Direct naar artikelinhoud
Nicolás Keenan, Argentijns hockey-international van Klein Zwitserland.Beeld Patrick Post
InterviewSeksuele geaardheid

Queerhockeyer Nicolás Keenan wordt geregeld uitgescholden om zijn geaardheid

De Argentijnse profhockeyer Nicolás Keenan is de eerste actieve openlijke queersporter in de hoogste Nederlandse hockeycompetitie. ‘Als spelers van het Nederlands team tegen me schelden, denk ik: kom op, we zijn volwassenen.’

Enkele maanden voorafgaand aan dit interview overheerste bij Nicolás Keenan (26) de twijfel. Er was de foto op Instagram, eind augustus, samen met zijn vriend Rob Jetten op de bank tijdens een weekend in België. Daarop volgden de roddelpers, de gesprekken langs de lijn, de onophoudelijk aandacht voor wie hij is en met wie hij zijn leven deelt. “Bovendien weet ik eigenlijk niet waar ik moet beginnen, óf ik wel wat te vertellen heb”, zegt Keenan nadat hij een latte macchiato heeft besteld in een brunchcafé nabij station Den Haag Holland Spoor.

Vanaf dat moment kiest hij zijn woorden zoals hij hockeyt: met gecontroleerde emotie, met lef en frivoliteit en een zeker zelfvertrouwen. “Ik vind het best spannend om hierover te praten”, zegt hij. “Ik houd niet van al die aandacht, ik heb er nooit van gehouden, ik ben best verlegen.

“Sinds die foto hebben Rob en mijn vrienden me aangespoord hierover te praten, maar ik moest daar wat langer over nadenken. Weet je wat het is? Iedereen zegt dat ik een rolmodel ben. Een rolmodel! Terwijl ik niet eens het gevoel heb dat ik iets bijzonders doe. Ik leef gewoon mijn leven zoals ik denk dat ik het wil leven.”

Nicolás Keenan (1997) werd geboren in een bekende Argentijnse hockeyfamilie en groeide op in Italië en Spanje. Hij speelt sinds 2017 als aanvaller bij de Haagse hoofdklasseclub Klein Zwitserland. Als Argentijns international kwam hij uit op de Olympische Spelen van Tokio en won hij tweemaal goud op de Pan-Amerikaanse Spelen.

In het najaar noemde een hockeytalent jou ook als zijn voorbeeld in een interview op hockey.nl.

“Ik heb het gelezen, ja. Ik kende die jongen helemaal niet, maar heb hem toen een bericht gestuurd omdat ik het zo aardig van hem vond. Eerlijk gezegd ben ik altijd verbaasd als iemand zegt dat ik zijn voorbeeld ben. Hockey is een kleine sport, we hebben geen duizenden volgers, zijn niet zo vaak in de media, en toch kunnen we impact hebben op iemands leven zonder diegene te kennen.

“Ik onderschat dat nog weleens, waarschijnlijk omdat ik gedurende mijn jeugd helemaal geen rolmodellen had. Laat staan dat er openlijke queer atleten waren, die bestonden gewoonweg niet. Natuurlijk zag ik het stereotype queer personage in films en series, maar daarin herkende ik mezelf nooit.

“Na die foto met Rob kreeg ik ongelofelijk veel berichten. Daar zaten natuurlijk een paar haatberichten tussen, daar probeerde ik om te lachen, maar het overgrote merendeel was positief. Mensen lieten me weten hoe blij ze waren dat er eindelijk een openlijk biseksuele hockeyer in de hoofdklasse speelt.

“Ik was me daar overigens helemaal niet van bewust, dat ik de eerste was. Ik vond dat toen wel een ding, want ik heb het gevoel alsof ik nooit uit de kast gekomen ben, ik vind het idee dat iemand uit de kast moet komen sowieso een nodeloos ouderwetse gedachte. Maar ik begrijp dat het voor sommige mensen noodzakelijk is, omdat ze zich daartoe gedwongen voelen. Niet iedereen heeft het makkelijk.”

Wat deed het met je toen je hoorde dat je de eerste openlijke lhbtiq+-sporter in de heren hoofdklasse bent?

“Ik voelde wel een soort druk, of niet druk... Ik had het gevoel alsof iedereen naar me keek, alsof ik in het middelpunt van de belangstelling stond. Het was niet oncomfortabel, maar prettig zou ik het ook niet willen noemen. Ik vond het belangrijk wat de mensen dicht bij mij ervan zouden vinden, dat die relaties niet zouden veranderen, je weet tenslotte nooit hoe mensen zullen reageren. Maar ik weet nu, ruim een half jaar later, dat er niets is veranderd en dat waardeer ik heel erg.”

Hoe reageerden je teamgenoten?

“In het begin was het voor veel mensen ongemakkelijk. Ik merkte dat ze erover wilden beginnen, maar eromheen draaiden om mij comfortabel te laten voelen, terwijl dat het alleen maar ongemakkelijker maakte. ‘Homo’ wordt voortdurend gebruikt als scheldwoord, ook op het hockeyveld, werkelijk alles wat afwijkt is meteen homo of gay.

