Direct naar artikelinhoud
InterviewTaalhistoricus Ewoud Sanders

‘Er kleeft zoveel gruwelijks aan het n-woord, ik vind het belangrijk dat die geschiedenis wordt gedocumenteerd’

‘De samenstellingen met het n-woord die de laatste editie hebben gehaald, hebben vrijwel allemaal te maken met slavenhandel, nooit met verzet van slaafgemaakten – dat is hartstikke koloniaal.’Beeld Pauline Niks

Het ‘n-woord’ werd tot voor kort door veel Nederlanders gezien als neutrale manier om mensen met een donkere huidskleur aan te duiden. Taalhistoricus Ewoud Sanders toont aan dat de term, die ook hij voluit moest gebruiken, nooit neutraal is geweest.

Hoe schrijf je over een woord dat je liever niet gebruikt omdat het racistisch en kwetsend is, vroeg taalhistoricus Ewoud Sanders (65) zich af. Op de cover van zijn nieuwe boek staat de afgeschermde variant: het n-woord. Maar een boek lang? Dat was onmogelijk. Hij wilde de historie van het woord, ‘die geregeld weerzinwekkend is’, zo helder mogelijk in kaart brengen. ‘Bovendien zijn die woordvormen slechts het topje van de ijsberg. De echte duivel schuilt in de context en de definities’, schrijft Sanders in zijn inleiding, waarin hij de lezer waarschuwt: wie rilt van het woord, kan hier beter stoppen met lezen.

Voor de taalhistoricus zelf was het een oproep tot het verbranden van vijftig woordenboeken in 2002 – waarover later meer – die hem deed beseffen dat er mensen waren die ‘een totaal andere gevoelswaarde’ hadden bij een woord dat hijzelf tot dat moment als neutrale term dacht te gebruiken. En nu, meer dan twintig jaar later, is er een boek: Het n-woord, De geschiedenis van een beladen begrip.

Sanders weet nog niet hoe hij dat straks gaat doen, als hij bijvoorbeeld op de radio over zijn boek mag vertellen. Het voluit uitspreken van het woord ‘neger’ – want dat is het woord dat Sanders onderzocht – voelt inmiddels ingewikkeld.

Wie is Ewoud Sanders?

Taalhistoricus en journalist Ewoud Sanders (1958) buigt zich al zo’n dertig jaar over wonderlijke, onbegrijpelijke, ingewikkelde en pijnlijke woorden in de Nederlandse taal: waar komen ze vandaan, wie gebruik(t)en ze en welke betekenissen kennen we ze door de eeuwen heen toe? Hij schrijft hierover onder meer voor het onlinekennisplatform Ensie en voor NRC en hij publiceerde meer dan veertig taalboeken. In 2017 promoveerde Sanders aan de Radboud Universiteit in Nijmegen op een onderzoek naar antisemitische beeldvorming over joden in christelijke jeugdverhalen. Zijn proefschrift verscheen vorig jaar als het publieksboek Met de paplepel.

Tot het symbolisch verbranden van woordenboeken kwam het in 2002 niet, maar de boodschap bereikte veel Nederlandse huiskamers, waaronder die van Sanders. Het gezicht achter de oproep was de Surinaams-Nederlandse antiracisme-activist Roy Groenberg.

‘Als publicitaire stunt vond ik het een geslaagde actie’, zegt Sanders. ‘Alle landelijke media schreven erover, Groenberg kwam op radio en tv. Mij was het als witte man tot die tijd gelukt om geen benul te hebben dat het om een kwetsend woord ging. Sindsdien is de gevoelswaarde voor mij ook veranderd. Dat is de verdienste van mensen als Roy Groenberg.’

Groenberg pleit ook voor het verwijderen van het n-woord uit woordenboek Van Dale. Wat vindt u van die wens?

