Direct naar artikelinhoud
Exclusief

Opperrabbijn Binyomin Jacobs verzoent zich na jarenlange verachting met Rob Oudkerk, wiens opa voorzitter was van de Joodse Raad: ‘Dit was zo helend, die handdruk was ook voor mijn grootvader’

Rob Oudkerk en opperrabijn Binyomin Jacobs.Beeld Friso Keuris

De tv-serie over de Joodse Raad (EO) bracht een verzoening teweeg tussen opperrabbijn Binyomin Jacobs en Rob Oudkerk, de kleinzoon van David Cohen, een van de voorzitters van de Raad. Jacobs verachtte Oudkerk jarenlang vanwege het gedrag van zijn grootvader. Een dubbelinterview over verdriet, boosheid, opluchting en schuld.

In de vijfdelige serie over de Joodse Raad die op last van de bezetter in de oorlog anti-Joodse maatregelen moest doorvoeren, is gekozen voor de nuancering. De Joodse Raad wist niet welk lot de gedeporteerden in de kampen boven het hoofd hing. De beschuldigingen dat de twee voorzitters David Cohen, grootvader van Rob Oudkerk, en Abraham Asscher, overgrootvader van Lodewijk Asscher, meewerkten aan de vernietiging van de Joden, zijn volgens historicus Bart van der Boom, die onlangs een boek uitbracht over de Raad, niet terecht. Jacobs en Oudkerk kregen de serie tijdens een voorvertoning in november vorig jaar als een van de eersten te zien.

Is uw mening over de Joodse Raad veranderd na het zien van de serie?

Jacobs: “Mijn mening is aanzienlijk veranderd. Ik ben totaal anders tegen de Joodse Raad gaan aankijken. Dat de Joodse Raad schuldig was aan de vernietiging van de Joden werd me als kind met de paplepel ingegoten. Ze deden dit om zichzelf te redden, werd er gezegd. Schuld is niet meer aan de orde. Uit de serie blijkt dat ze niet wisten wat er boven het hoofd van de Joden hing. Hun doel was mee te werken met de Duitsers om erger te voorkomen en door pappen en nathouden te redden wat er te redden viel.”

Hoe ervaarde u de serie over de Joodse Raad en de wijze waarop uw grootvader is neergezet? Was het een opluchting?

Oudkerk: “Het was verdrietig. Ik voelde medelijden en boosheid. Hij was wel mijn grootvader bij wie ik op schoot zat als kind en achter wiens bureau ik tekeningen maakte.”

“In de serie zag ik hem als een gezagsgetrouwe, statige man die zijn verantwoordelijkheid nam en niet wegvluchtte. Gaandeweg werd hij steeds kleiner en nietiger. De Duitsers hebben het meest oorlogsmisdadige systeem opgezet door Het Joodsche Weekblad te gebruiken voor het doorvoeren van de anti-Joodse maatregelen en de Joodse Raad in te stellen. Zo vreselijk sluw. Na de oorlog werd mijn grootvader verguisd. Hij was een gebroken, eenzame man.”

Opperrabbijn Jacobs schreef na het zien van de serie in zijn column: ‘Ik begreep dat ik ongenuanceerd had aangekeken tegen mensen die misschien een piepklein beetje aan zichzelf dachten, maar zeker geen egoïstische schurken waren’. U schreef ook dat u Rob Oudkerk, die u ‘verachtte vanwege zijn grootvader’ de hand heeft geschud. Kun je een kind aanrekenen wat zijn vader, grootvader of overgrootvader heeft gedaan?

“Nee natuurlijk niet. Er speelde iets tussen ons. Ik heb Rob Oudkerk in 2003 ontmoet als wethouder onderwijs. Hij had kritiek op onze orthodoxe school Cheider waar ik in het schoolbestuur zat. Het was te religieus, was zijn mening. Het moest anders. Toen dacht ik bij mezelf: ga jij nou zeggen wat wij moeten doen? Net als je opa. Maar nee, dat is natuurlijk niet eerlijk.”

Opperrabijn Binyomin Jacobs: ‘Dat de Joodse Raad schuldig was aan de vernietiging van de Joden werd me als kind met de paplepel ingegoten.’Beeld Friso Keuris

Hoe uitte die verachting zich? Negeerde u hem of ging het nog verder?

Jacobs: “Nee helemaal niet. Ik heb Rob twintig jaar lang niet gesproken.”

Oudkerk: “Van die verachting heb ik zelf verder niks gemerkt.”

Was die handdruk een verzoening?

Jacobs: “Ik dacht na afloop van de serie: ik moet naar Rob toe om te laten zien: ik ben met jou, ik leef met je mee. Wat vreselijk dat jij hebt geleden. En om te zeggen: ik heb verkeerd naar jou en je grootvader gekeken. Dat was fout.”

Was u beiden blij met de verzoening?

Oudkerk: “Dit was zo helend. Die handdruk was ook voor mijn grootvader.”

Jacobs: “Zo was het ook bedoeld!”

Oudkerk: “Binyomin heeft me direct bij hem thuis uitgenodigd. We hebben uren gepraat en ook veel gelachen.”

Jacobs: “Het was voor mij een opluchting. Er ontstond een vriendschap.”

De moeder van Oudkerk, Virrie Cohen, heeft veel Joodse kinderen uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg gered. Schoot dát destijds niet door uw gedachten?

Jacobs: “Ik kende dat verhaal niet.”

Oudkerk: “Het verhaal van mijn moeder, die heel bescheiden was, was minder bekend. Zij moest trouwens óók kiezen wie ze redde. Na de oorlog dacht ze alleen aan de kinderen die ze niet kon redden.”

Rob Oudkerk: ‘Als Kamerlid in de jaren negentig kreeg ik als men het niet met me eens was, vaak de opmerking: ‘Je bent precies je opa.’’Beeld Friso Keuris

Hoe was de relatie tussen uw moeder en uw grootvader na de oorlog?

Oudkerk: “Mijn moeder heeft haar vader altijd verdedigd. Ze tekende haar herinneringen op en beschreef hem als een naïeve man die dacht goed te doen. Ze heeft wel altijd moeite gehouden met zijn rol als voorzitter van de Joodse Raad: haar vader, van wie ze zoveel hield.”

Hoeveel last ervaarde u zelf van de houding van uw grootvader in de oorlog?

Oudkerk: “Ik had voor mijn bar mitswa iets geschreven over mijn lieve opa. De oude rabbijn Soetendorp had dit vooraf gelezen, ging naar mijn moeder en zei: ‘Laat hem dat maar niet zeggen.’ Het heeft ervoor gezorgd dat ik niet meer naar sjoel ging. Pas zeven jaar geleden ben ik weer gegaan.”

“Ik ben honderden keren aangesproken over mijn grootvader. Als Kamerlid in de jaren negentig kreeg ik als men het niet met me eens was, vaak de opmerking: ‘Je bent precies je opa.’ Na een debat over de eigen bijdrage in de ziektekostenverzekering kwam iemand op straat op me af: ‘Je bent net zo’n verrader als je opa.’ En nog na de serie mailde iemand me: ‘Klopt niet die serie. Hij was een collaborateur.’ Ik ben eraan gewend geraakt.”

Rabbijn Jacobs, gold uw verachting voor Rob Oudkerk ook voor Lodewijk Asscher, wiens overgrootvader eveneens voorzitter van de Joodse Raad was?

Jacobs: “Lodewijk Asscher heeft me nooit gecorrigeerd, zoals Rob destijds bij het Cheider. Ik denk dat ik wel dezelfde gevoelens tegenover hem had. Ik was tegen de Joodse Raad. Nogmaals, dat had ik van huis uit meegekregen.”

De serie krijgt ook kritiek van onder meer historicus Johannes Houwink ten Cate, emeritus hoogleraar Holocaust- en Genocidestudies aan de UvA die werkzaam was bij het Niod dat de rol van de Nederlandse ambtenaren bij de vervolging niet is meegenomen. Op deze manier wordt de Joodse Raad alsnog de zondebok, zegt hij.

Oudkerk: “Hij heeft daar gelijk in. Kijk bijvoorbeeld naar de politie, het GVB en de NS. Er moet na de serie een tweede deel komen over de rol die zij speelden. Die documentaire wil ik maken met daarin ook het wegkijken van vele burgers.”

De column van Jacobs eindigt met de zinsnede: ‘Eenheid is ons krachtigste wapen.’ Het antisemitisme is na 7 oktober enorm toegenomen. Moet de Joodse gemeente niet samen sterk staan?

Jacobs: “Meteen na de oorlog was het antisemitisme nog steeds aanwezig. Dat was er al in het verleden: in de middeleeuwen kregen de Joden de schuld van de pest. We hebben Jezus vermoord. En tijdens corona werd gezegd dat wij het virus hebben geregeld.”

Oudkerk: “Wat zijn we machtig, hè.”

Ervaart u het antisemitisme aan den lijve en wat is ertegen te doen?

Jacobs: “Ik denk dat antisemitisme niet uitroeibaar is. Daarom zeg ik: educatie, educatie, educatie, op scholen en ook thuis. Als een kind van drie mij uitscheldt dan is dat kind thuis gedrild. Ik wil die ouders graag een kop koffie aanbieden en met hen praten. We moeten alles proberen om dit tegen te gaan. Aandacht voor antisemitisme is belangrijk. Je hoopt met die aandacht en met interviews mensen op andere gedachten te brengen, net als de serie over de Joodse Raad dat heeft gedaan.”

Oudkerk: “Naast educatie moet men aangifte doen van antisemitisme. Daarnaast moet de overheid Joden beschermen.”

Veel Joden zijn bang.

Jacobs: “Er moet opgetreden worden, alleen afkeurende woorden van de overheid zijn niet voldoende. Want dat mensen hun mezoeza van de deur halen, hun keppel afdoen of het kettinkje met de davidster wegstoppen, vind ik geen goede zaak. Als je die dingen doet, duik je weer onder. Ik zet zelf mijn hoed niet af. Overigens ga ik zaterdag 4 mei niet naar de Dodenherdenking. Dat heeft te maken met de sjabbat. En met niets anders.”

Over de auteur: Hanneloes Pen is ruim dertig jaar nieuwsverslaggever bij Het Parool. Ze schrijft reportages en persoonlijke verhalen over Amsterdammers die in de verdrukking zijn geraakt of slachtoffer zijn geworden van geweldsincidenten. Ook schrijft ze artikelen over de Tweede Wereldoorlog.