitta de toegang geweigerd tot Duitsland, waar hij op een conferentie in Berlijn over zijn werk in Gaza zou spreken. De internationale conferentie, die opriep tot actie tegen ‘de Duitse hulp aan genocide in Gaza’, zou volgens tegenstanders antisemitisch zijn. De bijeenkomst werd twee uur na aanvang door de politie stilgelegd.

En in februari trok de financier van de Hannah Arendt-prijs voor kritische denkers zich terug. De Russisch-Amerikaans-Joodse filosoof Masha Gessen had de prijs gewonnen, maar schreef vlak voor de uitreiking ervan een essay in The New Yorker, waarin de vergelijking wordt gemaakt tussen de huidige situatie in Gaza en Joodse getto’s in de nazitijd. Antisemitisme, volgens een van de voorbeelden in de IHRA-definitie. De gemeente Bremen wilde geen locatie meer faciliteren voor de prijsuitreiking.

‘Het is zorgwekkend wat er in Duitsland gebeurt’, zegt Stern. ‘Veel organisaties durven geen pro-Palestijnse statements te tekenen, uit angst dat ze geen subsidies meer krijgen.’ Hij ziet hoe dit een afschrikwekkend effect heeft, ook in andere landen. ‘Het leidt tot zelfcensuur. Universiteiten houden bepaalde sprekers buiten de deur, uit angst van antisemitisme te worden beschuldigd.’

Niet juridisch bindend

In Nederland is de werkdefinitie op geen enkele manier juridisch bindend. ‘Ik ben bekend met alle moties en Kamervragen die daartoe oproepen’, zegt officier van justitie Willem Nijkerk, hoofd van het Landelijk Expertisecentrum Discriminatiezaken van het Openbaar Ministerie. ‘Maar wij gebruiken die definitie niet. Antisemitisme valt in onze wet onder discriminatie.’

‘Een hakenkruis op een synagoge is duidelijk discriminatie’, licht Nijkerk toe. ‘Uitschelden met ‘vuile zionist’ of ‘kankerzionist’ is dat niet, hoe smakeloos je het ook kunt vinden’, gaat hij verder. ‘Want het zegt niet iets over een groep mensen wegens geloof, levensovertuiging of ras, het zegt iets over een politieke opvatting.’

Ook in Nederland worden mensen die zich kritisch uiten over Israël van antisemitisme beschuldigd. Dat overkwam vorig jaar bijvoorbeeld Op1-presentator Natasja Gibbs. Toen ze Israël in een interview een ‘apartheidsregime’ noemde, werd de NPO bedolven onder klachten over antisemitisme. Nijkerk ziet die reflex ook terug in aangiften. ‘Mensen denken: dit is antisemitisme, kijk maar naar de definitie die Nederland hanteert.’

Bart Wallet, hoogleraar Joodse studies aan de Universiteit van Amsterdam, ziet ook dat legitieme kritiek op Israël soms als antisemitisme onder tafel wordt geveegd. ‘Maar er wordt nu ook te makkelijk gezegd dat Israël-kritiek geen antisemitisme is.’

Als voorbeeld noemt hij de afbeelding van een davidster in een vuilnisbak. ‘Dan wordt gezegd: dit is anti-Israël, terwijl het in een iconografische antisemitische traditie staat van het verbinden van Joden met ongedierte.’

Israël van genocide beschuldigen is volgens de hoogleraar onderdeel van het publieke debat, en als zodanig niet antisemitisch. ‘Dat kan het wel worden als het wordt verbonden met de Holocaust’, legt hij uit. ‘Als bijvoorbeeld wordt betoogd dat Joden beter zouden moeten weten, dat ze niets van de Holocaust hebben geleerd, of dat Joden eigenlijk nazi’s zijn.’

Alarmbel

Het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (Cidi) hanteert de IHRA-werkdefinitie bij het monitoren van antisemitisme. ‘De voorbeelden van IHRA dienen als alarmbel’, aldus Hans Wallage, onderzoeker bij het Cidi. ‘Zodat je even extra oplet als je zo’n uitspraak langs ziet komen. Maar we kijken altijd in welke context een uiting is gedaan om te bepalen of het antisemitisch is.’

‘Joden in Nederland verantwoordelijk houden voor wat Israël doet, is antisemitisch’, legt Wallage uit. ‘Het bestaansrecht van Israël in twijfel trekken is niet in alle gevallen antisemitisch. Maar Joden het recht op zelfbeschikking ontzeggen omdat het Joden zijn, is dat wel.’ Kritiek op zionisme moet volgens Wallage kunnen. ‘Maar als zionisten worden neergezet als rijk of almachtig, traditionele stereotypen, dan is het antisemitisme.’