‘Met schrappen poets je geschiedenis weg. Van Dale documenteert de woordenschat van de afgelopen 150 jaar. Het lijkt me wijzer het woord te handhaven – níét om het gebruik ervan te stimuleren uiteraard, maar om te documenteren. Juist uit respect voor mensen die vanwege hun huidskleur te maken hebben met de lange erfenis van dat slavernijverleden.

‘Wat mensen die tegen het n-woord zijn eigenlijk bedoelen, is: ik wil dat racisme verdwijnt, maar het schrappen van woorden draagt daar niet aan bij. Je geeft juist een wapen uit handen om het te bestrijden. Na twintig jaar een taalrubriek in NRC te hebben gehad (tussen 2000 en 2020, red.) is me één ding duidelijk: mensen geloven pas dat een woord bestaat als het in de Dikke Van Dale staat. Ook in de Tweede Kamer of door rechters wordt dit woordenboek gebruikt om te bepalen of iets beledigend is. Schrap je kwetsende woorden, dan is er geen gezaghebbende, onafhankelijke taalscheidsrechter meer die heeft genoteerd dat iets beledigend is. En dat is nodig, want kwaadwillenden blijven de woorden gewoon gebruiken.’

Taalhistoricus Ewoud Sanders op zijn werkplek.Beeld Pauline Niks

In uw boek stelt u zelfs voor een nieuwe samenstelling op te nemen: ‘negeropstand’. Waarom?

‘De samenstellingen met het n-woord die de laatste editie hebben gehaald, hebben vrijwel allemaal te maken met slavenhandel, nooit met verzet van slaafgemaakten – dat is hartstikke koloniaal. Weet je welk woord er wel in staat? ‘Negerzweet’. Dat is in de 20ste eeuw zeer sporadisch gebruikt voor ‘koffie’. Absurd dat dit wel in Van Dale staat, terwijl we geen woorden hebben die de mensen eren die de moed hadden om slavernij te bestrijden en in opstand te komen.

‘Het woord ‘negeropstand’, dat vanaf 1750 voor verzet werd gebruikt, is tussen 1812 en 1990 meer dan duizend keer in kranten te vinden. Waarom heeft dat nooit het woordenboek gehaald? Zo’n ingreep lijkt me zinniger dan bij elk aan het n-woord gerelateerd lemma herhalen: ‘Met kolonialisme, uitbuiting en slavernij geassocieerde en daarom door een groeiend aantal mensen als minachtend ervaren term.’ Dat is een belangrijke zin, maar het zegt vooral iets over de huidige gevoelswaarde van het woord, niets over de betekenis of historische context. Doe dat gewoon één keer, zodat je op andere plekken meer kunt uitleggen. Een woordenboek is ook lesmateriaal.’

Wat vindt u eigenlijk van die formulering van Van Dale?

‘‘Geassocieerd’ vind ik nogal vrijblijvend klinken. Het woord is er onlosmakelijk mee verbonden.’

Er staat ‘als minachtend ervaren term’, waarom niet gewoon: het ís minachtend?

‘Het is een formulering vanuit een bepaalde positie. Ik bedoelde er niks kwaads mee, zegt diegene eigenlijk. Het was me niet opgevallen. Wat ik ervan vind doet er eigenlijk niet toe, want ik kan blinde vlekken hebben.

‘Neem de uitspraak: ik zie geen kleur, of huidskleur doet er niet toe. Ik heb moeten leren dat je dat alleen kan zeggen als je huidskleur geen negatieve gevolgen heeft. Met zulke boodschappen moet je dus oppassen, het is een makkelijke mening die wat mij betreft een gebrek aan empathie en luisterend vermogen verraadt. Ik zal dat nooit meer beweren.’

‘Een historisch overzicht schrijven van de ontwikkeling van het n-woord vraagt onmiskenbaar om lef’, schrijft de Surinaams-Nederlandse oud-politicus Kathleen Ferrier in het voorwoord van uw boek. Waarom wilde u dit mijnenveld betreden?

‘Er kleeft vanuit historisch-koloniaal perspectief zoveel gruwelijks aan het n-woord, ik vind het belangrijk dat deze geschiedenis goed gedocumenteerd wordt. Zwarte mensen wáren geen mensen, ze zijn vakkundig ontmenselijkt en dat beeld is door eeuwenlange herhaling in ons collectief geheugen gegrift, zoals Kathleen ook schrijft in haar voorwoord. Die beelden zijn niet zomaar weg. Tot op de dag van vandaag hebben mensen te maken met achterstelling, racisme en discriminatie.

‘Aan het begin van de 19de eeuw registreren woordenboekenmakers dat het n-woord in de eerste plaats ‘slaaf ’ betekent. Het is gekoppeld aan allerlei vooroordelen en opvattingen die de slavernij moeten rechtvaardigen. Na afschaffing van de slavernij verdwijnen die waanideeën niet. In sommige opzichten worden ze zelfs venijniger, want half verstopt onder een sausje van antiracisme en exotisering.’

In 2017 promoveerde Sanders, zelf van Joodse komaf, aan de Radboud Universiteit in Nijmegen op een onderzoek naar beeldvorming over Joden in christelijke jeugdverhalen. In die verhalen worden Joodse kinderen bekeerd tot het christendom. De boekjes – die nog altijd worden herdrukt, verspreid en gelezen, zo ontdekte Sanders tot zijn ontsteltenis – staan bol van de antisemitische stereotyperingen en denkbeelden: Joden zien er vreemd uit, ze stinken, stelen, bedriegen, maken kabaal, praten raar en ze haten christenen. Sommige verhalen zijn tot ver in de 20ste eeuw in enorme oplagen verschenen. Ook na de oorlog dus.

Voor zijn onderzoek naar de geschiedenis van het n-woord en alle bijbehorende racistische denkbeelden maakte Sanders ook gebruik van kinderboeken, maar vooral van woordenboeken, naslagwerken, kranten en tijdschriften. Vanaf de 17de eeuw tot nu. Met een hoofdrol voor Van Dale, ‘ons belangrijkste woordenboek’.

In zijn boek voert Sanders de lezer grotendeels chronologisch en zeer precies langs de historie van het woord. Een voorloper ervan, het woord ‘negro’, duikt voor het eerst op in een Nederlandse notariële akte uit 1566. Tot die tijd en ook erna was er nóg een woord om mensen met een donkere huid mee aan te duiden: ‘moriaan’ – een afgeleide van het woord ‘moor’ dat sinds de 13de eeuw in het Nederlands werd gebruikt voor mensen uit noordelijk Afrika. Het is een woord dat bij veel (oudere) Nederlanders direct een kinderdeuntje oproept. De oudste vindplaats van het woord ‘neger’ dateert van 1632. Sanders vond het in een jaarverslag van de West-Indische Compagnie.

Welke vooroordelen en stereotyperingen trof u aan?

‘Alle vermeldingen van het n-woord, synoniemen of afgeleiden hebben te maken met de context van handelswaar. Ze tonen een witte, superieure, neerbuigende blik. Zwarte vrouwen waren objecten waar witte mannen zich vrijelijk aan mochten vergrijpen. Slaafgemaakten werden totaal ontmenselijkt, het gaat over ‘het lossen van…’ of ‘…stuks’, ze werden cadeau gedaan, gestolen of verkocht. De Oprechte Haerlemsche Courant meldde in 1684 dat twee Nederlandse schepen brandend ten onder gingen. Alle ‘buit’ ging verloren, ‘als oock 12 a 1500 negers’. Dat ging dus over mensen die levend verbrand zijn.

