Direct naar artikelinhoud
eenzame uitvaart

De eenzaamheid die mevrouw E.K. zocht, ontving haar met open armen

De eenzaamheid die mevrouw E.K. zocht, ontving haar met open armen
Beeld Merel Corduwener

Schrijver Joris van Casteren is coördinator bij het begeleiden van eenzame uitvaarten in Amsterdam. Onregelmatig schrijft hij over zijn wederwaardigheden bij dat werk. De onlangs overleden mevrouw E.K. voelt voor hem, afgaand op de klassieke muziek en de vele boeken in haar woning, als een geestverwant.

Het appartement bevindt zich op de elfde verdieping, ik neem de lift. Voor de deur van de woning staan twee dames te prutsen aan het slot. Medewerksters van het gespecialiseerde kantoor dat nalatenschappen afwikkelt, ingehuurd door Team Uitvaarten van de gemeente Amsterdam omdat er tamelijk veel geld in het spel schijnt te zijn. Het appartement zal worden verkocht.

Van de politie hebben de medewerksters een sleutelbos gekregen, aangetroffen in de jaszak van mevrouw E.K. De recherche, die tijdens het uitgebreide onderzoek al in de woning is geweest, gaat uit van suïcide. In de nacht van 1 op 2 januari heeft mevrouw E.K. het appartement verlaten, ze liet de voordeur open, wat kon een inbraak haar nog schelen? Ze nam de lift die mij zojuist omhoog bracht naar beneden.

Om direct het water in te duiken hoefde ze slechts het fietspad over te steken. In plaats daarvan liep ze in de richting van het Sloterparkbad, waar de kans dat iemand haar zou zien geringer was. Omdat ze moeizaam liep, ze hanteerde een stok, zal ze ongeveer een half uur onderweg zijn geweest.

Innerlijke weg

Haar laatste wandeling voerde langs iepenlanen en de merkwaardige, op een kunstmatige heuvel geplaatste cortenstalen sculptuur van de expressionistische beeldhouwer Wessel Couzijn die doet denken aan een in stukken gehakte regenworm.

Mevrouw E.K. hield halt bij het labyrint dat in 2011 tot stand is gekomen. Anders dan een doolhof, waarin je zelf de paden moet kiezen, voert een labyrint automatisch naar het middelpunt. Daarom is deze plek, aldus de initiatiefnemer op een ter plaatse in de grond geslagen bordje, ‘een universeel symbool voor de innerlijke weg die een mens door het leven volgt’.

Bij het labyrint trok mevrouw E.K. haar schoenen uit. Ze zette ze netjes neer op de oever, met gestrikte veters. De wandelstok kwam er als een liniaal naast te liggen, akelig precies.

Mevrouw E.K. is zo het water ingelopen, gekleed en al. Afgezien dus van die schoenen. Een rechercheur vertelde me ooit dat mensen die zich verdrinken zich vrijwel altijd van hun schoeisel ontdoen, misschien sterft dat toch wat prettiger.

Aan de oevers is de Sloterplas niet diep maar de bodem loopt vlug naar beneden, tot een diepte van bijna 40 meter. Voordat ze onderkoeld raakte, heeft mevrouw E.K. mogelijk een stukje gezwommen, ver is ze niet gegaan.

In het riet ter hoogte van haar stok en schoenen werd ze de volgende ochtend opgemerkt door een yogaklasje, dat vroeg van start was gegaan. De deelnemers waren vreselijk van slag, de instructeur besloot voortaan af te spreken op een andere plek.

Tamelijk frisse woning

Eindelijk lukt het met de deur, ik volg de medewerksters van het gespecialiseerde kantoor naar binnen. Het is een tamelijk frisse woning, we doen geen wegwerphandschoenen aan of zakjes om de schoenen, geen dopjes met mintgeur in onze neuzen. Terwijl de medewerksters direct op zoek gaan naar de administratie, kijk ik beschroomd wat rond.

