Direct naar artikelinhoud
Interview

Schrijver Bart Moeyaert blikt terug: ‘Ik vond het vaak comfortabel de outsider te zijn’

In Een ander leven schetst de Vlaamse schrijver Bart Moeyaert een intiem portret van de grillige weg naar zijn volwassenheid. Zo bekende zijn moeder op een dag dat ze een ander leven had gewild, met minder kinderen. ‘Ik was geschokt, want zoiets wil je natuurlijk niet horen van je moeder.’

Bart Moeyaert: 'In Gent kreeg ik voor het eerst het idee dat ik mijn leven, dat zo hard gestuurd werd door mijn vader, zelf in de hand had. Of toch een klein beetje.'Beeld Stefaan Temmerman

Bart Moeyaert heeft een paar ‘uitgesproken lastige jaren’ achter de rug. In 2019 stierf zijn vader, amper een jaar later overleed zijn moeder. Als jongste kind van zeven zonen erfde hij hun omvangrijke papieren archief; een jaar voor haar dood had zijn moeder hem ook al haar dagboeken gegeven. Moeyaert, die geen flauw idee had van het bestaan van de dagboeken, durfde er aanvankelijk nauwelijks in te lezen.

“Op een bepaald moment kreeg ik de behoefte om orde te scheppen, zowel in dat archief als in mijn hoofd,” zegt Moeyaert. “Het gekke is dat ik die behoefte aanvankelijk niet met hun overlijden verbond, want het rouwproces verliep relatief vredig. Mijn ouders hadden een mooie leeftijd bereikt, leden allebei aan dementie, het was voltooid. Maar blijkbaar werkt het anders dan een mens denkt.”

Het resultaat van die duik is Een ander leven, dat zich uitspreidt over alle periodes tussen Moeyaerts geboortejaar 1964 en het eind van de 20ste eeuw, wanneer hij zijn coming of age als voltooid beschouwt. Vooral zijn kindertijd en de jaren negentig spelen een prominente rol.

Het boek is associatief opgebouwd, met als rode draad een driedaagse reis naar Parijs, die Moeyaert in 1996 met zijn moeder Henriette Smessaert onderneemt. Citaten uit haar brieven openen elk boekdeel en je kunt niet anders dan sympathie koesteren voor de kwieke 70-jarige met wie de 32-jarige zoon door de Franse hoofdstad struint.

Veel gezwegen

“Na haar dood had ik het gevoel dat ik veel te weinig heb gevraagd. Ik vond in de albums allerlei foto’s die ik helemaal niet kon situeren, mensen die ik niet kende. Ik zag ook een portret van mijn jonggestorven grootvader en besefte plots: mijn moeder heeft wel degelijk een vader gehad, mijn oma een man. Dat zijn van die kleine, cruciale inzichten die ik pas na hun dood kreeg. Toen begreep ik ook, nog meer dan vroeger, hoeveel er in ons gezin werd gezwegen.”

Zijn moeders jeugd was een van de vele verzwegen onderwerpen binnen het gezin. Moeyaert beschrijft hoe de kleine Henriette samen met haar ouders opgroeit als inwonend dienstmeisje in het kasteel Gruuthuyse van de familie d’Ursel. Op haar derde verliest ze haar vader, op haar veertiende transformeren de Duitsers het kasteel voor enkele jaren in een Kommandantur.

Na de oorlog trouwt ze met Omer Moeyaert, een schoolinspecteur met wie ze zeven zonen zal krijgen. “Hoe haar jeugd als halfwees is verlopen, hoe erg de jaren onder Duitse bezetting waren, dat wimpelde mijn moeder allemaal af met algemeenheden. Het viel me ook op dat er geen enkele foto van haar is waar ze zwanger op staat. Er zijn grote delen van zichzelf die mijn moeder niet met de wereld heeft gedeeld.”

Toch spreekt ze het één keer hardop uit: ze had graag een ander leven gewild. Het gebeurt tijdens hun tripje naar Parijs, waar ze bekent dat ze eigenlijk maar twee kinderen wilde. “Ik was geschokt, want zoiets wil je natuurlijk niet horen van je moeder – nog los van het feit dat je plots beseft dat ze ook een ander leven had kúnnen hebben. Daar sta je niet bij stil, het leven van je ouders lijkt altijd in steen gehouwen. We zijn toen wel hard beginnen te lachen, want mijn moeder counterde haar opmerking over twee kinderen meteen met: ‘Maar dan had ik jou niet gehad’.”

