Er was eens een jonge man die het geheim van het leven wilde leren kennen. Overal waar hij kwam, vroeg hij mensen of ze hem konden helpen. ‘Ken jij het geheim van het leven?’ Hij kreeg veel verschillende antwoorden. ‘Het geheim van het leven is dagelijks een glas wijn drinken, da’s overal goed voor!’ Iemand anders zei dat het ‘m zat in goede relaties met mensen om je heen. Weer anderen zeiden dat je je hart moest volgen. Daar werd hij gek van. Je hart volgen. Hoe dan. Nee, het schoot niet op. Soms zei er iemand domweg: ‘Geen idee.’ Dat vond hij eigenlijk nog het leukste antwoord. Maar hij had er niets aan.
Jarenlang zwierf hij zo over de wereld met zijn vraag. Soms ontstonden er best mooie gesprekken, maar altijd bleven de antwoorden hetzelfde, dat wil zeggen: steeds weer anders. Maar op een namiddag, de zon stond al laag, kwam hij midden in een drukke stad bij een klein huis waar een kluizenaar woonde. Er was geen bel, de deur stond open. Zijn schaduw viel ver het scheve, lege huisje in. ‘Wat mot je?’, riep een gebarsten stem vanuit het donker.