Blog | Uit het hart

Uit het hart | Moet je oud zijn om wijs te zijn?

© Johan Dockx

De dingen waarover we babbelen op een terras, bij een koffie of een glas wijn. Het leven en wat ons bezighoudt. In deze blog wil ik er een plaats aan geven.


8 juni 2023

Moet je oud en wijs zijn om levensadvies te kunnen geven?

Wie kent het geheim van een goed leven? Moet je oud en wijs zijn om de trucs van het leven te kennen? Het lijkt erop. En we geloven het graag. En toch kun je eraan twijfelen.

De laatste weken worden mijn nieuwsfeeds overspoeld met het verhaal van de Amerikaanse Gladys McGarey. De vrouw is 102 en heeft een boek uit. Ze begon eraan te schrijven op haar honderdste. Echt waar, u leest het goed. Ze trok mijn aandacht door een foto waarop ze op haar driewieler door haar tuin fietst. Geweldig. Op haar hoofd heeft ze een kroon. Een dikke gevlochten streng haar in een rondje gedraaid. Ze heeft haar haren niet meer geknipt sinds haar veertigste, zo weet ik intussen. Het is een van de vele dingen die ik intussen over haar weet.

Dat heeft dus te maken met haar boek The well-lived life: a 102-year-old doctor’s six secrets to health and happiness at every age. Laat ik het vrij vertalen: de zes levenslessen van een 102-jarige dokter. Veel van de wijsheden haalde ze uit haar eigen leven, en hoe dat haar geleerd heeft om te incasseren. De grootste klap die dat leven haar gaf, kwam van haar toenmalige echtgenoot Bill, een arts met wie ze zes kinderen heeft en met wie ze een kliniek voor holistische geneeskunde oprichtte. Net voor haar zeventigste verraste hij haar met de scheidingspapieren. Hij liep er naar eigen zeggen al zes maanden mee rond in zijn boekentas. Dat vertelt ze in een interview met The Guardian. Hij was iets begonnen met een collega, zo bleek. Gladys en Bill waren op dat moment 46 jaar getrouwd en daarnaast waren ze ook zakenpartners en collega’s. Ze was er kapot van. Het was het zwaarste wat ze in haar leven meemaakte, zwaarder dan de kanker waarmee ze tweemaal geconfronteerd werd – eenmaal als dertiger, en nog eens als negentiger. Maar neen, het liefdesverdriet zat dieper dan de ziekte. Het is ontluisterend als je erover nadenkt. En dan zijn wij verbaasd wanneer we na een paar maanden nog altijd niet over een breuk heen zijn.

Nummerplaat

Pas op haar 93ste ging het beter met haar. Toen overwon ze haar verdriet met boosheid. Dat gebeurde toen Bill haar uitnodigde voor zijn huwelijk. Zijn nieuwe huwelijk, voor alle duidelijkheid. In dezelfde babbel met The Guardian vertelt ze hoe ze haar kwaadheid uitschreeuwde in de auto. Boos was ze op hem, maar ook en vooral op zichzelf: ‘Ga je echt zo verder doen? Dit is gewoon belachelijk.’ Het was het begin van een aanvaardingsproces, en daarmee ook een keerpunt in haar leven. En om dat te vieren kocht ze iets exuberants voor zichzelf: een gepersonaliseerde nummerplaat met de lettercombinatie BE GLAD. Die moest haar erop wijzen dat haar huwelijk ook mooie momenten gekend had. Na die dag werd alles anders. Ze besefte stilaan dat ze ook zelf een eigen stem had. Het was niet meer: ‘Bill en Gladys’, nee, het was dokter Gladys McGarey. ‘Ik was ik, niet langer de partner van Bill.’ Op haar honderdste gaf ze een TEDX talk over holistische geneeskunde en waarom ze daar zo overtuigd voorstander van is.

Oh ja. Nog dat: na Bill heeft ze nooit meer een man in haar leven gehad. Daten deed ze niet. ‘Waarom zou ik willen zorgen voor een andere oude man?’, aldus haar uitsmijter in The Guardian.

Water, veel water en dan alles wegwuiven

De wijsheden die ze in haar boek verzamelde, waaieren intussen uit over het internet. Over wat je moet eten om fit en gezond oud te worden, schrijft ze: ‘Er is niets wat je niet mag eten, volg je gevoel, want dat zegt je wat je nodig hebt. Drink water, veel water.’ Geen superfoods of voedingssupplement is beter dan dat, volgens haar. ‘Ons lichaam is vooral gemaakt van water. Het heeft water nodig om zichzelf in leven te houden.’

Ze wil haar lezers ook leren om problemen letterlijk weg te wuiven, met een échte wuivende handbeweging, samen met de woorden ‘het maakt niet uit, het is niet belangrijk’. Ze doet het echt, dat wuiven, en het heeft haar naar eigen zeggen al veel stress bespaard. En nog eentje: spijt, daar doen we beter niet aan. ‘Ja, je kan iets betreuren, maar je moet weten wanneer te stoppen.’ Ook dat is een hoofdstuk.

Gladys zet me aan het denken. Niet over wat ze zegt, want dat houdt best steek, misschien omdat het allemaal relatief simpele inzichten lijken. Neen, ze doet me stilstaan bij de status die ik er bijna spontaan aan verleen. Iemand van 102, die moet toch goeroe-kwaliteiten hebben, zo gaat dat dan in mijn hoofd. Die moet het weten, die moet het geleefde leven kunnen vatten, die moet weten wat wijsheid is. Zelfs als ze tussen haar zeventig en negentig naar het leven keek als een in de steek gelaten puberlief.

Maar is dat zo? Is het zo dat levensadvies van boven naar beneden doorsijpelt? Van oud naar jong? We geloven het graag, we bouwen er een mythologie rond. Een mythe van jonge mensen die met gretige ogen de wijsheden van senioren oplepelen. Alsof het ook niet omgekeerd kan, en jong ook oud met verstomming kan slaan. Het is makkelijk lachen met Gen Z bijvoorbeeld, maar zij leren ons wel los te komen uit hokjesdenken. En ik moet maar het archief van de rubriek De zin uitpluizen om youngsters te vinden die levenswijzer zijn dan ikzelf. Zo lees ik bij Selah Sue: ‘Het gaat erom jezelf te vergeven dat het niet loopt zoals je zou willen, hoe moeilijk dat ook is. Het wonder is dat je zo van je onvrede verlost raakt. Het verlammende gevoel van falen verdwijnt.’ Ella-June Henrard heeft het over: ‘Zoals een kind kan opgaan in een spel, zonder spijt over gisteren of zorgen over morgen, zo zouden we ons leven zo vaak mogelijk moeten beleven.’

Een twintiger en een dertiger zijn dat dus, die wijsheden debiteren die net zo goed van iemand van 102 zouden kunnen komen, toch? Wat is wijsheid, wat is leeftijd, en is er een correlatie tussen de twee?

Wat u, beste lezer, wat denkt u? Moet je oud zijn om wijs te zijn? Mail ons!


8 juni 2023

Succession, maar dan in het echt

Logan Roy, de pater familias maar ook de grootste stoker in Succession

De HBO-reeks Succession is intussen al een week afgelopen. Maar de saga van de familie Roy blijft nazinderen. Dus vroeg collega Nathalie Carpentier zich af of zoiets ook in Vlaanderen denkbaar is.

Een familiebedrijf doet iets met een mens, zeker als die mens onderdeel is van de familie in kwestie. In de HBO-reeks Succession lopen de familieperikelen bij de opvolging van mediamagnaat en pater familias Logan Roy zo hard uit de hand dat je als kijker gaat twijfelen of er nog zoiets als een goed, empathisch mens bestaat. Collega Nathalie Carpentier was al even hard gefascineerd en ging op zoek naar Succession-stories in Vlaanderen. En voila, ze vond er.

Het verhaal dat ze erover maakte, staat bol van de twisten en intriges. En er zitten zowaar ook positieve plotwendingen in. ‘Net de relatie met je vader, maar dan overdreven’, zegt mijn vrouw soms als ze naar Succession kijkt’, vertelt Didier, het hoofd van een ­familiale kmo die ooit een groot bedrijf was met historische roots tot in het koloniale Congo. ‘Ik ben nu vijf jaar ceo en ik heb eindelijk wat autonomie verworven, maar het was een soms pijnlijke en moeilijke weg.’ .

Iets verder zegt hij: ‘Jarenlang moest ik horen dat hij het anders zou aanpakken, dat ik te veel risico’s nam. Intussen blijken mijn beslissingen te renderen, de door mij gekozen producten verkopen goed. Onlangs zei mijn vader met tranen in de ogen dat hij trots op me was. Voor het eerst, maar het maakt het verleden meer dan goed.’

Er wordt nog wel meer gezegd en gevloekt in het stuk, maar om het in de woorden van HBO te zeggen: daarvoor moet u verder lezen.


5 juni 2023

Hoe zot is werken in uw vakantie? ‘Je had net zo goed thuis kunnen blijven!’

© Johan Dockx

Een kwart van de Belgen is van plan om vanuit de vakantiebestemming te werken. Collega Peter Vantyghem was de voorbije jaren een van hen en vraagt zich nu af hoe hij zich tot zo’n valstrik heeft laten verleiden.

Peter Vantyghem

Het klinkt geweldig: je begroet ’s morgens het azuurblauw, trekt je luchtigste zomerkledij aan, ontbijt met gezonde granen en neemt dan de laptop om je mails te beantwoorden en meteen maar wat suggesties te doen aan het thuisfront. Daarna even het zwembad in, de krant lezen en dan komt de lunch er al weer aan.

Vakantie!!

Voor Mark Tigchelaar, neuropsycholoog en auteur van het boek Focus aan/uit, klinkt het verhaal zo: je bevindt je in een prachtige locatie en in plaats van er helemaal van te genieten, jaag je jezelf op omdat je bang bent dat in je mail een bedreiging, of een kans, in ieder geval een noodzaak schuilt. ‘Dus sta je ’s morgens op onder de azuurblauwe hemel met de gedachte dat je alert moet zijn, en dat vertaalt je brein in een stijgend cortisolniveau. Vakantie? Je had net zo goed thuis kunnen blijven!’

Ik beken: ik heb ooit vakantie genomen op een hemels eiland, waar ik de hele dag ging stappen of zwemmen, om dan elke avond door te werken.

Ik beken: ik heb zelfs eens vrouw en kinderen achtergelaten op een camping in de Landes omdat ik zo nodig drie dagen plichtbewust wilde gaan werken in België. En ja, ik check op vakantie mijn mails, geef vaak ook antwoord, en neem telefoons van onbekenden op.

Misschien heeft die Mark Tigchelaar wel gelijk?

Andere planeet

Mijn mooiste vakantie speelde zich af in 2005 in Griekenland. Een hele maand weg met het gezin, dat was (uitzonderlijk) een stuk langer dan het gemiddelde van negen dagen dat Belgen nemen. Heerlijk gevoel er helemààl uit te zijn geweest. De kustlijn van de Peleponesos, de geur van bakkende aarde, dineren op het strand terwijl de golven over je voeten klotsen: je vergeet er je paswoorden bij.

Ondrej Mitas, toerismedocent aan de universiteit van Breda, legt uit: ‘Het is van groot belang dat je vakantieperiode duidelijk verschilt van je gewone leven, omdat alle goeds dat zo’n vakantie je geeft precies van die verschillen komt. Je moet echt het gevoel hebben dat je werk zich op een andere planeet afspeelt, en dat je alles vergeet wat ermee te maken heeft. Zo doe je nieuwe kracht en creativiteit op. Als je je werk meeneemt, lukt dat niet.’

Ik denk aan die camping in Delphi waar je vanuit het zwembad uitkeek over een zee van olijfbomen, honderd meter dieper; aan de verslavende geur van sparren in de Landes, vermengd met de oceaanwind; aan het museum van Frida Kahlo in Mexico City; aan een namiddagje kanovaren in de Lesse op een snikhete zomerdag en aan die drie weken rondreizen in Vietnam. Allemaal goeie ervaringen zonder één momentje werk.

Toerisme is daarop gericht. In fijne kunststeden, onbetreden natuur, kleurrijke pretparken krijgen we de kans op nieuwe ervaringen en onthechting, alsof we daar een biologische nood aan hebben. Waarom kiezen steeds meer mensen er dus voor om die kans vrijwillig de nek om te draaien?

Bewuste keuze?

Socioloog Theun Pieter van Tienoven (VUB) verwijst naar de ICT-revolutie die de smartphone tot bureau omtoverde, en naar de covidcrisis die het thuiswerken tot een ‘recht’ maakte. ‘Zo infiltreerde werk steeds meer in onze persoonlijke levenssfeer, maar is het nu een noodzaak om werk mee te nemen op vakantie, of kiezen we er bewust voor?’, vraagt hij zich af.

Goeie vraag. Misschien zijn we blind aan het worden voor de vele utilitaire credo’s die zich in onze levens geïnstalleerd hebben. Zoals het idee dat wie flexibel is, gemotiveerder is. Of de gedachte dat we door ons eigen werkritme te beheren, productiever zijn, desnoods door in het weekend werk op te halen. Of nog dieper, dat werken meer betekenis heeft dan nietsdoen.

‘Sommige mensen kunnen niet loskoppelen, omdat ze overal beschikbaar willen zijn en de controle behouden’, zegt Van Tienoven. ‘Maar wanneer je werkt op je vakantie, vraag je je brein om steeds opnieuw te refocussen tussen werk en plezier. Dat vreet energie en betekent tijdsverlies. Het versnippert je aandacht en dat is iets wat de meeste mensen niet aankunnen, omdat je hersenen tijd nodig hebben om allerlei indrukken te verwerken.’

Volgens onderzoekers Laura M. Giurge and Kaitlin Woolley haalt de combinatie tussen werk en vrije tijd de intrinsieke motivatie van mensen naar beneden, omdat ze een conflict ervaren tussen beide. Wat prettig, betekenisvol of interessant zou moeten zijn, is dat veel minder en het idee dat je er je salaris mee pimpt – de extrinsieke motivator – kan dat niet goedmaken.

Oplaadmoment

Het internet bulkt van de enthousiaste ideeën voor een ‘geslaagde werkvakantie’, maar ik ben voorzichtig. Allerlei microinvullingen flitsen door mijn hoofd. Elke dag een uurtje werken voor het ontbijt? Eerst drie dagen werken en dan helemaal vakantie?

Giurge en Woolley vonden hun oplossing al doende: ze reframeden hun werk-op-vakantie als ‘werktijd’ en namen daarmee de stress weg. ‘Dat is technisch correct’, zegt Tigchelaar, ‘maar het is geen oplossing, want je hebt nog steeds geen echt oplaadmoment. In een sperperiode van drie dagen kan ik me beter vinden, omdat je daar een soort ‘transitie’ zoekt. Dat werkt bijvoorbeeld ook goed wanneer je na het werk naar huis spoort. Of je hebt mensen die thuiswerken, en zich speciaal verkleden wanneer ze naar hun thuisbeleving overschakelen.’

‘Het hangt ervan af van hoeveel tijd je hebt’, vindt Ondrej Mitas. ‘Na een goed jaar heb je aan twee weken genoeg om helemaal weg te zijn, heb ik ervaren. Had je een slecht jaar, dan heb je langer nodig, en is zo’n transitieperiode moeilijker in te plannen. Maar het is geen slecht idee om in je laatste werkdagen wat af te bouwen en een en ander klaar te maken.’

Volgens de nieuwe vakantiebarometer van Europ Assistance kiest één derde van de vakantiewerkers voor zo’n in- of uitglijperiode. Ik twijfel. Ik heb geen zin om twee dagen voor het einde van de vakantie wat werkgevoel terug te vinden, want het eigene van vakantie is nu net dat je dan vrijer bent om te doen wat je wil. Mijn methode staat niet in het (overigens schaarse) onderzoek over dit thema: voor vertrek plan ik al wat werk en afspraken in de week van terugkomst. De geruststelling dat ik dan een vliegende start neem, brengt met zich mee dat ik er in mijn vakantie niet aan denk dat ik op een dag terug moet naar de plicht.


5 juni 2023

Wedden dat u ook een screenager bent?

Het is makkelijk gezegd en vervloekt: die tieners en hun schermverslaving. Maar berg op die illusie, want volwassenen zijn even erg. We podcasten terwijl we een reeks bekijken en nog een mail beantwoorden, en kijk, er komt een whatsapp binnen. Erg of net niet?

© Getty Images

In haar column doet Sarah Meuleman ons weer mooi stilstaan bij de dingen die we onszelf zo graag wijsmaken. Hoe we foeteren op youngsters omdat ze denken dat ze zomaar alles kunnen combineren: een examen voorbereiden op de laptop en tegelijk iets streamen op de smartphone bijvoorbeeld. Of chatten en Tiktokken. Terwij ze dat aan het tikken was, bedacht ze zich al multitaskend dat ze zich zelf net zo goed schuldig maakt aan dat soort aandachtssplitserij. En, bij uitbreiding, of dat nu allemaal zo fout is?

Ik citeer: ‘Schermen combineren stelt ze in staat verschillende kanalen tegelijkertijd te consumeren. Dat gedrag wordt, vaak door oudere generaties, bekritiseerd als onverstandig en oppervlakkig. Maar is het werkelijk onverstandig als jongeren een manier ontwikkelen om de talloze beelddragers en boodschappen die voortdurend om hun aandacht vragen, zo efficiënt mogelijk te bundelen?’

En ze kijkt in eigen ziel: ‘Natuurlijk zou ik mijn dochters gedrag kunnen veroordelen. Ik realiseer me echter, niet zonder gêne, dat ik intuïtief hetzelfde doe. Fietsend door de stad heb ik een podcast op mijn oren, tijdens het koken luister ik naar de winnaar van de Librisprijs, met The white lotus op mijn smartphone doe ik mijn belastingaangifte.’

Screenagers, zo noemt ze hen, en haarzelf, en ons. Een mooi woord. Maar dan vraagt een mens zich af: tijd zonder dat die ingevuld is met iets dat onze aandacht vraagt, doet die er nog toe? En wat als we door alles tegelijk te doen vanalles maar een oppervlaktelaagje mee hebben? Een beetje van alles of alles van een beetje, wat is het beste?


1 juni 2023

Hoe gaat het met u? U deed met 12.700 de test en zei 'goed', maar ook 'slecht'

© Johan Dockx

‘Als je altijd maar doorworstelt en de indruk schept dat het wel “gaat”, is het resultaat van deze test wel confronterend. Ik zit graag zelf in de illusie dat het zo erg niet is, maar misschien moet ik toch eens aan de slag met hoe (slecht) ik me voel.’ Het is één van de honderden reacties die lezers achterlieten in de welzijnstest op de app van deze krant.

‘Hoe gaat het met u?’ We vroegen het u rechtstreeks in een zelftest. Vrijdagmiddag, een dikke week na de lancering, hadden 12.700 lezers de test ingevuld. Dat is best wel wat, vooral omdat je er niet in 1,2,3 door bent. De vragen komen uit de grote vragenlijst die de Universiteit Antwerpen dit voorjaar gebruikte in haar internationaal onderzoek naar mentaal welzijn in 14 West-Europese landen. Het gaat om de General Health Questionnaire (GHQ). Dat is een gestandaardiseerde vragenlijst die haar wetenschappelijk nut al ruim bewezen heeft. Wij namen vier onderdelen over: algemeen welbevinden, depressie, eenzaamheid en veerkracht. In de test op de app wordt uw eigen score op die onderdelen grafisch naast de resultaten gelegd van die proefgroep uit het onderzoek, en die score kunt u in de grafiekjes nog verder uitfilteren naar leeftijd en gender.

Eerst even over de cijfers

Interessante vaststelling na een dikke week: de gemiddelde scores van de lezers op de vier onderdelen lopen ongeveer gelijk met de scores uit het onderzoek van de Universiteit Antwerpen. De niet-representatieve steekproef van lezers (12.700) beschreef zich dus min of meer in dezelfde orde als de wetenschappelijk gekalibreerde steekproef (1.000 proefpersonen per land) van de Universiteit Antwerpen. Qua veerkracht scoorde u gemiddeld 19,46 op een schaal van 3 tot 30. Op het vlak van eenzaamheid haalde u een gemiddelde van 5,55 op een schaal tussen 0 en 18. Op de depressieschaal zitten de lezers op 5,53, op een schaal van 0 tot 27. Goed om weten: een score van 5 wordt beschouwd als de ondergrens voor een milde depressie. Op algemeen welbevinden, ten slotte, landt u op 3,34 op een schaal van 0 tot 12. Let op: hier werkt de schaal omgekeerd: hoe lager de score, hoe beter het algemeen welbevinden.

Gemiddelden zijn natuurlijk maar gemiddelden, en dat bleek ook uit het onderzoek van de UAntwerpen, waarin duidelijke verschillen per leeftijd te zien zijn. Nu, het was niet de bedoeling om dat onderzoek hier nog eens dunnetjes over te doen. De test was vooral bedoeld voor uzelf, als een soort van psychologische temperatuurmeting. En in die zin was het vooral boeiend om te kijken welke reacties u achterliet. 605 lezers deden dit. Hieronder een kleine selectie. (De namen en e-mailadressen zijn bekend bij de redactie, maar niet iedereen wou met naam in de krant.)

1 Veel mensen voelen zich goed in hun vel en halen kracht uit een positieve, relativerende blik op het leven

‘Ooit maakte ik een lijstje van dingen die mijn leven zinvol maken. Ik focus vooral op die dingen. Anderzijds ben ik geneigd om dingen waarover ik geen controle heb, te relativeren en/of te accepteren. De wereld rond mij kan ik niet controleren, de manier waarop ik ermee omga, kan ik soms bijsturen. Het helpt, denk ik.’

‘Iedereen maakt elke dag de keuze om al dan niet positief te zijn. Simple as that.’

‘Ik voel me goed. Een veilige thuisbasis is erg bepalend voor mijn emotioneel welzijn. Als daar iets wankelt of niet snor zit, dan heeft dat een grote impact. Als het op vlak van vriendschap of werk even tegenzit, dan counter ik dat makkelijker. Het is goed te weten waarom je je goed voelt en het is goed te weten waarom je je slecht voelt. Je leert zo alles in perspectief te plaatsen.’

‘Goed, en wat er niet goed gaat, zijn zaken waar ik toch geen vat op heb.’

‘Net als bij een relatie moet je zelf moeite doen om op de positieve zaken te concentreren en de negatieve te negeren. Dat is hard werken, maar het loont.’

‘Uitstekend en hoopvol. Na twee heel lastige jaren gaat het eindelijk beter met onze dochter van vijftien die een angst- en eetstoornis heeft. Dat geeft mij rust en energie!’

2 Soms zijn er weinig woorden nodig om te zeggen hoe je je voelt

‘Eenzaam’, ‘goed’, ‘Slecht’, ‘Super!’, ‘Moe’, ‘Neerslachtig’, ‘Depressief en angstig’

3 Eenzaamheid en burn-out zijn vaak terugkerende thema’s

‘Ik voel me vaak erg alleen. Ik ben een jonge, beginnende leraar en ik haal vooral energie uit de uren voor de klas. Mijn leerlingen zijn fantastisch. Buiten de lessen vind ik het leven vaak een opgave omdat ik het gevoel heb voortdurend ‘aan’ te moeten staan. Ik vind het jammer dat ook in een sociale job als de mijne mensen elkaar vooral naar het leven lijken te staan in plaats van van elkaar te leren en elkaar te helpen groeien. Ik ervaar het volwassen leven vooral als een situatie van eten of gegeten worden.’

‘Matig. Sociale contacten zijn niet eenvoudig op oudere leeftijd (68) in een stedelijke context. Daarenboven ervaar ik dat nogal wat ouderen niet uit het corona-isolement geraken. Ook bij velen spelen er familiale problemen. Respect voor ouders en ouderen is geen evidentie meer.’

‘Op dit ogenblik niet al te best, zoals ook uit mijn resultaten blijkt. De voornaamste reden is een combinatie van een moeilijke werksituatie en een gebrek aan perspectief.’

‘Ik heb vaak het gevoel dat ik in de ratrace beland ben. In twee jaar tijd ben ik driemaal veranderd van job in de zoektocht naar iets betekenisvoller.’

4 Of u zich nuttig voelt, maakt veel uit

‘Het gaat prima. Ik voel me nuttig voor mijn familie, vrienden en gemeenschap. Ik doe er nog toe.’

‘Overbodig. En toch mogen we er niet uitstappen, alhoewel we dagelijks horen over de problematiek van de vergrijzende bevolking. Moeten we echt van het dak springen?’

‘Adept van het voltooide leven, zonder zicht op oplossing.’

5 Lichaam en geest hangen samen

‘Ik voel me goed in mijn vel. Ik heb aandacht voor mijn fysieke conditie, wat me mentaal ook goed doet. Ik houd van mensen en heb veel sociaal contact. Ik heb een partner, wat het leven voor mij ook aangenaam maakt.’

‘Lumbale facetartrose maakt mij het leven enigszins zuur, maar mijn optimisme overwint alles.’

6 De staat van de wereld laat u niet onverschillig

‘Goed. Mijn echtgenoot en ik hebben de ideale leeftijd om de coronaperiode te doorstaan, onze kinderen hebben geen problemen, we zijn gelukkig. Ook al maken we ons zorgen over de toekomst, de opwarming van de aarde, de oorlogen, de presidenten enzovoort.’

‘De algemene verrechtsing maakt me bang.’

‘Ik voel me bijzonder goed. Maar ik lijd aan ernstige insomnia. Ik maak me zorgen over klimaat en oorlog, maar wil er niet ongelukkig door zijn. Er wordt te veel verdeeld in plaats van verbonden. Mensen willen te veel en maken zichzelf ongelukkig. Men hecht belang aan de verkeerde dingen. Hebben hebben hebben! Consumeren geeft maar een zeer korte bevrediging, elkaar helpen maakt je vrolijker in het leven. Verbind.’

‘De politiek zou veel meer een “warm België” kunnen uitdragen, door vrijwilligerswerk en cohousing te promoten, door de financiële afstraffing van samenwonen in de uitkeringen af te schaffen, door solidariteit met nieuwkomers en “anderen” als positief te kaderen. Het individualisme is erg doorgeslagen.’

7 U vond de test wel accuraat, maar ...

‘Het deel “welbevinden” geeft niet het correcte resultaat. Door de vraagstelling, die vergelijkt met vroeger, geeft het een verkeerd beeld. Iemand die zich altijd al minder goed voelt, en dus invult dat hij zich voelt zoals gewoonlijk, komt uit de test als iemand die zich goed voelt.’

‘De test geeft goed weer hoe ik me voel.’

‘Bedankt dat u mooi het onderscheid maakt tussen welbevinden en depressie. U gebruikt veel normaliserende woorden zodat het leuk wordt om met mentale gezondheid bezig te zijn.’

‘Eenvoudige vragen om snel je eigen situatie te analyseren.’

8 U bent heel jong en minder jong

‘Ik ben Bram en ben vijftien jaar, ik zit in het derde jaar humane wetenschappen en vind het heel belangrijk dat er ook naar welzijn bij jongeren gepeild wordt. Ik merk namelijk dat de levenslust, energie, motivatie, weerbaarheid en de mentale gezondheid in het algemeen van mezelf, maar zeker ook mijn leeftijdsgenoten er niet op verbetert. Volgens mij zou zo’n peiling, als die op een toegankelijke manier wordt aangepakt, veel informatie kunnen geven aan ouders, leerkrachten en andere begeleiders. Het zou jongeren ook toelaten om meer gepast te reageren in gesprekken over gevoelige thema’s als seksualiteit, identiteit. Het kan er ook voor zorgen dat jongeren zich minder alleen voelen en dat ze zien dat zij niet de enigen zijn die op bepaalde problemen stoten.’

‘Verloren in een wereld die duidelijk niet meer voor ons geschikt is (84 jaar).’

9 Het gaat ook vaak heel goed, en dat moeten we misschien eens wat vaker zeggen

‘Goed. Ik heb een goede relatie en drie fantastische kinderen. Ook met mijn (schoon)ouders, (schoon)broers en (schoon)zussen heb ik een goede band. Verder heb ik een goede vriendengroep, en geen financiële zorgen. Ik besef dat ik van geluk mag spreken.’

‘Ik voel me doorgaans positief en sta gelukkig in het leven, maar door de soms negatieve trends in de omgeving en samenleving is het soms moeilijk om je positief te uiten, want dan lijk je zo weinig empathisch met de andere die zich misschien slechter voelt. Ik denk dat deze trend bij jongeren ook heel erg speelt. Je durft op den duur niet te zeggen dat bij jou alles wel oké is of goed loopt. In reportages zien we vaak tieners die zich niet goed voelen, maar het zou zinvol zijn om ook mensen in hun sterke veerkracht te tonen en daarvan te leren.’

‘Goed. Relatie gaat goed. Toffe job, fijne vrienden!!’

‘Ik voel me prima in mijn vel, en ik kan me geen dag zonder lachen inbeelden!’


2 juni 2023

Mooigedacht (52): Selah Sue over Eckhart Tolle

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

© Alexia Leysen

Ze is kort en krachtig, de wijsheid die Sanne Putseys of Selah Sue met de wereld deelt in de 100ste aflevering van de rubriek ‘De zin’: ‘Vergeef jezelf dat je geen vrede hebt.’ Ze haalde de zin uit de podcast van haar goeroe Eckhart Tolle, die haar door haar depressie heen hielp en helpt: ‘Tolle deed me inzien dat de weerstand tegen je eigen onbehagen alles verergert.’


31 mei 2023

Binnenblijven als de zon schijnt: hoe ontsnapt u aan die summertime sadness?

© Johan Dockx

Het leukste van de zomer is meteen ook het meest frustrerende. Je wil genieten van de zon, maar de plicht roept je binnen. Collega Max De Moor voelt de fear of missing out net iets harder als de zon schijnt. Fomos dus, fear of missing out on sunshine.

Max De Moor

Een straaltje zon scheen het klaslokaal binnen en ik leunde met mijn stoel naar achteren om ze op te vangen. Ik wierp mijn hoofd achterover, ogen dicht en waande mij een kat die spinnend de dag doorbrengt in de zinnenstrelende warmte van de zon. Zalig. Tot de lerares Latijn mij brutaal uit mijn dagdroom rukte en me berispte. Dat ik erbij lag als een toerist op het strand van Turkije was een belediging voor de epiek van Vergilius. De Klassieke Oudheid hoorde in dat lesuur mijn nec plus ultra te zijn, maar zoals dat gaat met de zon: de prioriteiten verschuiven. Vraag maar aan Icarus, mevrouw.

Nu het kwik stijgt, wuift de zon ons weer verleidelijk toe: ‘Toe, kom maar, laat alles vallen.’ Zeker in West-Europa, waar de donkere dagen blijven hangen als een winterjas die je liever al lang had opgeborgen, worden die eerste zomerdagen met een enorme gretigheid in ontvangst genomen.

‘Ik houd van de schaarste-mindset waarmee Britten tegen de zon aankijken’, zei Florence Given daar afgelopen weekend over op Instagram. De Engelse influencer en schrijfster was zichtbaar onder invloed van haar serotonine-high toen ze haar video opnam. Ze beschrijft daarin hoe haar volk alles aan de kant schuift om de zon te aanbidden en naar het park te trekken. ‘Iedereen kiest ervoor om daar te zijn en voor die paar uren dat we er doorbrengen, hebben we allemaal iets gemeen: we houden van de zon.’

Ze heeft een punt. Wat geldt voor de Britten, geldt ook voor ons. Toen ik nog studeerde, had ik een vriend die hier op Erasmus was vanuit een Zuid-Franse universiteit. Met stijgende verbazing zag hij hoe Leuven in een zomers pretpark veranderde bij de eerste zonnestralen van het jaar. Het maakte niet uit dat het nog geen 20 graden was: studenten trokken hun short aan, op de Oude Markt kreeg je maar met grote moeite een terrasstoel te pakken en in het stadspark was het uitkijken voor rondvliegende frisbees. ‘Net een stel kinderen op de ochtend van Kerstmis’, stelde hij geamuseerd vast.

Swipen door het park

Natuurlijk heeft dat zijn charmes. Maar de zon werpt altijd een schaduw. Zelfs in het park, of vooral in het park. Koppels zien frunniken in het gras of vrienden biertjes achterover zien kappen op een picknick-laken: zulke zomerse taferelen kunnen het omgekeerde effect hebben op mij. Als ik op dat moment andere verplichtingen heb of als er dan net geen vrienden vrij zijn, dan kan ik mij de grootste loser ter wereld voelen. Ik word overvallen door een volstrekt irrationeel en buitenproportioneel soort eenzaamheid. De kans is namelijk groot dat ik een week eerder zelf met vrienden olijven uit een plastic bakje zat te vissen, terwijl de avondzon een gouden filter over het leven legde. Die gouden filter keert zich blijkbaar tegen je wanneer je alleen bent. Dan is het plots alsof je door een analoge versie van een Instagramcarrousel wandelt. Je swipet oppervlakkig langs de vrolijke leventjes van anderen en hun levensvreugde doet alleen je eigen melancholie feller schijnen.

Compleet belachelijk. Zoals je soms beter je telefoon weglegt, is het een goed idee om je op die momenten gewoon uit de voeten te maken. Weg van het park, naar huis, hup! Maar zelfs daar ben je niet veilig. Misschien duikt dan het dwingende stemmetje op dat je opdraagt om te genieten van het goeie weer, voor het te laat is. In het Engels werden al termen als ‘sun guilt’ en ‘Fomos’ (Fear of missing out on sunshine) gelanceerd.

Het vergt wat oefening, maar je kunt leren om dat stemmetje te negeren. Columnist Nele Van den Broeck is erin geslaagd, met vallen en opstaan, weliswaar. Ze spendeerde drie weken in bed met Candy Crush. ‘Het is geen reis waarmee ik koketteren kan. Er zijn geen foto’s om op Instagram te zetten’, schrijft ze in een aanstekelijk essay over haar summertime sadness. ‘Maar het is de allerbeste vakantie die ik ooit gehad heb.’

Zo extreem gaat mijn afwijzing van de zonnedwingelandij niet. Ik kan mezelf makkelijk overgeven aan sociale zonverering en ervan genieten ook. Maar een gezonde dosis wantrouwen jegens die brandende bol is op zijn plaats. Het Nieuwsblad kopte daarom eerder deze week: ‘De zon is een gevaarlijke vriend’. Oké, eigenlijk ging het over de ongewenste fysieke effecten van plotse langdurige blootstelling aan zonlicht, zoals misselijkheid en loomheid – met andere woorden: de zon als die vriend die zegt ‘komaan, nog eentje!’ en je vervolgens met een lelijke kater opzadelt. Nochtans valt er op mentaal vlak wel iets te zeggen voor de zon als stiekeme onruststoker. De vriend die uitnodigt tot avontuur, maar die ook een storm van twijfel in je hoofd doet opwaaien. Verdwijnt die vriend uit je leven, dan is alles een stuk saaier, maar geef toe: ook een heel stuk eenvoudiger.

Wat u, beste lezer, herkent u dat lonkende zomergevoel? Mail ons!


31 mei 2023

Zwangerschapsverlies, maar dan zonder zwachtels

© Debora Lauwers

In een intens essay beschrijft Eline Dhaen het einde van een zwangerschap. Een miskraam. Zwangerschapsverlies in alle hardheid.

Het vruchtje groeide trager dan het moest volgens de tabellen en percentielen. Het was slecht nieuws. Eline Dhaen bereidde zich voor op het ergste. En zo geschiedde . Ze observeerde minutieus wat er in haar lijf en hoofd gebeurde en noteerde het. Ze heeft het over draadjesvlees in haar onderbroek en een met bloed gevuld ei. Maar ze schrijft ook over de dwang die ze voelde om te praten over wat er gebeurde. En hoe ze zich schuldig voelde toen ze dat niet wou, en zo het taboe in stand hield.

Zei ik het al? Een intens essay. Ze werd ermee genomineerd voor de Jan Hanlo Essayprijs, en dat voelt zo terecht. Hieronder dus. Een aanrader. Echt.


28 mei 2023

Als je van de FAQ’s naar de chatbot wordt gestuurd en weer terug

Kaat Schaubroeck

Ze stuurden je vroeger weleens van het kastje naar de muur. Vandaag is dat meer: van het callcenter naar de FAQ’s. Of van de chatbot naar het formulier. Collega Kaat Schaubroeck moest de voorbij weken een paar dingen geregeld krijgen. En ze werd daar zo moe van, van dingen geregeld krijgen. Maar ze dacht vooral: wat is dat toch met die trieste boodschap dat er iemand meeluistert om de kwaliteit te verhogen?

© Johan Dockx

Waar zal ik beginnen? In Luik misschien, fijne provincie waar ik veel te lang niet meer geweest ben, al racete ik er volgens een proces-verbaal van de politie op 31 maart met 169 kilometer doorheen. Met mijn Citroën Berlingo. Ik daag iedereen uit om dat eens te proberen. We waren bovendien thuis die avond, deliverypizza uit Zottegem aan het eten. Ik kon online bezwaar aantekenen tegen het pv, stond er in de brief, maar toen ik dat probeerde, kreeg ik een vraag die niet te beantwoorden was.

‘Bent u de eigenaar van het voertuig dat de overtreding beging? Ja/nee.’

Ja, ik ben de eigenaar van het voertuig dat volgens jullie de overtreding begin. Maar nee, ik heb de overtreding niet begaan. Alleen kon ik dat nergens schrijven. Dus ik belde.

U kent dat. Je krijgt een keuzemenu, vervolgens iets als ‘om kwaliteitsredenen luisteren we af wat u allemaal zegt’, en dan is het wachten. De vrouw die ik uiteindelijk aan de lijn kreeg, zei: ‘Goed dat u ons hiervoor contacteert.’ Ze gaf me de raad het online toch nog eens te proberen. Wat ik braaf en tevergeefs deed. Waarna ik nog eens belde en iemand anders zei: ‘Goed dat u ons hiervoor contacteert.’ Die medewerker beloofde per post een formulier op te sturen, dat nooit aankwam, waarna ik weer belde en een man zei: ‘Goed dat u ons hiervoor contacteert.’ Blijkbaar zit die zin in de opleiding.

Ik schreef toen een brief, met een postzegel erop, zeer vintage.

Het grenzeloze wantrouwen

Ik weet niet met hoeveel callcenters ik de voorbije maand contact heb gehad. Of op hoeveel sites ik eindeloos verdwaald ben op zoek naar een manier om de dingen opgelost te krijgen. Ik moest van alles regelen, onder meer omdat mijn gsm intussen gestolen werd in het Centraal Station van Brussel en ik een en ander wilde beveiligen, of opnieuw installeren.

Toen ik na de diefstal voor alle zekerheid mijn Payconiq-app liet blokkeren, kreeg ik via het callcenter een dossiernummer door. Enkele dagen later belde ik om te vragen hoe het met dat dossier stond. Ik liep door het keuzemenu, hoorde de waarschuwing dat er iemand kon meeluisteren, gaf het dossiernummer in en kreeg de vraag of ik wel degelijk Jos **** was. Dat ben ik dus niet. Ik was in een verkeerd dossier opgeborgen. Toen ik vroeg of ik de Payconiq-app intussen wel opnieuw kon installeren, kreeg ik als antwoord:

- ‘Dat is een goeie vraag, die heb ik nooit eerder gehoord.’

- ‘Maar het kan dus wel?’

- ‘Ik check even bij een collega.’ (En dan, na een hele lange pauze) ‘We gaan ervan uit dat het wel zou moeten kunnen. En anders belt u maar even terug.’

Weet u, chatbots zijn frustrerend, en van wachtmuziekjes word je gek. Maar ik denk dat ik de telefoongesprekken met echte mensen in callcenters nog het verwarrendst vind. Omdat het oplucht als je een mens hoort en je vervolgens zo wanhopig wordt omdat die geen idee heeft hoe je geholpen kunt worden met een vraag die buiten de FAQ-sectie valt. Ik krijg steeds vaker de indruk dat medewerkers nu vooral getraind worden om ons allemaal vriendelijk te kalmeren (‘Wat goed dat u ons hiervoor belt’) en ons vervolgens toch af te schepen, omdat echt niemand nog een idee heeft van hoe de systemen werken. (‘Daar heb ik helaas geen antwoord op, misschien kunt u eens bellen naar’ – waarna ze een dienst noemen die je al gecontacteerd hebt en die ook niet kon helpen.)

Wat heet kwaliteit?

Waar ik het meest tegenaan loop, is dat ene zinnetje aan het begin: dat er meegeluisterd kan worden. Om kwaliteitsredenen. Hoe vernederend is dat, hoe intriest. Liever dan mensen echt te helpen, of ervoor te zorgen dat medewerkers de tijd krijgen om iets degelijk uit te zoeken, spelen chefs dus blijkbaar bewaker. Even diep in de nek ademen van degene die in rang onder je staat. Steeds vaker krijg ik ook de uitnodiging om na het gesprek nog een evaluatie van het gesprek te geven. Jezus zeg, hoe uitdrukkelijk kun je je medewerkers wantrouwen? Hoezeer kun je hen verhinderen om trots te zijn op hun werk?

Het maakt dat ik me als klant nauwelijks nog kwaad durf te maken, omdat ik niet wil dat iemand een rotscore krijgt op de volgende evaluatieronde. Ik zeg: ‘Dank u, ik begrijp dat u echt alles heeft gedaan om mij te helpen’, en blijf daarna in de kou staan, omdat ik geen idee heb wat er moet gebeuren.

Gevangen in Zottegem

Deze week zat ik gevangen in Zottegem. Ik reed ’s morgens de parking van de NMBS op met mijn Mobib-kaart, een soort allroundkaart die wordt uitgereikt door de NMBS, De Lijn en de MIVB. Ik doe het al twee jaar zo: de kaart is gekoppeld aan een mobiliteitsapp, waar er per geparkeerde dag 7,5 euro vanaf gaat. Dat is niet weinig, ik ben zuinig met die dagen.

Toen ik ’s avonds van de parking af wilde, bleek de kaart niet meer te werken. Ik kon ook geen papieren ticketje nemen aan de ingang, om vervolgens aan de uitgang te betalen, aangezien ik niet het gewicht van een auto heb. Na eindeloos op en neer springen voor dat toestel en heen en weer rennen over de parking, vond ik een belletje dat functioneerde – en opende een parkeerwachter vanuit Brussel de slagboom. De verkeerde slagboom, maar goed, ik had nu iemand die ik nog eens kon bellen.

Het probleem is alleen dat mijn kaart niet heeft geregistreerd dat ik van de parking reed en dat mijn auto dus in theorie nog altijd geparkeerd staat in Zottegem. En dat het parkeertarief vermoedelijk dag na dag van mijn mobiliteitsapp blijft gaan. Ik wilde dat oplossen via het stationsloket, wat niet lukte, en vervolgens via de website van de app, maar daar was geen enkele mogelijkheid om contact op te nemen. Al surfend vond ik een gsm-nummer, waarop ik een bandje aan de lijn kreeg: de eigenaar liet weten dat hij de komende drie weken op huwelijksreis was.

Daarna belde ik de klantendienst van de NMBS. Wat volgde: een eindeloos keuzemenu, een waarschuwing dat alles afgeluisterd werd, een vrouw aan de lijn die echt wilde helpen, maar dat niet kon. Ik kon wel een formulier invullen, zei ze, wat ik deed. Het geautomatiseerde antwoord op dat formulier was dat ze hun best zouden doen om mij binnen de twintig dagen te antwoorden. Hun best. En twintig dagen.

Ik sta dus voorlopig misschien voor eeuwig geparkeerd in Zottegem, misschien rijd ik ook nog altijd aan 169 kilometer per uur door Luik, wie zal het zeggen. Ik zou volgens het callcenter op Itsme moeten kijken hoe het met die boete staat, maar ik krijg de app sinds de diefstal niet meer geïnstalleerd op mijn nieuwe gsm. En ik durf nu even geen callcenter meer te bellen, omdat ik zo ontzettend moe ben, en zo kwaad, en ik wil mijn frustratie niet afreageren op iemand die daar helemaal niets aan kan doen.

Als Kafka nog leefde, wat zou hij daar dan pareltjes over schrijven.

Wat u, beste lezer, herkent u de absurde strijd van Kaat Schaubroeck? Heeft u de ultieme oplossing in uw mouw? Mail ons!


29 mei 2023

Mooigedacht (51): Waarom vandaag zo belangrijk is

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

© Stephan Vanfleteren

Mooi interview met Meskerem Mees in het Weekblad. Ik bleef bij veel stukjes hangen, maar vooral bij haar gedachten over onze fixatie op al wat niet ