Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

9-, 10- of 11-jarigen gaan soms al naar de brugklas, ook in Amsterdam, wenselijk of niet? ‘Je moet een kind niet uit angst op de basisschool houden, terwijl je weet dat het daar al klaar is’

Beeld Ted Struwer

Achtstegroepers zijn volop bezig met kiezen van hun middelbare school en het valt op dat kinderen er steeds jonger naartoe gaan. Of dat wenselijk is, daar zijn de meningen over verdeeld. ‘Het is niet altijd een succesverhaal.’

Ze weet nog goed dat ze het continue giechelen van de meisjes in haar klas niet begreep. Net als de interesse in jongens. “Ik was daar nog niet,” zegt psycholoog Lisanne van Nijnatten. Zij ging op haar elfde naar de middelbare school. “De eerste twee jaar vond ik heftig. Mijn klasgenoten waren aan het puberen, ik niet. En soms vond ik keuzes die mijn klasgenoten maakten ongelooflijk onlogisch.” Van Nijnatten kon en mocht op de basisschool ‘versnellen’, zoals ze dat noemen. Ze sloeg een klas over en was een jaar eerder op de middelbare school dan scholieren doorgaans aan hun middelbare schooltijd beginnen.

Vlassige baarden

Versnellen in het basisonderwijs en daardoor eerder naar de middelbare school komt steeds vaker voor. In 2012 waren er in heel Nederland 2629 kinderen jonger dan 12 jaar toen ze naar de middelbare school gingen. In 2022 steeg dat aantal naar bijna vijfduizend: 4937 scholieren waren toen onder de 12 jaar. In Amsterdam steeg het aantal middelbare scholieren onder de 12 jaar van 120 in 2012 naar 200 in 2022 en tot 240 in dit schooljaar (2023/2024), blijkt uit cijfers van het CBS.

Versnellende leerlingen halen vergeleken bij reguliere scholieren vaker dan gemiddeld een vwo-diploma. Tegelijkertijd blijven ze ook vaker zitten in de eerste twee jaar van het voortgezet onderwijs, blijkt uit cijfers van het ministerie van OCW.

Tussen de laatstejaars jongens met vlassige baarden, meiden die doorgaans geen bh’s meer dragen voor ‘de leuk’ maar omdat ze nu echt borsten hebben en schoolgenoten die zichzelf opnieuw hebben ontdekt, zitten dus ook negen-, tien- en elfjarigen. En dat is niet altijd een succesverhaal, zegt Hüseyin Asma, directeur van het Metis Montessori Lyceum en het Kiem Montessori Lyceum.

“Cognitief kan het wel, maar school is meer dan dat. Asma noemt jonge scholieren ‘een zorg apart’. We zijn een reguliere school en we willen natuurlijk dat ook kinderen die jonger zijn de kans krijgen bij ons. Er is wel begeleiding, maar niet veel meer dan voor andere leerlingen. Terwijl de jonge kinderen soms sociaal-emotioneel nog niet ver genoeg zijn en dat wel nodig hebben.”

“Dat zie je terug in de omgang met klasgenoten. Als er grappen worden gemaakt bijvoorbeeld, maar ook in het plannen, het organiseren van huiswerk en overzicht houden in het rooster. Wat we zien is dat ze in het basisonderwijs zelfstandig konden werken, ómdat ze de basis hebben. Op een middelbare school komen er allemaal nieuwe dingen bij. Niet alleen op cognitief niveau en dan is het ineens erg veel.”

Thuiszitten

Op het Montessori Lyceum in Amsterdam zitten ook enkele extra jonge scholieren. Vooraf is er altijd een gesprek met de zorgcoördinator. “En ouders vragen zelf vaak ook een gesprek aan,” zegt Wendelien Hoedemaker, rector van de school. “Die zijn vaak gewend dat hun kind net wat anders nodig heeft dan wat wordt aangeboden. En wij kijken vanuit school en het mentoraat wat er nodig is. Ook om de cohesie in een klas te waarborgen. Gaat het goed samen? Wordt iedereen gezien? Daar let je als mentor dan extra op.”

Asma zou willen dat er in de stad beter wordt samengewerkt om de expertise die nodig is om jonge kinderen te begeleiden effectief verdeeld kan worden. “Wij hebben er als school voor gekozen om kinderen met autisme extra zorg en begeleiding te bieden. We kunnen niet alles doen.”

De huiverige, haast bange houding die scholen kunnen hebben als het gaan om versnellende leerlingen, vindt psycholoog Van Nijnatten, die in haar praktijk De Blik ook versnellers begeleidt, onnodig.

“Ik hoor vooral vaak het vooroordeel dat de kinderen sociaal-emotioneel nog te jong zijn. Dat is niet altijd zo. Ik moet het heel vaak uitleggen: mensen zien een kind wat onzeker is of ander gedrag vertoont dan de rest, terwijl het kind best veel sociale inzichten kan hebben. Scholen zijn dan heel bang dat het kopje onder kan gaan. Ik ben zelf een voorbeeld van hoe het goed kan gaan. Ik had veel steun en voelde me enorm gezien door mijn mentoren. Ook als professional weet ik: bij genoeg steunbronnen –ouders en begeleiders – komt het kind er wel doorheen.