‘In diverse encyclopedieën en naslagwerken stond: zwarte mensen zijn onbetrouwbaar, wreed, beestachtig, schaamteloos, ongelovig, zinnelijk, mateloos. Elders lezen we: ze zijn dom, luidruchtig, traag, log en spreken standaard in kromme, gebrekkige taal. Dat krakkemikkige spreken van het Nederlands, een stereotypering uit de 19de eeuw, is later toegevoegd aan het personage Zwarte Piet.

‘Uit intekenlijsten kun je opmaken wie de naslagwerken bestelden: advocaten, burgemeesters, geneeskundigen, dominees, hoogleraren, notarissen, officieren, pastoors, rechters en schoolhoofden. Invloedrijke witte mannen, kortom.

‘De cultuur in Nederland is heel erg bepaald door een kleine elite van witte mannen. In Van Dale stond tot 1976 bij het woord ‘neuken’ dat het iets was wat een man met een vrouw doet. Ik vind dat zo illustratief voor hoe klein het clubje is dat dit soort zaken bepaald heeft. Je kunt zeggen: laat de gruwelijkheden eruit, maar dat is verkeerd volgens mij. Je moet ze juist benadrukken omdat ze de oordelen van de bepalende elite tonen.’

‘Als er zoiets als historische schaamte bestaat, dan voel ik dat bij het tentoonstellen van zwarte mensen, als ‘exotische wilden’.’Beeld Pauline Niks

Wat choqueerde u het meest?

‘De ergste plek om racistische denkbeelden aan te treffen, vind ik kinderboeken. Dat had ik ook bij mijn onderzoek naar antisemitisme. Kinderen hebben geen idee, die zadel je op met die vooroordelen, je prent het ze in, het gaat in hun bloed zitten – dat vind ik kwaadaardig.

‘Als er zoiets als historische schaamte bestaat, dan voel ik dat bij het tentoonstellen van zwarte mensen, als ‘exotische wilden’. Een bekend voorbeeld is Saartjie Baartman, een slaafgemaakte zwarte vrouw uit Zuid-Afrika die omstreeks 1800 onder de naam ‘Hottentot Venus’ geketend in een kooi ‘dansjes’ moest opvoeren voor Europees publiek. Tegen betaling kon men haar billen en schaamlippen aanraken of rondjes rijden op haar rug. Na haar dood werden haar hersenen en genitaliën op sterk water gezet. Ze waren tot 1974 te zien in een museum in Parijs.

Oude kinderboeken uit Sanders’ collectie.Beeld Pauline Niks

‘De eerste grote Nederlandse expositie van zwarte mensen vond plaats in 1883 – twintig jaar ná de afschaffing van de slavernij. Voor een kwartje konden mensen een groep Surinaamse mannen en vrouwen achter een hek bekijken in Amsterdam. Honderdduizenden mensen kwamen erop af.

‘De laatste tentoonstelling van zwarte mensen in Nederland vond plaats in 1928 in Rotterdam. Er waren zweefmolens, een autobaan en een Beiers bierhuis. Plus een ‘negerdorp’ met ‘negerhutten’. Mensen uit Senegal moesten de bewoners spelen. In het Rotterdamsch Nieuwsblad stond dat het ‘negergezelschap’ van ‘chocoladebruine vrienden’ er bij aankomst geweldig uitzag. ‘Geen half of heel naakte nikkers, kersversch uit Timboektoe, maar hoogst beschaafde Senegaleezen, waardige vertegenwoordigers van een prachtig ras.’ Die toon, zo intens neerbuigend. Dit meer verholen racisme vind ik nog stuitender dan de rechttoe-rechtaan discriminatie.’

Heeft u getwijfeld of u als witte man de aangewezen persoon bent om dit boek te schrijven?

‘Ik heb er goed over nagedacht. Ik realiseer me dat sommige mensen zullen zeggen: waarom is dit geschreven door een witte man? Maar zoals ik in mijn verantwoording ook schrijf: ik heb dit geschreven omdat ik het belangrijk vind dat deze geschiedenis goed gedocumenteerd wordt. Taalkundig onderzoek is nu eenmaal mijn specialisatie en die zet ik hier graag voor in.’