Die nuance komt niet altijd terug in de publieke uitingen. Het Cidi was in 2022 een van de 180 ondertekenaars van een brief aan Elon Musk, waarin ze opriepen de IHRA-werkdefinitie te hanteren bij het bestrijden van Jodenhaat op X. De brief ging gepaard met een lijst tweets die antisemitisch zouden zijn, waaronder ook tweets die Israël bekritiseren vanwege ‘apartheid’ en ‘onderdrukking van Palestijnen’. Wallage zegt dat het Cidi niet op de hoogte was van de meegestuurde voorbeelden.

De SGP probeert de regering er al jaren toe te bewegen de IHRA-werkdefinitie een juridische status te geven. Een motie van diezelfde partij om de ‘river to the sea’-leus strafbaar te stellen, is in februari aangenomen. Verontrustend, vindt Stern: ‘Om effectief tegen haatzaaien te vechten, heb je sterke democratische instituten en een open debat nodig’, zegt hij. ‘Ik vind de ‘river to the sea’-leus ook kwetsend, maar dat betekent niet dat hij moet worden verboden.’

Uitholling van een begrip

De aan Israël gerelateerde ‘hedendaagse voorbeelden’ van de IHRA-definitie zijn, kortom, een eigen leven gaan leiden, en dat heeft volgens deskundigen nadelige gevolgen voor de strijd tegen Jodenhaat. ‘Het zorgt voor uitholling van het begrip antisemitisme’, zegt Yolande Jansen, universitair hoofddocent sociale en politieke filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. ‘Dat is gevaarlijk.’

Jansen benadrukt de verantwoordelijkheid van politici en media bij het maken van een helder onderscheid tussen Joden, Israëliërs, zionisme en de staat Israël. ‘Dat veel mensen dat onderscheid niet maken, komt mede doordat Israël en sommige Nederlandse politici dat zelf ook niet doen’, zegt ze. ‘Ze zetten Joden neer als een homogene groep die Israël vertegenwoordigt.’

Uitholling van een begrip
Beeld REUTERS

‘Waar het in de kern om gaat, is dat er in Israël fundamentele ongelijkheid bestaat tussen Joden en niet-Joden, in het bijzonder Palestijnen. Er is sprake van apartheid, vervolging en mogelijk zelfs genocide’, gaat Jansen verder. ‘Israël gebruikt het recht op zelfbeschikking als argument om de ongelijkheid te verdedigen, terwijl die juist zou moeten worden aangepakt. Critici die daarop wijzen, worden al snel van antisemitisme beschuldigd.’

Alternatieve definitie

In 2021 kwamen wetenschappers met een alternatieve definitie: de Jerusalem Declaration on Antisemitism. ‘Het initiatief kwam van Israëlische wetenschappers, uit onvrede over de manier waarop IHRA geïnstrumentaliseerd werd’, vertelt Stefanie Schüler, directeur van het Duitse Centrum voor Antisemitismeonderzoek en een van de opstellers van de definitie. ‘Het doel was een alternatieve visie te presenteren. Hoe kun je antisemitisme bestrijden, zonder de vrijheid van meningsuiting te belemmeren?’

‘Antisemitisme is discriminatie, vooroordeel, vijandigheid of geweld tegen Joden als Joden (of tegen Joodse instellingen als Joods)’, aldus de definitie, die eveneens gepaard gaat met een lijst voorbeelden. Die voorbeelden maken expliciet in welke gevallen Israël-kritiek niet antisemitisch zou zijn. Bijvoorbeeld kritiek op zionisme als nationalistische ideologie of het pleiten voor een binationale staat.

Schüler benadrukt dat het onmogelijk is om een sluitende definitie te maken, maar dat het wel belangrijk is om iets te hebben voor voorlichting en in het onderwijs. ‘En begrijp me niet verkeerd, er zijn zeker mensen die de Palestijnen steunen uit Jodenhaat. Maar die bestrijd je niet door iedereen de mond te snoeren.’

Hoogleraar Wallet vindt beide definities nuttig. ‘Maar de IHRA-werkdefinitie is nu eenmaal al door veel landen omarmd.’ Hij vindt het zorgelijk dat aan beide kanten van het debat verharding optreedt. ‘Dat geldt trouwens ook voor islamofobie en andere vormen van haat. Er ontstaat een cultuuroorlog omheen en dat is schadelijk voor een goede aanpak.’

Stern gebruikt in zijn colleges aan Amerikaanse studenten beide definities, om hen kritisch te laten nadenken over de verschillen. Spijt dat hij ooit de definitie heeft opgesteld, heeft hij niet. ‘Ik denk nog steeds dat het een doel dient’, zegt hij. ‘Maar als je mensen goed gereedschap geeft, dan buigen ze het om voor andere doeleinden.’