Direct naar artikelinhoud
Reportage

Statushouder wordt verpleegkundige, in Groningen lukt het. ‘Ik was bang dat ik nooit meer aan de slag zou komen’

Verpleegkundige Sunil Saqib op de afdeling cardiologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen.Beeld Harry Cock / de Volkskrant

Ze waren verpleegkundige in hun land van herkomst, maar als statushouder in Nederland komen ze niet aan de slag. Waarom zou je zo veel ervaring laten liggen in een krappe arbeidsmarkt, vroegen ze zich af in het Universitair Medisch Centrum Groningen.

Een verpleegkundige die een arts bij zijn voornaam noemt? Ondenkbaar in Pakistan, zegt Sunil Saqib (35). ‘De werkverhoudingen zijn daar heel anders.’ In Pakistan voer je opdrachten uit van meneer of mevrouw de dokter. ‘Hier wordt van de verpleging verwacht dat je zelf initiatief neemt. Wat is het probleem? Wat heeft de patiënt nodig? Dat soort vragen. Ik vind dat nog weleens moeilijk.’

Een Nederlands ziekenhuis is flink wennen als je verpleegkundige bent geweest in bijvoorbeeld Pakistan, Eritrea of op de Filipijnen. Hier ben je een brug tussen de arts en de patiënt, en is de werkcultuur veel informeler, zo ervaart Saqib.

De assistent-verpleegkundige, die soms nog zoekt naar de juiste Nederlandse woorden, is statushouder en een van de zeventien ‘nieuwkomers’ die sinds januari 2023 in drie lichtingen aan de slag gingen in het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). Saqib neemt deel aan het leer-werkproject ‘Nieuwkomers in hun kracht’ voor statushouders en andere nieuwe Nederlanders met een verpleegkunde-achtergrond. Het doel: hen in twee jaar versneld te integreren als verpleegkundige met de verplichte, Nederlandse bevoegdheid zoals vastgelegd in het zogeheten BIG-register (beroepen in de individuele gezondheidszorg).

Over de auteur
Nell Westerlaken is redacteur van de Volkskrant. Ze schrijft onder meer over voedsel en cultuur. Ook schreef ze enkele reisboeken.

Het lijkt een mooi geval van één plus één is twee; het bestaande tekort aan verpleegkundigen kan in 2031 oplopen tot tegen de 25 duizend, volgens Nivel, kennisorganisatie voor de zorg. Intussen zitten er statushouders en andere nieuwkomers werkloos thuis terwijl ze verpleegervaring hebben in hun geboorteland. Ze wonen in Nederland, ze blijven in Nederland, en ze snakken vaak naar werk op hun eigen niveau.

Hordes

‘We zien dat steeds minder jongeren die van de middelbare school komen, kiezen voor de verpleging’, zegt Arthur Wijsmuller, chirurg in het UMCG, ‘dat kan grote consequenties hebben op de wat langere termijn.’ Het was Wijsmuller die het project ruim twee jaar geleden aanslingerde. Want ‘waarom zou je verpleegkundigen werven in landen als Indonesië en de Filipijnen, en daarnaast géén gebruikmaken van mensen die hier al wonen?’

Arthur Wijsmuller, chirurg en initiatiefnemer van het project.Beeld Harry Cock / de Volkskrant

Hij doelt op arbeidsmigranten van buiten de EU die naar Nederland zijn gehaald voor een beperkte periode, bijvoorbeeld vijf jaar. Ze hebben een verpleegkunde-studie gedaan in eigen land en volgen daar ook een extra opleiding in taal en cultuur voordat ze hier aan de slag gaan. Niet bepaald een duurzame investering, vindt Wijsmuller, gezien de tijdelijkheid van hun arbeidscontract. ‘Nog los van de vraag wat je mensen aandoet als je ze een paar jaar weghaalt bij hun familie of gezin.’

Wijsmuller kreeg enthousiaste bijval voor zijn idee van de UMCG-directie. Maar er moesten nogal wat hordes worden genomen, organisatorisch en financieel, voordat de eerste nieuwkomers hun witte uniform konden aantrekken. De verpleging, waar de werkdruk hoog is, zou er met de extra begeleiding van de nieuwe collega’s een taak bijkrijgen. En voor veel nieuwkomers, zoals statushouders met een uitkering, is het opleidingstraject te duur. Het UMCG ging op zoek naar medefinanciers en vond die in de Goldschmeding Foundation, die zich inzet voor een inclusievere en duurzame arbeidsmarkt, de gemeente Groningen en de stichting voor vluchteling-studenten UAF.