Ik voel me een indringer, het is alsof mevrouw E.K. elk moment kan thuiskomen. Meteen onderdruk ik dat idee, ik moet immers een impressie krijgen van haar leven, trachten uit te zoeken wie ze was. Straks sta ik met haar stoffelijk overschot in een aula, bovendien moet er een gedicht voor haar komen, inspiratie is gewenst. Buiten glinstert de Sloterplas.

Mevrouw E.K. is geboren op 4 maart 1942 en dus flink wat ouder dan ik (1976). Terwijl ik onwennig door de woning scharrel, begin ik te denken dat ze een kennis had kunnen zijn, een geestverwante in ieder geval, want er zijn veel boeken in de woning – ik zie een exemplaar van mijn eigen Moeders lichaam staan – en tevens een vleugel en een flinke hoeveelheid klassieke muziek.

Ergens tussen de administratieve stukken, die uitwijzen hoe vermogend ze was, vinden de medewerksters een door haar zelf opgesteld curriculum vitae. Daaruit valt op te maken dat ze na het gymnasium in Eindhoven te hebben afgerond in vijf jaar een pianostudie voltooide aan het Amsterdamse conservatorium.

Het lukte haar niet die muzikale studie in een professie om te zetten. Na een jaar in Londen begon ze voor verschillende instellingen, zoals het intussen opgeheven Nederland Amerika Instituut, ‘sekretaressewerkzaamheden’ te verrichten. Tot aan haar pensionering is ze dergelijke, gezien haar kwalificaties toch wat ondermaatse baantjes blijven doen.

Kamer in een kamer

In het slaapvertrek zijn dubbele wanden geplaatst, zo is een kamer in een kamer ontstaan, een stille vesting die buiten de tijd lijkt te staan, geen rumoer of luguber licht dringt hier door.

De medewerksters stuiten op fotoalbums. Mevrouw E.K. als baby, in de armen van haar trotse ouders. Ze poseren voor de woning aan de Elzentlaan in Eindhoven. Ik zie haar in de kinderwagen en op een driewieler.

Op de lagere school deed ze mee aan een tekenwedstrijd en viel ze in de prijzen. ‘Het is met zo veel zorg en accuratesse uitgevoerd dat het de negende prijs zeker waard is’, aldus een aan het album toegevoegd knipsel.

Mevrouw E.K. is nooit getrouwd geweest, kinderen had ze niet, wel een broer en een zus. Beiden reageerden niet toen de gemeente hen van het overlijden op de hoogte stelde. De medewerksters treffen in de administratie stukken aan die wijzen op onenigheid bij de verdeling van de erfenis na het overlijden van de ouders en veronderstellen dat dat een verklaring voor de onverschilligheid kan zijn.

Liefdesbetuiging

In de keuken zie ik iets opmerkelijks. In het laagje stof op de afzuigkap is een hartje getekend met ernaast het initiaal van de voornaam van mevrouw E.K. en de letter W. Dezelfde vinger heeft een vergelijkbare liefdesbetuiging aangebracht op een stoffige lampenkap in de woonkamer. Op een magneetbord in de hal, waarbij een stift is gehanteerd, zie ik hetzelfde symbool en dezelfde letters.

We ontdekken wie deze mysterieuze W. kan zijn geweest: de inmiddels overleden schipper Willem van U., met wie mevrouw vanaf de jaren negentig regelmatig lange vaartochten maakte over Nederlandse en Belgische rivieren.

Onderweg fotografeerde ze, noteerde bestemmingen, kocht plattegronden en knipte met de locaties corresponderende artikelen uit kranten en tijdschriften. Dit alles plakte ze in cahiers die de medewerksters aantreffen in een kast waar ook de fotoalbums staan.

