Direct naar artikelinhoud
Als we tweede pinksterdag opgeven verliezen we weer een moment van gezamenlijkheid
Column

Als we tweede pinksterdag opgeven verliezen we weer een moment van gezamenlijkheid

Het duurt nog even, maar de dag zal komen: de tweede pinksterdag, dit jaar op 20 mei. Een flink deel van mijn leven denk ik dan meteen aan Gerard Reve, die in 1982 zijn beroemde boutade afstak: “Na mijn dood word ik op de scholen tien jaar vrijwillig gelezen en daarna nog eens tien jaar verplicht. Dan noemen ze een straat naar me. En dan ben ik helemaal vergeten. Niemand weet toch meer wie Tweede van der Helst was?”

Reve stierf in 2006, ik weet eigenlijk niet of hij nog vrijwillig wordt gelezen, en ‘verplicht’ is hij volgens mij nooit geworden. Maar die Tweede van der Helst is bijna even raadselachtig als de tweede pinksterdag. Het merendeel van de Nederlandse bevolking zit al stevig in zijn maag met de eerste, de tweede pinkster moet onderhand gelijkstaan aan een ‘Zinloos Feit’, zoals, al weer, Reve het placht te noemen.

Een vrije dag naar keuze?

Wat mij de laatste jaren reuze heeft geholpen bij die dubbele, christelijke feestdagen: kerkgang, en waarom niet twee dagen achtereen? De kop van de dag is eraf en je weet ook weer beter wat er, in steeds kleinere kring, gevierd wordt.

Ik merk ondertussen dat niet heel het land mijn kerkelijk advies volgt. Vandaar de levensgrote vraag, ieder jaar opnieuw: moeten we die tweeden niet ruilen voor een vrije dag naar keuze? Moslims nemen ’m op bij Eid al-Fitr of het ramadanfeest, net achter de rug. (Geen ‘Suikerfeest’ zeggen, want dan wordt kerst de Dag van de Geslachte & Gebraden Kalkoen.)

Zo’n uitruil gebeurt al in de praktijk; mensen die op Ketikoti (1 juli) of Holi Phagwa (hindoeïstisch) vrij willen zijn regelen dat vaak zelf met hun werkgever, die blij is met de kerst- en paasvrijwilligers.

‘Heb je het ook gezien, gisteren op tv?’

Maar er gaat wel degelijk iets verloren: ik bedoel nog niet eens de christelijke erfenis, maar vooral het analoog vrij-zijn, praktisch heel het land, op die-en-die dagen. Vergelijk het met de zeer voorbije tijd dat je aan iemand kon vragen: ‘Heb je het ook gezien, gisteren op tv?’, en dat je niet 36 zenders hoefde op te noemen of al die verschillende streamingdiensten. Om het hoogdravend te zeggen: wat er nog was aan ‘gezamenlijkheid’ raakt verder gefragmenteerd.

Die dubbele feestdagen geven een idee van overvloed, veel vrije dagen, het kan niet op. Maar het tegendeel is het geval, want tot diep in de middeleeuwen waren er feesten, van oorsprong pre-christelijk, die later opgenomen werden in de algemeen christelijke kalender; het joelfeest werd kerst, het lentefeest Pasen.

Reformatie als straffe leermeester

Voor de Reformatie kende bijvoorbeeld het katholieke Amsterdam naast de gewone zondag zo’n zestig extra religieuze ’vrije dagen’. Wat dat aangaat zijn we steeds schraler gaan leven.

Ik stuitte op dit fragment uit de calvinistische Synode van Dordt, uit 1574: ‘Aangaande de feestdagen naast de zondag is besloten dat men met de zondag alleen tevreden zal zijn. (…) Men zal op Paas- en Pinksterdag over de verrijzenis van Christus en de zending van de Heilige Geest mogen leren, wat in de vrijheid van de dienaren zal staan.’ Eén dag, en meer niet. De Reformatie heeft zich in dit land een straffe leermeester en dito werkgever betoond.

Tegenwoordig wisselen we dagen, doen we aan uitruil en hebben we het idee dat de individuele vrijheid toeneemt. Maar collectief gezien is in dit land schraalhans keukenmeester, al heel lang.

Stephan Sanders (1961) studeerde filosofie en politieke wetenschappen. Hij is schrijver en presentator. In deze krant beschreef hij in een serie verhalen over hoe hij gelovig werd. Lees hier zijn columns terug.