“Mijn teamgenoten probeerden dat te minderen, wat goed is, maar tegelijkertijd leidde dat juist tot vreemde situaties als iemand het woord per ongeluk alsnog gebruikte. Dat gebeurde bijvoorbeeld eens bij de nationale ploeg, toen we met Argentinië uitkwamen op de Pan-Amerikaanse Spelen, en iemand ‘homo’ zei, waarna iedereen stilviel en naar mij keek omdat zij ook wel wisten dat ze dat woord niet zouden moeten gebruiken. Ik vond dat ongelofelijk awkward, raar, alsof ik daar dan iets van moest vinden.

“Bij Klein Zwitserland (zijn club in Den Haag, red.) was iedereen trots en vonden ze me vooral moedig. De club ondersteunt me heel erg. Al waren sommige mensen ook bezorgd, want in de topsport is het vechten. Je kunt niet aardig zijn tijdens een wedstrijd, dan gaat iedereen voor zichzelf. Zo werkt de topsport nu eenmaal.

“De eerste wedstrijd nadat het bekend was geworden over Rob en mij, stonden mijn vrienden langs de lijn om in te grijpen als er wat zou gebeuren. Maar ik maakte me daar niet druk over. Voordat het publiek van mijn seksualiteit afwist, riepen ze “kanker-Argentijn”. Nu zeggen ze “kankerhomo”. Hetzelfde, maar anders.”

Op de Nederlandse velden?

“Ja, ja, ja. Ze zeggen dingen als ‘fucking Argentijn’, ‘fucking homo’, ‘don’t be a pussy’. Ik heb medelijden met de mensen die dat naar me schreeuwen, want diegene die ‘kanker-Argentijn’ roept, reist vervolgens naar Buenos Aires en vindt het daar geweldig. Het is hun manier om je naar beneden te halen, om je slecht te laten voelen, maar ik laat me niet kleineren. Al denk ik soms, als spelers van het Nederlands team het tijdens een wedstrijd tegen me zeggen: kom op, we zijn volwassenen, we hebben een voorbeeldfunctie.”

Choquerend.

“Dat is topsport. We rennen over het veld met een hartslag van 220, mensen denken niet meer logisch na, je reageert primair, emotioneel. Ik vat het niet persoonlijk op, maar voor de mensen die nog niet open zijn over hun seksuele geaardheid is dat natuurlijk verschrikkelijk. Ik probeer het in de context te zien. Het is anders als mensen me op straat zouden uitschelden of als een teamgenoot het tegen me zou zeggen, dan zou het waarschijnlijk anders voelen, verdrietig op een bepaalde manier. In mijn huidige teams, zowel bij Klein Zwitserland als bij de Argentijnse ploeg, is dat gelukkig nooit gebeurd.”

Choquerend.
Beeld Patrick Post

“Maar voordat ik open was over mijn seksuele geaardheid, is het weleens voorgevallen dat een Argentijnse speler van een oudere generatie, een vroegere teamgenoot, vlak voor de training naar me toekwam en over een foto die ik op Instagram had gepost zei: ‘Waarom deel je dat, dat is super homo’.

“Ik was in shock en kon me die hele training niet concentreren. Dat was erg moeilijk voor me, ook omdat ik pas net bij de nationale ploeg zat en mijn plek in het team nog moest verdienen. Dus toen ik besloot om mezelf niet meer te verstoppen, voelde ik me kwetsbaar, ik was bang dat dat opnieuw zou gebeuren.

“De huidige Argentijnse selectie is een hecht en gedreven team, maar je moet ook begrijpen dat er 35 spelers vechten voor slechts 16 plekken. Het is ieder voor zich, iedereen wil uiteindelijk naar de Olympische Spelen, spelers pakken dan alles aan om hun positie te verstevigen door gebruik te maken van andermans kwetsbaarheden.

“Uiteindelijk heeft de coach het laatste woord, maar de spelersgroep heeft daar een grote invloed op. Je teamgenoten kunnen je opnemen in de groep of je juist isoleren, door tegen je te schreeuwen als je een bal verliest, bijvoorbeeld. Dat is ook waarom ik mezelf niet in het centrum van de aandacht wilde plaatsen, dat maakt je kwetsbaar.”

Bleek die angst gegrond?

“Gelukkig niet. Het Argentijnse elftal bestaat nu uit een jongere generatie, we zijn allemaal min of meer van dezelfde leeftijd, en daardoor begrijpen we elkaar beter. We zijn in dezelfde wereld opgegroeid, dat helpt, fair play is nu belangrijker. Ik heb niet meer het gevoel alsof mijn seksualiteit tegen me zou worden gebruikt, maar die angst weerhield me er wel lange tijd van om er open over te zijn.”

Heb je ooit overwogen om te stoppen met tophockey vanwege die angst?

“Ja, maar dat lag niet alleen aan de worsteling met mijn seksuele geaardheid. Ik denk dat iedere sporter weleens denkt aan stoppen. Het is een zwaar bestaan. We trainen hard, reizen veel, ik leef voor de sport, het kost al mijn energie.