Schipper Van U. is veelvuldig afgebeeld in de cahiers, een schriele man met ingevallen wangen die in de houten stuurhut het roer van zijn rijnaak met een wat bange blik in zijn ogen bedient, alsof hij elk moment geramd kan worden door een ander schip. Uit de onderschriften valt op te maken dat mevrouw E.K. verliefd op hem is geweest.

Pas enkele jaren geleden kwam de nautische idylle abrupt ten einde, toen schipper Van U. met een wat lullig briefje, toegevoegd aan het laatste cahier, de relatie verbrak. ‘Alle negatieven moeten gevonden worden’, schreef hij op strenge toon aan mevrouw E.K., ‘zodat we allebei deze herinneringen kunnen bewaren.’

Royale nalatenschap

De medewerksters hebben hun boekhouding compleet, op het kantoor kan de afhandeling van de royale nalatenschap in gang worden gezet. Ze draaien de voordeur op slot en stappen in de lift.

Ik klop bij een buurvrouw aan, een vriendelijke dame die me binnenlaat en thee met een krakeling serveert. Ze heeft mevrouw E.K. redelijk goed gekend, al bestond hun contact uit niet veel meer dan oppervlakkige praatjes bij de lift. Ze zegt dat mevrouw E.K. omstreeks de eeuwwisseling naar de Ruimzichtflat was verhuisd omdat het haar te druk werd in de Amsterdamse binnenstad.

De buurvrouw herinnert zich hoeveel moeite het de verhuizers kostte om de loodzware vleugel door het trappenhuis naar de elfde verdieping te krijgen. Ze hoorde haar het instrument bespelen, soms tot ’s avonds laat, als schipper Van U. bij haar op bezoek was. Ze kleedde zich keurig in die tijd. Mensen hielden haar voor een onderwijzeres, ze keek streng en droeg een bril met hoekig montuur.

Zoals verwacht wordt van bewoners van koopappartementen, verscheen ze op vergaderingen van de vereniging van eigenaren. Vaak te laat, niemand durfde er iets van te zeggen. Ze hield van vogels en haalde regelmatig met getergde blik rommel uit de bosjes weg.

Toen schipper Van U. niet meer kwam, trok mevrouw E.K. er alleen opuit. Ze nam de tram naar de binnenstad en liep er uren rond. Soms vertrok ze voor een poosje naar het buitenland, de buurvrouw zag haar dan met koffers bij de lift.

De laatste jaren klaagde ze over pijn in haar benen, het lopen ging niet vloeiend meer. Het betrof een hardnekkige vorm van artrose. De buurvrouw bood hulp aan, ze weigerde resoluut. Na de schipper is er voor zover zij weet niemand meer bij haar binnen geweest.

De eenzaamheid die mevrouw E.K. zocht, ontving haar met open armen. Ze werd argwanend, deed kribbig tegen medebewoners, verscheen niet meer op de vergaderingen. De dagelijkse, trage tocht naar de supermarkt werd haar te zwaar, ze liet de boodschappen voortaan bezorgen.

De buurvrouw sprak haar in december voor het laatst. Al tijden was ze niet meer in de stad geweest. Om de zoveel meter moest ze even rusten, ze kon toch moeilijk op straat gaan zitten. Haar dokter had een verzorgingshuis gesuggereerd. ‘Dat nooit’, zei ze tegen de buurvrouw. ‘Dan verdrink ik me nog liever.’ De buurvrouw dacht niet dat ze het meende.

Wilsbeschikking

Geruime tijd later verneem ik van de medewerksters van het gespecialiseerde kantoor dat er in het Centraal Testamentenregister een wilsbeschikking is gevonden. Mevrouw E.K. laat haar vermogen na aan charitatieve instellingen, onder meer de vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad kan een royale gift tegemoet zien.

Er blijkt ook een uitvaartpolis te zijn. Daarin staat dat mevrouw E.K. gecremeerd wil worden. Omdat in het testament geen opdrachtgever voor de uitvaart is benoemd, en de broer en zus niet reageren, dient een notaris die rol op zich te nemen.