Levenservaring

Magda Ros is hoofdverpleegkundige neurologie en heeft van begin af aan de schouders gezet onder het project. Ze is blij met de nieuwelingen en niet alleen vanwege de ‘kleur’ in haar nu volledig witte team. ‘Je ziet dat ze jaren verpleegtechnische ervaring hebben. Een infuus inbrengen, bloed prikken, injecteren: geen probleem. Ze brengen bovendien levenservaring mee, wat belangrijk kan zijn in de omgang met patiënten.’ En – zoals de nieuwkomer uit India die in Groningen werkte als flitsbezorger: ‘Ze willen niets liever dan hun eigen vak uitoefenen. Ze zijn bijzonder gemotiveerd.’

Aynur Türkmen (48) was jarenlang verpleegkundige in Turkije en werkt nu in het tuberculosecentrum in Haren.Beeld Harry Cock / de Volkskrant

Dat moet ook wel, want vier dagen per week werken en daarnaast zowel een vaktechnische als een taalcursus volgen, is hard aanpoten. Zeker als je dagelijks uren moet reizen, zoals Aynur Türkmen (48) uit het Friese Franeker. ‘Vooral het begin was zwaar’, zegt Türkmen, die jarenlang verpleegkundige was in Turkije. ‘Nederlands leren, de BIG-cursus en dan nog mijn gezin. Maar ik krijg veel hulp van collega’s. Ze hebben me een mooie Nederlandse zin geleerd: ‘Komt goed’.’

Maar niet vanzelf. Er gaat veel tijd en energie zitten in het overbruggen van cultuurverschillen. ‘Sommige deelnemers durven geen kritische feedback te geven, omdat ze bang zijn een ondankbare indruk te wekken. Of ze durven niet aan te geven dat ze iets maar half begrijpen’, zegt Ros. ‘Klein voorbeeld: laatst vroeg iemand aan een assistent een bokaal aan te geven, maar er gebeurde niets. De assistent kende het woord nog niet. Bokaal is natuurlijk ook een raar woord voor een plastic urinehouder.’

Ros ziet veel enthousiasme op haar afdeling, ook bij de buddy’s, de ervaren verpleegkundigen die de nieuwkomers begeleiden. ‘Die leren er ook van. Bijvoorbeeld dat het in bepaalde culturen ongebruikelijk is om in directe woorden tegen de familie te zeggen dat iemand terminaal is.’

Langetermijnvisie

‘Nederlandse verpleegkundigen leren tijdens hun opleiding om feedback te geven’, zegt Petra Veltman, ‘en voor zichzelf op te komen. Voor nieuwkomers kan dit een obstakel zijn, dus dat nemen we mee in hun scholing én in die van de buddy’s.’ Veltman werkte jarenlang met vluchteling-studenten en is de externe projectcoördinator van ‘Nieuwkomers in hun kracht’. Ze coördineert onder meer de vele betrokken instanties, zoals het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), het talencentrum van de universiteit en het instituut Leerzorg. ‘Het is maatwerk en vraagt veel inzet van álle deelnemers.’

Toch is de fase voorbij dat het project enkel werd gedragen door het enthousiasme van de pioniers. Veltman is bezig het leer-werktraject aan te vullen, want ook deelnemers die straks hun BIG-registratie hebben, ‘zullen nog een tijdje hulp nodig hebben, bijvoorbeeld bij het voeren van een moeilijk telefoongesprek of het geven van feedback. Zulke veranderingen kosten veel tijd.’

Niet zozeer de vaktechnische kennis, maar taal en cultuurverschillen zouden weleens de achilleshiel van het initiatief kunnen zijn. Een leer-werkproject van een Limburgse zorginstelling die 25 Indonesische verpleegkundestudenten – arbeidsmigranten – naar Nederland haalde voor een periode van vier jaar, liep hierop stuk. Eind 2023 werd het traject na een jaar stopgezet, omdat de taalachterstanden en cultuurverschillen niet snel genoeg konden worden bijgespijkerd.

Landelijke regeling

De beroepsvereniging voor verpleegkundigen en verzorgenden (V&VN) ziet mede om deze reden meer in de Groningse aanpak. ‘De deelnemers zijn al in Nederland, ze zijn al langer en intensiever bezig met de taal en cultuur’, zegt V&VN-voorzitter Bianca Buurman. ‘Al is het maar een klein beetje op de totale arbeidsmarkt: het kan bijdragen aan het opvullen van de tekorten in de verpleging.’ Er spelen ook morele aspecten mee, zegt ze. ‘Tijdelijke arbeidsmigranten van buiten de EU komen uit een ander ziekenhuissysteem, waar meestal minder verpleegkundigen per patiënt zijn. Het risico bestaat dat je juist de goede mensen daar weghaalt.’

Inmiddels kijken andere ziekenhuizen met veel belangstelling naar ‘Groningen’, vertelt Michiel Kahmann, directeur P&O van het UMCG, die het project landelijk wil ‘uitrollen’, om te beginnen in de regio. Kahmann is ook voorzitter van Zorg voor het Noorden, een regionaal samenwerkingsverband van negen ziekenhuizen en drie ambulancediensten. Twee nieuwkomers beginnen komende maand in het Groningse Martini-ziekenhuis.