Angstige tobber

Terug naar Moeyaerts eigen verleden als jongste van zeven opeenvolgende zonen. “Als jongste ben je toch vooral toeschouwer. Je ziet hoe je broers allerlei dingen doen die voor jou nog niet zijn weggelegd. Zo herinner ik me nog levendig hoe mijn vader bij een holle boom over kabouters vertelde en ik alles geloofde, terwijl mijn broers met hun ogen rolden. Ze konden waarschijnlijk amper hun lach bedwingen, want op een paar meter van die holle boomstam zaten geen kabouters verstopt, maar hun eigen Playboy-magazines.”

“Toch vond ik het vaak ook comfortabel om de outsider te zijn en, als mijn moment gekomen was, de schijnwerpers op te zoeken. Dat dubbele heeft altijd in mij gezeten: enerzijds ben ik graag stil en alleen – laat me maar kijken, onderzoeken, er het mijne van denken. Anderzijds spring ik graag op een podium. Al vroeg deed ik mee aan voordrachtwedstrijden. Ik schilderde ook, tekende, schreef gedichten à la Annie M.G. Schmidt. Ik was werkelijk een huppelend kind.”

Op de middelbare school verandert dat abrupt. “Ik werd gepest en dat gleed, in tegenstelling tot op de lagere school, niet meer van me af. Ik schreef ook dagboeken vol dromerijen over jongens, terwijl ik op diezelfde bladzijden mezelf voorloog dat ik hetero was. Ik zou mezelf op dat vlak nog jarenlang een rad voor ogen draaien. Maar het belangrijkste gevoel in die jaren was angst. Angst voor verantwoordelijkheden, angst om niet te voldoen. Dat kwam door mijn vader. Hij was een emotioneel gesloten, veeleisende man. Als je thuiskwam met een 9, vroeg hij alleen maar waarom het geen 10 was. Maar ook als je het goed deed, kon je hoogstens op een schouderklop rekenen.”

Driejarige lerarenopleiding

Toch ziet ook de strenge vader dat zijn jongste vastloopt in het klassieke schoolsysteem. Op zijn zestiende mag Moeyaert naar de kunsthumaniora, voor voortgezet onderwijs, in Gent. “Dat was een revelatie. Ik, die me altijd naar de gangbare normen had geschikt, kwam in contact met leeftijdsgenoten die veel vrijer dachten en leefden dan ik. Plots had ik leraren die tegen me praatten alsof ik een volwassene was en die me door de kunstgeschiedenis gidsten.”

“Dat was nieuw voor mij, net zoals de Gentse cafés waar ik na de les in m’n eentje heen trok, want ik was in de grote stad, dus dan moest ik ook maar meteen groots en meeslepend leven, toch? In Gent kreeg ik voor het eerst het idee dat ik mijn leven, dat zo hard gestuurd werd door mijn vader, zelf in de hand had. Of toch een klein beetje.”

Moeyaert glimlacht om de nuancering, want na zijn middelbareschooltijd – en hoewel hij op dat moment al gedebuteerd is – kiest de 20-jarige ervoor om toch weer in de pas te lopen. “Ik wilde naar het RITCS in Brussel om scenarioschrijven te studeren, maar dat zag mijn vader niet zitten. Ik heb toen met hem afgesproken dat ik een driejarige lerarenopleiding zou afmaken en daarna mijn zin mocht doen. Dat was natuurlijk naïef, want mijn vader had meteen een vacature klaar zodra ik was afgestudeerd.”

Tweede bevrijding

In Brussel volgt echter een tweede bevrijding. Voor het eerst is Moeyaert volledig onttrokken aan het oog van zijn ouders en durft hij zijn homoseksualiteit eindelijk ook te beleven. “Het literaire buiten beschouwing gelaten, was ik op alle vlakken een laatbloeier. Dat kwam vooral doordat ik er thuis niet over kon praten. Ik hield tegenover mijn ouders altijd een vorm van schijnvrolijkheid op. Dat was de makkelijkste manier om aan hun aandacht te ontsnappen, zeker in mijn studententijd.”

“Het had ook iets prettigs om dat verborgen leven te leiden in de grootstad waar zij – noch mijn broers trouwens – ook maar enig idee van hadden. Het waren geheime en bevrijdende jaren tegelijk. Ik geloof dat we als familie tegen die tijd ook enigszins uiteengevallen waren, maar niet met ruzie. Ieder had simpelweg z’n eigen leven, we bemoeiden ons niet met elkaar. We hadden immers nooit geleerd om te vragen hoe het écht met elkaar ging.”

Een ander leven
Bart Moeyaert
De Arbeiderspers
€27,99,  360 blz.

Bart Moeyaert: ‘Ik begreep niet wat anderen leuk aan mij vonden, waarom ik het waard was om bemind te worden, hoe ik me moest gedragen. Ook daar weer dat geïnternaliseerde perfectionisme, die angst om niet te voldoen.’Beeld Stefaan Temmerman
Tweede bevrijding
Beeld rv