De notaris wil aanvankelijk geen uitvaartdienst organiseren, ze kunnen haar overblijfselen wat hem betreft in stilte verbranden. De buurvrouw en enkele andere bewoners tekenen bezwaar aan, waarop de notaris mij alsnog om een gedicht vraagt, voor te dragen tijdens een inderhaast georganiseerde plechtigheid bij Uitvaartcentrum Zuid. Ik schrijf het zelf, het is te kort dag om een dichter uit de Poule des Doods te vragen.

De notaris laat nog weten dat het wat hem betreft ‘geen officiële eenzame uitvaart’ hoeft te worden. De buurvrouw en drie andere bewoners van de flat, die mevrouw E.K. niet persoonlijk kenden, maar zich toch betrokken voelen, willen immers naar de uitvaart komen. De notaris lijkt te suggereren dat eenzaamheid geen rol heeft gespeeld in haar leven, alsof haar zelfverkozen dood iets schandelijks is dat het beste kan worden uitgewist.

Tweemaal licht klassiek

In een rouwcentrum aan de Amsterdamse Zuidas vindt een kleine plechtigheid plaats. Muziek heb ik niet hoeven uitzoeken, de polis bepaalt dat de uitvaartondernemer dit regelt. Het wordt dus ‘tweemaal licht klassiek’, een grijsgedraaide Nocturne en de onvermijdelijke Mondscheinsonate klinken.

Gelukkig zijn het geen André Rieu-uitvoeringen, dat had mevrouw E.K. toch zeker niet gewild, meen ik wel te kunnen stellen. Ik lees het gedicht voor en leg het op de kist. Ontelbaar vaak ben ik langs de flat gerend, mijn tien kilometer-hardlooprondje voert erlangs. Zouden we elkaar ooit, onwetend, zijn gepasseerd?

Er is koffie na afloop en uiteraard ook cake. Een van de flatbewoners laat een krantenartikel zien. Het gaat over het theater dat stadsdeel Nieuw-West in de Sloterplas wil bouwen, al jaren is daar veel gedoe over.

Bij het artikel is een foto van de plas afgedrukt, het gedeelte waar het theater moet verrijzen als het aan de bestuurders ligt. Op de kade staat een passant, een oudere dame, gekleed in het zwart. Het is mevrouw E.K., de flatbewoners weten het zeker. Ze kijkt over het water uit. Enkele dagen voor haar zelfverkozen dood kwam ze ongemerkt in beeld, bij wijze van afscheidsgroet.

U kent mij niet, mevrouw
Ik ren vaak langs uw flat
Met uitzicht op de grijze plas
Slechts topografisch blauw

Uw deur stond op een kier
Ik zag kamers in kamers
Hier was geen uitzicht meer
maar ook geen inzicht of motief

Alleen het hart dat u tekende
Een initiaal van vroeger lief
Naar het jaren samen varen
bent u driftig blijven staren

Ik ken de boeken die u las
Hoor de muziek die u speelde
en ook de listige lokroep
van de Lore-Ley aldoor

De nieuwjaarslucht was koud
U nam de lift naar wat ik rennend
juist ontwijk en trok uw schoenen uit
Want onder water is het niet benauwd

Joris van Casteren schreef dit gedicht speciaal voor de gestorvene en las het bij de uitvaart voor.

Praten over gedachten aan zelfdoding kan bij de crisislijn van 113 Zelfmoordpreventie. Bel 0800-0113 voor een gesprek. U kunt ook chatten op 113.nl.

Poule des Doods

Schrijver Joris van Casteren doet in de Volkskrant verslag van zijn wederwaardigheden als coördinator bij het begeleiden van eenzame uitvaarten in Amsterdam. Daarbij leest een dichter, aangesloten bij de zogenoemde Poule des Doods, een gedicht voor de gestorvene voor.