‘Gezien de verwachte personeelstekorten in de zorg moeten we alle mogelijkheden benutten’, zegt hij. ‘Het kost veel energie, maar onze aanpak lijkt te werken. Wij willen onze ervaring graag doorgeven, het zou daarom mooi zijn als er een landelijke regeling zou komen.’ In deze tijd van krapte op de arbeidsmarkt zou het niet alléén de zorg helpen, voegt hij eraan toe, ‘als de overheid werkgevers een vergoeding zou geven om statushouders een vakopleiding te geven’.

Ook signaleert hij een ongelijkheid: de nieuwkomers krijgen maar één kans om hun beroepsinhoudelijke toets, de BIG-toets, te halen terwijl Nederlandse herintreders het vaker mogen doen. ‘Vreemd. Je spreekt dus niet van gelijke rechten. Daar zou naar gekeken moeten worden.’ De eerste drie examenkandidaten in Groningen hoeven zich daar in elk geval niet druk over te maken. Zij slaagden in maart voor hun felbegeerde ‘BIG’.

Rhea PlandoBeeld Harry Cock / de Volkskrant

Rhea Plando (35)

Ze kwam van Singapore naar Stadskanaal, waar ze nu twee jaar woont met haar Nederlandse man die ze online leerde kennen. Rhea Plando (35) werkte in haar Filipijnse geboorteplaats Cebu in een privé-ziekenhuis, voordat ze in Singapore op een ic aan de slag ging.

Via de Filipijnse gemeenschap in Nederland hoorde ze van het project in Groningen, ze solliciteerde en kreeg antwoord van Arthur Wijsmuller. ‘Van een chirurg’, roept ze schaterend uit. ‘Ik dacht: is dit een scam?!’ Dat een arts zich verwaardigt om een verpleegkundige te antwoorden, ging er eerst niet in bij Rhea, die veel hiërarchischer werkverhoudingen was gewend.

Plando zit nog in een taaltraject en werkt net als in Singapore op de afdeling kindergeneeskunde. ‘Als ik iets niet weet, vraag ik het aan mijn buddy. Gesprekken met ouders en rapportages doen we samen.’ Ze is om meer redenen blij met haar werk: ‘In Stadskanaal heb ik nog niet zo veel vrienden. Hier zijn altijd mensen om mee te praten. Het geeft me zelfvertrouwen.’

Sunil SaqibBeeld Harry Cock / de Volkskrant

Sunil Saqib (35)

‘Een beetje zwaar’ is het wel, geeft Sunil Saqib toe, maar hij is dolblij dat hij in Groningen zijn vak weer kan uitoefenen. Met zijn vrouw en drie zoontjes woont hij in het Friese Grou, wat betekent dat hij twee keer per dag 1,5 uur moet reizen. Hij volgt daarnaast een intensieve taalcursus – ‘Ik leer ook van mijn oudste van 7’ – en een training voor zijn BIG-registratie.

Saqib werkte als verpleegkundige op de ‘spoed’ in de Pakistaanse steden Lahore en Islamabad. In 2021 vluchtte hij met zijn jonge gezin, omdat hij als christen niet veilig was in zijn geboorteland. Via een eveneens naar Nederland gevluchte collega uit Pakistan hoorde hij van de opleiding. Sinds augustus 2023 is hij aan het werk als assistent-verpleegkundige op de afdeling cardiologie.

‘Een van de verschillen met Pakistan is dat we daar alles over de patiënt op papier schreven’, zegt Saqib, ‘hier gebruiken we computers – dat ben ik aan het leren. Maar met bijvoorbeeld infusen en het toedienen van medicijnen heb ik juist weer veel ervaring.’

Aynur TürkmenBeeld Harry Cock / de Volkskrant

Aynur Türkmen (48)

‘Het is van onschatbare waarde om financieel op eigen benen te kunnen staan’, zegt Aynur Türkmen (48) uit Franeker. ‘Ik heb een hbo-master en twintig jaar ervaring in de verpleging, maar ik was bang dat ik nooit meer aan de slag zou komen.’

Haar gezin moest om politieke redenen vluchten na de mislukte coup in Turkije, in 2016. Na aankomst in Nederland doorliep ze alle inburgeringscursussen en meerdere taalcursussen, vooral door zelfstudie. ‘Alleen de Friese taal wil nog niet zo lukken’, zegt Aynur lachend.

Net als haar man werkte ze in Franeker drie jaar vrijwillig in een verpleeghuis, om contacten op te doen en beter Nederlands te leren. In januari begon ze als assistent-verpleegkundige in het tuberculosecentrum van het UMCG in Haren. ‘Dit project is een grote kans voor mij. Ik voel me erdoor geaccepteerd. We hebben veel moeten opgeven en moesten in Nederland van onderaf aan beginnen. Gelukkig beseffen mijn kinderen wat het belangrijkste is: dat we hier kunnen leven in vrijheid.’