Direct naar artikelinhoud
De alpacafarm in Vorstenbosch.Beeld Koen Verheijden
ReportageAlpacaboerderij

Alpaca’s veroveren Nederland. ‘Ze zijn aanhankelijker dan schapen, een alpaca herkent je’

Alpaca’s stellen geen hoge eisen aan voeding of huisvesting, maar zijn ook geen allemansvrienden.

“We hadden kangoeroes overwogen en struisvogels, maar nadat een collega die in Peru was geweest over alpaca’s had verteld en ik een middagje had gegoogeld, was ik verkocht. Die grote ogen in die schattige koppies…” Willem-Mathijs van der Aa kan zich zijn kennismaking met de alpaca nog levendig voor de geest halen. Ruim tien jaar later is hij samen met zijn vrouw Anne een van de grootste fokkers van deze aan de kameel verwante dieren.

“Er was geen opvolger voor het kalverbedrijf van mijn vader en wij wilden naast ons werk iets doen met het land en de gebouwen”, vertelt Anne van der Aa. Inmiddels werkt het stel fulltime in Alpacafarm Vorstenbosch, het recreatiebedrijf dat ze rond de dieren hebben opgebouwd in het gelijknamige dorp tussen Den Bosch en Veghel.

De alpaca maakte begin jaren negentig zijn entree in Nederland. De dieren komen uit Zuid-Amerika, waar deze gedomesticeerde vorm van de vicuña, een verwante soort, al sinds de Inca’s wordt gehouden als landbouwhuisdier. Ze behoren tot de evenhoevigen en lopen net als kamelen en dromedarissen op twee eeltkussens. Ook delen ze de gespleten bovenlip. Alpaca’s hebben een dichte vacht van flinterdun haar waardoor ze bestand zijn tegen de temperatuurschommelingen van -40 graden Celsius ’s nachts tot 40 graden overdag op de hoogvlakten van de Andes.

Mos van de rotsen schrapen

De dieren nemen genoegen met eiwitarm gras en hooi, al hebben ze wel wat brokjes nodig met extra mineralen en vitaminen. “In Zuid-Amerika krijgen ze die vanzelf binnen als ze mos van de rotsen schrapen. Het zijn geen moeilijke dieren om te houden, maar je moet weten wat ze nodig hebben”, stelt Willem-Mathijs van der Aa.

Ook aan de stal stellen de dieren geen hoge eisen: als ze droog staan en uit de wind, zijn ze tevreden. De afrastering van een weiland vraagt wel wat aandacht. Een schrikdraadje is onvoldoende: door hun dikke vacht voelen ze de stroomstootjes niet eens, er is gaas nodig om ze binnen te houden. Omdat ze bovendien goed kunnen springen moet het hekwerk zeker 1,20 meter hoog zijn.

Het aantal alpaca’s in Nederland wordt geschat op zo’n achtduizend. Hoewel de dieren moeten worden gechipt, zijn geen exacte aantallen bekend omdat het CBS geen cijfers bijhoudt.

De meeste liefhebbers zijn net als Van der Aa gevallen voor het schattigheidsgehalte van de dieren met hun lange nekken en alerte oogopslag. Niet zelden hebben ze een huis met een stukje grond gekocht waar ze voor het eerst wat dieren willen houden. “Vroeger zouden ze misschien voor schapen hebben gekozen, maar nu valt de keuze op alpaca’s.” Die zijn – met een schofthoogte van 80 centimeter en een gewicht tot 75 kilo niet al te groot – aanhankelijker dan schapen. “Ze herkennen je en je hebt er meer een relatie mee.”

Geen knuffeldier

Toch zijn alpaca’s geen knuffeldieren. In ruil voor wat brokjes laten ze zich wel aaien, zo is te zien in de stal waar een joelende groep scholieren bespreekt welk dier ze het leukst vinden en wat hun favoriete kleur is. “Deze dieren zijn wel wat gewend. Het hangt er erg vanaf hoe je ermee omgaat, maar je moet ze niet om hun nek gaan hangen, daar houden ze niet van.” Attent om zich heen kijkend proberen de dieren wat brokjes te bemachtigen. Wie dat te spannend vindt, houdt afstand.

Alpacafarmeigenaren Anne en Willem-Mathijs van der Aa.Beeld Koen Verheijden

De merries die in de komende maanden hun veulens – ‘cria’s’ – ter wereld brengen, is meer rust gegund en plukken in een andere stal op hun gemak wat hooi uit een ruif. Het geluid dat ze maken houdt het midden tussen het mekkeren van een geit en het kraaien van een baby. De jongen worden overdag geboren. “Vooral als het mooi weer is”, glimlacht Van der Aa. Hulp hebben ze daarbij zelden nodig. De datum waarop de dieren worden geboren is onvoorspelbaar. Dat kan zomaar een maand eerder of later zijn dan gemiddeld, terwijl dat op de ontwikkeling en het geboortegewicht van de veulens weinig invloed lijkt te hebben.

