We proppen te veel economie in Nederland. Maar hoe kies je wie moet inschikken?

Column De economie loopt tegen grenzen aan, ziet Marike Stellinga, maar hoe kies je wat wel en wat niet?

Illustratie Simon Ruis

We hebben te veel economie voor één Nederland. Als we meer handen hadden, meer ruimte en meer huizen, dan zouden we meer produceren dan we nu doen. Maar we lopen op allerlei fronten tegen grenzen aan. De wegen, de treinen en het stroomnet zitten vol. Tegelijk stoten we te veel stikstof uit en moet onze uitstoot van broeikasgassen omlaag. Wie moet inschikken en wie mag zich breed maken? Het is dé vraag voor een nieuw kabinet.

Om gevoel te krijgen voor hoeveel economie we in Nederland proppen, berekende hoogleraar Jeroen Hinloopen, tevens onderdirecteur van het Centraal Planbureau, de toegevoegde waarde die we per vierkante kilometer produceren in vergelijking met andere landen. „Nederland bleek de nummer vijf van de wereld te zijn.” Singapore gaat verreweg aan kop, Hongkong, Luxemburg, en Israël volgen.

Wat Hinloopen opviel: die landen leunen op bedrijvigheid die relatief weinig ruimte inneemt. „Luxemburg heeft een grote financiële sector, Singapore en Hong Kong veel zakelijke dienstverleners, Israël een grote kennisintensieve hightechsector.”

Nederland is een vreemde eend in de bijt, want onze economie is volgens Hinloopen gemengder. Nederland verdient veel met dienstverlening, net als andere landen in de top. „Maar we hebben ook zware industrie, veel distributie, de high tech van chipmachinefabrikant ASML én een agrarische sector die vergeleken met veel van die andere hoogproductieve landen best behoorlijk in omvang is. Als je kijkt naar de structuur van onze economie, is het best bijzonder dat we zoveel waarde per vierkante kilometer toevoegen.” België was, op nummer 8, het eerste land dat Hinloopen vond lijken op Nederland, maar België produceert per vierkante kilometer 75 procent van wat Nederland doet.

Eigenlijk, zegt Hinloopen, doen we met onze hoge productie per vierkante kilometer economisch gezien mee met de Formule 1. „Maar dat doen we in een gewone personenauto waarvan we het gas heel hard intrappen. Ja, dan gaat er wel wat klapperen in die auto.” Nederland is de tweede landbouw-exporteur ter wereld, heeft de grootste zeehaven en een van de grootste vliegvelden van Europa. Nederland houdt en slacht honderden miljoenen dieren per jaar, is een distributieland én een grote dienstverlener.

Geen wonder dat we tegen grenzen aanlopen. Nederland ontkomt niet aan de vraag, zegt Hinloopen, voor welke sectoren we ruimte maken. Inzetten op bedrijvigheid die relatief weinig beslag legt op de openbare ruimte is verstandig. Denk: dienstverlening. „Het is aan de politiek om te kiezen. Maar hou er rekening mee dat er sterke economische krachten zijn die sectoren groot hebben gemaakt. We zijn een rivierdelta aan zee en daarom een natuurlijke plek voor distributie. We hebben vruchtbare grond en werden mede daarom een grote agrarische exporteur.”

Een nieuw kabinet moet kiezen. Niet alles kan, overal hoor je het economische adviseurs (CPB, DNB, IMF) zeggen. Maar hoe doe je dat? Politieke partijen hebben hun voorkeuren: de een kiest eerder voor boeren dan Tata, de ander eerder voor woningen dan slachterijen.

De rekenaars van het Planbureau voor de Leefomgeving maakten verschillende scenario’s voor Nederlanden in 2050: alle klimaatneutraal, met andere politieke smaken. Een natuurland, een multinational-land, een land waar regio’s veel bepalen. Steeds werden Schiphol en de agrarische sector kleiner. Iets moet inschikken.

Tot nu toe gaan regerende partijen pijnlijke beslissingen angstvallig uit de weg

Is er economische logica te bedenken bij dat kiezen? Ja. Er zijn bedrijven die maatschappelijke kosten veroorzaken, maar daar zelf een te lage prijs voor betalen. Zo zijn er ondernemingen die leunen op onderbetaalde of slecht gehuisveste arbeidsmigranten, en bedrijven die veel broeikasgas of stikstof uitstoten. Zij zorgen voor sociale overlast, voor schade aan natuur en klimaat. Als je die arbeid, huisvesting of uitstoot zijn werkelijke prijs zou geven, krimpen delen van de economie als vanzelf. Hinloopen: „Ondernemers die met veel arbeidsmigranten werken, rechtvaardigen zich door te wijzen op de waarde die ze toevoegen. Maar daarbij moet de extra druk die zij leggen op publieke voorzieningen, buurten of op woningen niet worden vergeten.”

Maak een einde aan bedrijvigheid die onder de werkelijke kostprijs produceert, zei president Klaas Knot van De Nederlandsche Bank in tv-programma Buitenhof. Hij bedoelde bedrijven die migranten minder dan het minimumloon betalen of die veel belastingvoordeel krijgen op de fossiele brandstoffen die ze gebruiken. Ongeveer de helft van de 800.000 arbeidsmigranten werkt op of onder het minimumloon, volgens Knot. Hij denkt aan aspergestekers en tomatenplukkers, maar ook aan distributiecentra en de vleesverwerkende industrie.

Kies voor hoogproductieve sectoren, zei Knot. Hoe? Door strengere regels rond flexwerk en door domweg bestaande regels te handhaven tegen onderbetaling van arbeidsmigranten. En geef energieverbruik en uitstoot van stikstof en CO2 zijn „werkelijke prijs”, adviseert DNB.

Dit klinkt goed. Zo hoeft een nieuw kabinet niet als een Almachtige Alwetende sectoren aan te wijzen: jij wel, jij niet. Maar of het gebeurt? Een ware prijs voor fossiele energie, uitstoot en arbeid zouden hele sectoren midscheeps raken, die vervolgens steen en been gaan klagen in Den Haag. Tot nu toe gaan regerende politieke partijen pijnlijke beslissingen angstvallig uit de weg. Maar gezien de grenzen waar Nederland steeds harder tegenop loopt, wordt daarvoor ergens een prijs betaald. Of het nou de natuur is, het klimaat, mensen in overvolle arme buurten of arbeidsmigranten – er wordt een prijs betaald.