“Vorig jaar speelde ik vooral met de gedachte om te stoppen. Ik was ongelukkig omdat ik bij de nationale ploeg niet zoveel minuten speelde als ik wilde, ik stond nog onderaan de hiërarchie. Bovendien wist toen niemand van mijn seksuele geaardheid, ik hield dat nog verborgen, en hockeyde mede daarom op de automatische piloot. Ik ging alleen maar door, door, door, tot het niet meer ging.”

“Na de Spelen van Tokio in 2021 crashte ik. Ik ontwikkelde zelfs vliegangst, terwijl ik al van jongs af aan regelmatig vlieg. Ik dacht: “Wat gebeurt er met me? Wat is er aan de hand?”

“Datzelfde jaar gingen mijn ouders uit elkaar, ik maakte het uit met mijn vriendin, en besloot daarna om mijn leven voor een half jaar op pauze te zetten en psychologische hulp te zoeken. Ik had tijd nodig. Al snel wist ik zeker dat ik naar de Spelen van Parijs wilde, maar op het gebied van de liefde wist ik het allemaal even niet meer. Gelukkig viel alles op zijn plek met Rob, daar ben ik heel dankbaar voor, ik heb geluk gehad.”

Heb je dat eerder gehad, dat je het even niet meer wist?

‘Oh, zeker. Mijn vader was ook profhockeyer en speelde eerst in Italië en daarna in Spanje, daar werd ik voor het eerst lid van een hockeyclub in een klein dorp ten noorden van Barcelona. Ik vergelijk het weleens met Benoordenhout, waar ik nu woon, een statige buurt in Den Haag. Op dat soort plekken wordt er van je verwacht dat je je aan bepaalde sociale codes houdt. Hoe je je kleedt, hoe je praat, hoe vaak en waar je op vakantie gaat, dat soort dingen.”

“Toen we daar net kwamen wonen, deed ik heel erg mijn best om overal aan te voldoen, maar ik merkte in mijn tienerjaren dat dat lastiger werd. Ik paste niet in de hokjes, werd steeds stiller, raakte langzaam afgezonderd, voelde me soms eenzaam.

“Op de momenten dat ik me afzette tegen die sociale normen, realiseerde ik me ook dat het moeilijk zou worden om te vertellen wie ik werkelijk was. Ik voerde een gevecht met mezelf, maar had niet het gevoel alsof de omgeving veilig genoeg was om die gevoelens te uiten omdat ik dan nog minder voldeed aan alle verwachtingen.”

“Op den duur keek ik nog alleen maar uit naar de hockeytrainingen, dat was het enige moment waarop ik me goed voelde. Mensen keken naar me op het veld, ze juichten voor me, ze zagen me. Zolang ik zorgde dat ik beter was dan de rest, konden ze zeggen wat ze wilden, dan raakte het me niet. Dat klinkt misschien onaardig, maar zo bedoel ik het niet. Het veld was de enige plek waar ik zelfvertrouwen opdeed, terwijl ik in de rest van mijn leven radeloos was. Hoe moest ik me gedragen? Welke woorden moest ik gebruiken? Wat was normaal? Wat was abnormaal?

“Het voelde alsof ik hele dagen door het mulle zand liep en op het hockeyveld opeens vaste grond onder mijn voeten vond. Hoewel dat een zware tijd was, denk ik dat iedereen in zijn leven door moeilijke fases gaat. In de puberteit is iedereen zoekende, weet niemand alles zeker, iedereen ploetert. Maar voor mij was het een combinatie van een onveilige omgeving en de worsteling met mijn geaardheid. Double trouble.”

Hockeyen werd vluchten.

‘Het werd vluchten. Maar tegelijkertijd wist ik dat ik niet kon vluchten van mijn geaardheid. Ik geloof dat de seksuele impuls het dierlijkste onderdeel van de mens is, dat het onmogelijk is om daaraan te ontsnappen. Ik heb het bij sommige vrienden gezien, dat ze zichzelf niet konden uiten en daardoor gezondheidsproblemen kregen. Het moet er op een bepaald moment uit, anders ontploft het.

“Toen ik in de winter met Rob bij mijn familie in Argentinië was, vertelde een familielid over mijn oudoom, die ook op mannen viel en zich terugtrok in een klein dorp in Patagonië. Hij woonde op zichzelf tot hij eenzaam stierf. Gelukkig is het bij mij niet zo gelopen, gelukkig had ik altijd de mogelijkheid om te vluchten in het hockey. Ik wil niet super cheesy overkomen, maar ik heb nog nooit de connectie gevoeld die ik met Rob heb. Dat gaf me het vertrouwen dat dit de juiste weg is, dat ik mezelf niet langer hoef te verstoppen voor wie ik ben.”

Pepijn Keppel is schrijver, freelance journalist, oud-hockeyer en sportcolumnist voor Trouw. Hij debuteerde in 2022 met het non-fictieboek De laatste man, over zijn coming-out in het tophockey.

Lees ook:

Voor mannen die op mannen vallen, is in de topsport nog altijd geen plek

Uit de kast komen is in de topsportwereld nog altijd een taboe. Voormalig tophockeyer Pepijn Keppel heeft over zijn eigen ervaringen een boek geschreven.