Direct naar artikelinhoud
Analyse

Onderwijskwaliteit kachelt achteruit, oordeelt de inspectie: ‘Vrijheden worden te vaak vrijblijvendheden’

Scholen staan er beroerd voor, blijkt uit het belangrijkste onderwijsrapport van het jaar. Van basisonderwijs tot mbo en hoger onderwijs lopen leerlingen zodanig achter op cruciale basisvaardigheden als lezen, rekenen en burgerschap dat hun functioneren in de maatschappij ernstig wordt bedreigd.

Het lerarentekort is nog altijd de grote boosdoener van de tanende onderwijskwaliteit, blijkt uit het jaarlijkse rapport van de Onderwijsinspectie.Beeld Marcel van den Bergh / de Volkskrant

Kwam de Onderwijsinspectie in 2022 nog met de hoopvolle boodschap dat de terugloop in taal-, reken- en burgerschapsvaardigheden in twee jaar gekeerd zou kunnen worden, in haar nieuwste rapport De Staat van het Onderwijs is weinig reden tot optimisme.

Vorig jaar betoogde de Onderwijsinspectie dat schoolbesturen meer regie moeten nemen om de basisvaardigheden te verbeteren. Met die boodschap borduurde de inspectie voort op de suggestie die zij een jaar eerder in het rapport had opgeworpen, namelijk dat het Zweden en Ierland was gelukt om in twee jaar tijd het tij te keren, onder meer door de kennis en expertise van leraren te vergroten.

Over de auteur
Irene de Zwaan is verslaggever van de Volkskrant. Ze schrijft over jongerencultuur en onderwijs.

Nederland zou hetzelfde kunnen bereiken, werd geopperd. Valt nu te concluderen dat dit niet realistisch is gebleken? ‘In elk geval kunnen we constateren dat het nog niet is gelukt’, zegt Ria Westendorp, waarnemend inspecteur-generaal van de Onderwijsinspectie. Ze reageert op de drie belangrijkste conclusies uit het rapport van dit jaar.

Ruim 20 procent van de scholen scoorde vorig jaar in het inspectieoordeel onvoldoende

Een van de schokkendste bevindingen is dat de inspecteurs 20 procent van de 225 willekeurig bezochte scholen in het (speciaal) primair en voortgezet onderwijs een onvoldoende gaven. Dit percentage is gebaseerd op een steekproef die de inspectie eind vorig jaar uitvoerde.

Het doel van de steekproef was een algemener beeld te krijgen van hoe het onderwijs ervoor staat. Doorgaans bezoekt de inspectie alleen scholen met een risico-indicatie. Daarvan beoordelen de inspecteurs vervolgens ongeveer de helft als onvoldoende of zeer zwak. Uit de steekproef blijkt nu dat het ook beroerd is gesteld op een aanzienlijk deel van de scholen zonder risico-indicatie.

Het lerarentekort, dat in de grote steden rond de 15 procent schommelt, wordt nog altijd als de grootste boosdoener gezien van de tanende onderwijskwaliteit. De instroom bij de opleidingen droogt op en leraren vallen in groten getale uit, opgebrand en gedesillusioneerd. Een direct gevolg hiervan is dat het scholen nu vaak niet lukt om leerlingen die dit nodig hebben extra ondersteuning te bieden. Aan geld geen gebrek – Den Haag voorziet in tal van subsidiepotjes – maar zolang de mankracht ontbreekt, schiet het zijn doel voorbij.

Schrijnend is dat dit vooral de kwetsbaarste leerlingen treft, die voor hun leerontwikkeling sterker afhankelijk zijn van school. ‘Deze leerlingen hebben meer in hun mars dan we er nu uithalen’, zegt Louise Elffers, bijzonder hoogleraar kansengelijkheid in het onderwijs aan de Universiteit van Amsterdam. De gevolgen zijn groot. ‘We zien steeds meer leerlingen die onvoldoende geletterd en gecijferd zijn om zelfstandig te kunnen functioneren in de samenleving.’