Een van de meelezers van uw boek, Carl Haarnack, verzamelaar van historische boeken en prenten over Suriname, vindt de gedachte dat een wit persoon dit boek niet zou kunnen schrijven onzin. Maar hij zei ook: ‘Er zullen mensen boos worden zonder dat ze het boek gelezen hebben.’

‘Ik vrees dat hij gelijk heeft. Ik ben me bewust van blinde vlekken, daarom heb ik een aantal mensen met een Surinaamse achtergrond gevraagd mee te lezen, zoals Kathleen, en Carl. Want ik weet niet wat het betekent om gediscrimineerd te worden op basis van je huidskleur. Dat het in je dna kruipt en dat je generaties nodig hebt om dat van je af te schudden. Maar daar schrijf ik niet over. Wat ik heb gedaan is aantonen dat in alle naslagwerken te vinden is hoe er over zwarte mensen werd gedacht. Hoe wijdverspreid het racisme was, en hoe het zich in de loop van de tijd heeft genesteld in woorden en uitdrukkingen.’

U schrijft dat het aanpassen van kwetsende taal en uitdrukkingen vaak via een vast proces verloopt. Welk proces is dat?

‘Een voorhoede kaart het aan. Er kunnen decennia passeren met steeds nieuwe activisten die iets aankaarten, voordat er überhaupt op wordt gereageerd. De eerste reactie is weerstand: wat een flauwekul, we bedoelen er niks kwaads mee. Geleidelijk komt er meer begrip en ten slotte volgt acceptatie. Eerst in de media, daarna bij een groter publiek. Voor het n-woord is dat proces goed te volgen via krantenkoppen. Tot 2013 zie je het nog regelmatig, daarna verdwijnt het vrijwel helemaal.

‘Over de historische en taalkundige aspecten van taalveranderingen kun je twisten, maar uiteindelijk zijn de emoties doorslaggevend: waarom zou je een woord blijven gebruiken dat door een groeiend aantal mensen als aanstootgevend wordt ervaren? Gaandeweg komt er een andere emotie bij: een woord gebruiken dat zoveel weerstand oproept, voelt op een gegeven moment niet meer goed.’

Er is incubatietijd nodig, schrijft u. Onze taal hield in 2005 een stemming: 97 procent van de mensen vond een aanpassing van de naam ‘negerzoen’, ook geïnitieerd door antiracisme-activist Groenberg, onzin.

‘De dreigende ondergang van het woord ‘negerzoen’ haalde het achtuurjournaal, brievenschrijvers en columnisten klommen in de pen, kranten stonden er vol van. Een onschuldige lekkernij werd aangevallen, authentiek Nederlands cultuurgoed! Nu zou dezelfde enquête een heel andere uitkomst opleveren, daar ben ik van overtuigd.

‘Al sluit ik niet uit dat er in sommige kringen nog met nadruk ‘negerzoenen’ worden geserveerd. Er is altijd een kleine groep die zegt: ik laat me dit niet afpakken. Neem omroep Ongehoord Nederland of partijen als PVV en FvD, die Zwarte Piet koesteren als statement, als bewuste provocatie.’

In de VS is het gebruik van het n-woord voorbehouden aan Afro-Amerikanen. Geldt dat ook in Nederland?

‘Dat een woord door de gemeenschap zelf wel gebruikt wordt, zie je vaak. In de Joodse gemeenschap is dat ook zo. Voor mijzelf geldt: ik gebruik het n-woord niet meer. Behalve als ik over historische bronnen schrijf. Dan moet het zo duidelijk en uitvoerig mogelijk gedocumenteerd worden, inclusief alle abjecte ideeën die eraan vasthangen.’

Ewoud Sanders: Het n-woord. De geschiedenis van een beladen begrip. Prometheus; 144 pagina’s; € 20.

Wie is Ewoud Sanders?