Direct naar artikelinhoud
Bellen metRob Vreeken

Bellen met onze correspondent: ‘Israëliërs zijn het na de Iraanse aanval niet alleen oneens met elkaar, maar ook met zichzelf’

In Israël heerst verdeeldheid over hoe de regering moet reageren op de grootschalige Iraanse raketaanval van afgelopen weekend. Correspondent Rob Vreeken bezocht woensdag het bedoeïenendorp waar een meisje gewond raakte na de inslag van een Iraanse raket.

Een Israëlische soldaat staat op 16 april naast een raket die is neergekomen in het zuiden van Israël, tijdens een mediarondleiding op militaire basis Julis.Beeld AFP

Dag Rob, je bent woensdag in het bedoeïenendorp geweest waar afgelopen weekend een meisje gewond raakte door een Iraanse raket. Wat heb je daar allemaal gezien?

‘We zijn de hele middag in dat dorp geweest. Onder andere in de school waar dat meisje op zit, al waren daar nu geen leerlingen. Verder heb ik met haar oom gesproken en ben ik in haar huis geweest. Er zat een gat in het dak, dat gemaakt is van heel dun metaal. Het biedt geen enkele bescherming. Ook een van de tegels op de vloer was kapot, daar was een stuk metaal op gevallen.

‘De bedoeïenen, woestijnbewoners, worden niet erkend door de Israëlische overheid, dus ze hebben geen schuilkelders, maar ook geen stromend water, telefoonlijnen, niets. Daardoor is dat meisje ook gewond geraakt. Bovendien liggen die dorpen dicht bij luchtmachtbasis Nevatim, dat was een van de voornaamste doelwitten van Iran. De meeste raketten zijn daarop afgevlogen.’

Hoe reageren de Israëliërs op de Iraanse luchtaanval?

‘De meningen lopen uiteen. Mensen zijn het niet alleen oneens met elkaar, maar ook met zichzelf. Aan de ene kant heerst het gevoel dat ze moeten terugslaan, dat ze dit niet onbeantwoord kunnen laten. Aan de andere kant is er ook dat stemmetje dat zegt: is dat nou wel zo verstandig? De vraag is ook: hoe dan? Ze weten niet precies wat ze voor ogen hebben. Mensen die ik sprak, zeiden dat er in ieder geval geen burgerslachtoffers moeten vallen.

‘Maar dan is er natuurlijk nog altijd de strategische vraag van hoe zwaar Israël terug kan slaan, met het oog op escalatie. Veel mensen denken daarover na en zien de gevaren ervan in. Ze willen geen nieuwe oorlog in de regio, die met Hamas is wel genoeg. Bovendien hebben de gijzelaars van Hamas voor veel mensen prioriteit. Ze willen een mogelijk akkoord over hun vrijlating niet verpesten door een oorlog met Iran te beginnen.’

Weet de regering al wat ze wil?

‘Kennelijk niet. Het oorlogskabinet heeft er nu drie keer over vergaderd. Van de ministers is nog niks naar buiten gekomen, maar bronnen rond de regering zeiden zondag dat ze het niet eens waren. Maandag werd gezegd dat er iets moet gebeuren, maar dat het zoeken is naar een manier die pijnlijk is voor Iran, en tegelijkertijd niet leidt tot een regionale oorlog. Wat er dinsdag is gezegd, is nog afwachten. Het is goed mogelijk dat ze hun eigen moment kiezen, dat hebben we wel vaker gezien bij tegenacties: dat er weken tussen zaten voordat er iets werd ondernomen.’

Zaterdag gaan veel Israëliërs opnieuw de straat op om te demonstreren. Waarom?

‘Wat hier nog steeds hét ding is, is de gijzelaarskwestie. Die krijgt in Israël onvergelijkbaar meer aandacht dan internationaal. Veel mensen vinden dat de gijzelaars vrij moeten komen, en demonstreren daarvoor. Die demonstraties zijn politieker geworden. In het begin was er alleen nog de oproep dat de gijzelaars vrij moesten komen. Aan wie die gericht was, was niet helemaal duidelijk.

‘Nu komt er steeds meer een politiek verwijt aan de regering: dat ze hebben gefaald, en er niet voor hebben gezorgd dat de gijzelaars vrijkomen. Dat is onderhand steeds meer vermengd met het anti-Bibisentiment dat voor 7 oktober ook al heerste, van mensen die vinden dat Netanyahu een corrupte leider is. Dat is de laatste weken samengevloeid met protesten van mensen die op menselijke gronden bezorgd waren om de gijzelaars.’