Een andere eigenaardigheid is dat alpacamerries evenmin als andere kameelachtigen een natuurlijke vruchtbaarheidscyclus doormaken. De eisprong komt pas als de hengst een merrie dekt. Als een merrie gehoor geeft aan het lokkende geluid van de hengst – orgling in het Engels – gaat ze liggen en vindt de dekking plaats. Meestal is ze de eerste keer gelijk drachtig en daarna wil ze niets meer van hem weten.

Machogedrag

Daar begint dan ook het probleem van de hobbyboer die niet goed op de hoogte is, want de hengsten zijn echte testosteronbommen en zo opdringerig dat ze apart van de merries moeten worden gehouden. “Vorig jaar is er hier in de buurt nog een merrie verdronken omdat ze aan de hengst wilde ontsnappen”, illustreert de fokker. “Je kunt niet een paartje alpaca’s houden.” In Zuid-Amerika worden ze gehouden in kuddes van wel vijftig merries – ‘hembra’s’ – met één ‘macho’ zodat de individuele vrouwtjes niet de hele dag bezig zijn zich de hengst van het lijf te houden.

Beginnende alpacahouders wordt daarom geadviseerd een groepje ruinen, gecastreerde hengsten, of merries aan te schaffen. Eén merrie met twee ruinen gaat ook goed. Drie dieren is het minimum omdat deze kuddedieren echt niet alleen kunnen zijn, dat levert ze te veel stress op. Mocht er één wegvallen, dan hebben de overgebleven dieren gezelschap aan elkaar. Drie volwassen dieren is ook handig als een veulen op eigen benen moet leren staan, het groepje kan dan opgesplitst worden in twee duo’s.

De liefhebber die graag een veulen wil moet de hengstenhouder langs laten komen. Doordat de vruchtbaarheid van de merries aangejaagd wordt door de dekking, is kunstmatige inseminatie – gebruikelijk in veeteelt – geen optie. De dieren kunnen behoorlijk mak worden en leren aan een halster te lopen. Hengsten worden vanaf drie jaar nogal eens lastig. Of ze zien hun baas als een concurrent bij de kudde óf ze beschouwen hem als een potentiële partner en dat is evenmin plezierig.

Genoeg voor een trui

Het praktisch nut van alpaca’s is beperkt. De huacaya, het meest voorkomende type, moet elk jaar voor de zomer worden geschoren. Suri’s, de variëteit met dreadlocks die veel minder voorkomt, hoeven maar eens in de twee jaar te worden geschoren. Het flinterdunne haar – 14 tot 18 micron – kan worden verwerkt tot breigaren die de fijnste truien, mutsen en sjaals opleveren omdat het zacht is en niet kriebelt. “Een paar alpaca’s leveren genoeg wol voor een trui”, meent het stel.

Met hun zeventig dieren is de opbrengst van de wol nog geen 5 procent van het totale inkomen van het bedrijf dat een horecapoot heeft, een camping en daarnaast alpacapicknicks en dito wandelingen organiseert. Toch is de kwaliteit van de wol, in maar liefst zestien kleuren, het belangrijkste selectiecriterium voor de fokkerij. Hoe fijner de wol, hoe meer de dieren opleveren. Een ruin koop je al voor zo’n 1000 euro, merries zijn gauw drie keer zo duur en fokhengsten gaan daar nog overheen. De hoogste prijs ooit voor een alpacahengst betaald is 1,5 miljoen dollar.

Niet op het menu

Hoewel alpacavlees in Zuid-Amerika gewoon op het menu staat, wordt het in Nederland niet gegeten. De alpaca geldt hier niet als een productiedier zoals schapen, geiten, varkens en koeien. Voor productiedieren gelden strenge regels voor bijvoorbeeld het gebruik van medicijnen, en die zijn er niet voor alpaca’s, legt het ministerie voor landbouw, natuur en voedselkwaliteit uit.

Wie een overtollige alpaca voor eigen gebruik wil laten slachten, moet eerst een slager vinden die dat wil doen en draait zich vervolgens vast in een juridisch labyrint waarin een hobbydier dat vlees oplevert toch ineens een productiedier blijkt te zijn. En dat kan niet. Van der Aa is er niet rouwig om. “Er zijn niet zoveel alpaca’s dus er is geen reden ze te eten.” Als bij hem zieke of oude alpaca’s sterven gaan ze naar de destructor. “Mensen die ze echt als huisdier beschouwen, laten ze ook wel cremeren.”

Lees ook:

In het drukke Tokio kun je voor 6 euro een halfuur een alpaca aaien

Stedelijke ochtendrituelen, zoals hardlopen of koffie drinken, lijken in Tokio saai te worden bevonden. Er duikt een nieuwe trend op: een rondje lopen met een alpaca. Dat zou een stimulerende uitwerking hebben op de hardwerkende bewoners van de Japanse hoofdstad.

Yoga tussen de alpaca’s

Voor wie zich nog afvraagt wat al die mensen toch proberen te bereiken, in- en uitblazend op hun matje in yogastudio’s, kantoortuinen en parken – het antwoord is: connectie.