Het terughoudende scenario is overigens niet vanzelfsprekend veiliger, benadrukt de psycholoog, gespecialiseerd in hoogbegaafdheid. “Je houdt een kind op de basisschool uit angst, terwijl je weet dat het didactisch gezien al klaar is op die plek. Wat er dan gebeurt: het leert ongezonde dingen over ons onderwijssysteem. Bijvoorbeeld dat je geen uitleg of hulp van leerkrachten nodig hebt om de stof te begrijpen en dat je zonder enige moeite goede cijfers kunt halen. Als het kind dan wel weer nieuwe dingen moet leren, weet het niet hoe.

Ook onderschatten we hoeveel schade het kan aanrichten als we een kind niet laten versnellen, zegt Van Nijnatten. “Kinderen kunnen stress krijgen als ze niet worden uitgedaagd. In kindertaal: het voelt voor een kind alsof het de hele dag aan het wachten is. Dat is niet leuk. Het geeft onrust en onzekerheid. Als een leerkracht of begeleider op school die signalen niet herkent of niet juist interpreteert, worden ze vervolgens nogmaals terughoudender en voorzichtig met het kind extra uitdagingen te bieden, waardoor een vicieuze cirkel ontstaan. Met zelfs uitval tot gevolg. Ik zie ook kinderen die niet meer naar school gaan, die thuiszitten, omdat ze al zo lang zitten te wachten tot ze verder mogen.”

Positieve crisis

Er zijn in de basis slechts twee (grote) vragen die gesteld moeten worden voor de stap naar de middelbare kan worden gemaakt: is een kind eraan toe? En: is er passende begeleiding?

Ontwikkelingspsycholoog Steven Pont legt uit dat de hele pedagogiek ingesteld is op het gemiddelde. “Zoals het leven op het gemiddelde is ingesteld.” Is dat erg? Niet per se. “Je bereikt de grootste groep en er is een leidraad,” zegt Pont. “Sommige kinderen zijn er voor hun twaalfde aan toe om naar de brugklas te gaan. Sommigen zijn er op hun dertiende nog niet aan toe. We moeten niet kijken naar leeftijd, maar naar de ontwikkeling van het kind.”

Pont noemt de overstap van een basisschool naar de middelbare school een crisis. Hij benadrukt: een crisis heeft in de ontwikkelingspsychologie een positieve connotatie. “Een crisis definiëren we als een instabiele periode tussen twee relatief stabiele fases in. Een verhuizing bijvoorbeeld. Je gaat van de ene stabiele plek naar de andere en daartussen zit een overgang die minder stabiel is. Kinderen die van staan naar lopen gaan, komen ook een crisis tegen. Ze zullen vaak vallen en dat is positief. We zeggen niet dat het vallen falen is, nee, het is groei.”

Wat Pont wil zeggen: het gaat niet om het voorkomen van een crisis, die zijn nodig om te groeien. Het gaat om het begeleiden ervan. “Als volwassenen een scheiding meemaken – ook een crisis – of verhuizen, krijgen ze steun en hulp van vrienden om hen door de periode te leiden. Voor kinderen die naar de middelbare school gaan is dat net zo.”

Hoogbegaafdheidscoaches

Van Nijnatten weet uit de praktijk dat scholen veel spanning hebben over of ze een leerling niet tekort doen als ze het niet of juist wel laten versnellen. “Het ís ook spannend”, zegt ze. “En er is veel werk dat er moet gebeuren. Aan de voorkant en aan de achterkant. Kijk, een kind is weerbaar. Vaak komt het ook goed. Maar je moet het goed voorbereiden. Er moet ook worden geregeld dat er een opvangnet en begeleiding is als het kind eenmaal in de brugklas zit.”

Beeld Ted Struwer

Behalve de scholen kunnen ook externe bureau’s inspringen om het het proces te begeleiden of ouders en kinderen te helpen. En met de stijging van het aantal jonge leerlingen dat naar de brugklas mag, ziet Van Nijnantten ook een wildgroei aan trainingen en opleidingen die met hoogbegaafdheid te maken hebben en helpen bij vraagstukken over versnellen.

En net als coach kan iedereen zich hoogbegaafdheidsspecialist noemen of coach voor hoogbegaafden en hun ouders. “Het is een werkveld in ontwikkeling en daar spelen mensen op in. Er zitten ook ‘slechts’ ervaringsdeskundigen tussen die zich aanbieden als expert. Dat is niet voldoende,” zegt de psycholoog. “Hoe je gesprekken voert met ouders, leerkrachten en scholen en hoe je er uiteindelijk voor zorgt dat een kind de juiste begeleiding krijgt, dat weet je niet als je alleen ervaringsdeskundige bent. Dan doe je een kind echt te kort.”

Over de auteur: Raounak Khaddari schrijft voor Het Parool over onderwijs, jongeren en jongvolwassenen. In haar serie Nieuwe Lichting onderzoekt ze uitdagingen en trends waar twintigers en dertigers in de stad mee te maken krijgen.