Slecht presterende scholen zouden een voorbeeld moeten nemen aan goed presterende

De Onderwijsinspectie constateert dat er legio voorbeelden zijn van scholen die wel goed presteren. ‘Daar zien we kansen’, zegt Westendorp. Scholen die onderpresteren, zouden volgens haar meer lering moeten trekken uit de aanpak van scholen die bijvoorbeeld hun leesonderwijs goed op orde hebben.

Een realistisch streven, reageert Elffers. Als voorbeeld haalt ze Singapore aan, waar scholen elkaar helpen om hun onderwijskwaliteit op peil te houden. Schoolleiders en leraren voelen zich verantwoordelijk voor goed onderwijs voor ieder kind, ongeacht op welke school het zit. ‘Als het op een school niet goed lukt om betere resultaten te behalen, dan komt een directeur of leraar van een andere school helpen of stapt zelfs helemaal over naar zo’n school.’

Deze mobiliteit van onderwijspersoneel is in Nederland minder makkelijk te realiseren door alle aparte schoolbesturen, maar Elffers denkt dat er veel te winnen valt door meer gebruik te maken van elkaars kennis en expertise.

Waar het Singapore lukt om op vrijwel alle scholen hoogwaardig onderwijs te bieden – de stadstaat verovert al jaren een toppositie op de Pisa-ranglijst – zijn er in Nederland grote kwaliteitsverschillen tussen scholen. De Onderwijsinspectie merkt op dat het geregeld voorkomt dat twee scholen die onder hetzelfde bestuur vallen, een verschillend niveau hebben.

Die grote verschillen zijn in de eerste plaats demografisch bepaald, stelt Erik Meester, onderwijsontwikkelaar aan de Radboud Universiteit. Het onderwijs is sterk gesegregeerd: de populatie op school komt vaak overeen met de populatie in de wijk waar die school staat. Dit zorgt voor een domino-effect: ‘Omdat het in de wijken met een lagere sociaal-economische status lastiger lesgeven is, zijn dit ook de scholen met de grootste lerarentekorten.’

Maar dat betekent volgens Meester nog niet dat dergelijke scholen gedoemd zijn te mislukken. ‘Een goede schoolleider kan echt het verschil maken’, zegt hij. ‘Die kan een stevig pedagogisch klimaat scheppen, met een duidelijke visie, orde en regelmaat, goede lesmethoden en een collectief vertrouwen in de leerlingen: yes, we can!’

De overheid moet meer bepalen, wat kinderen leren bijvoorbeeld

Ruim een jaar geleden dropte voormalig onderwijsminister Dennis Wiersma een bommetje in het onderwijsveld door te pleiten voor meer overheidscontrole. Den Haag zou een grotere rol moeten spelen bij het vaststellen van het curriculum (wat kinderen leren) en de besteding van het onderwijsgeld.

Zijn betoog druiste in tegen de weg die de overheid sinds de jaren tachtig is ingeslagen. Schoolbesturen kregen steeds meer macht; de overheid bracht het geld in en stuurde slechts incidenteel bij. Om het onderwijs weer op de rit te krijgen, moest het stelsel volgens Wiersma grondig op de schop.

‘De vrijheden die het Nederlands onderwijssysteem biedt, worden in de praktijk te vaak vrijblijvendheden’, concludeert de Onderwijsinspectie. De overheid moet volgens de inspectie duidelijke kerndoelen formuleren die terugkeren in een doorlopende leerlijn, zodat iedere leerling en student wordt klaargestoomd tot zelfredzame burger.

Westendorp: ‘We zien nog steeds dat er in Den Haag op allerlei details wordt gestuurd, of dat er weer wat extra’s wordt gevraagd van het onderwijs. Terwijl focus nu heel hard nodig is.’

In een reactie op het rapport erkent minister Mariëlle Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs) dat het van belang is dat de overheid duidelijk maakt ‘wat van scholen wordt verwacht’. Daar gaat ze werk van maken, belooft ze. ‘Het is daarnaast belangrijk dat scholen meer samenwerken en hun onderwijs vormgeven op een manier waarvan zeker is dat die echt werkt.’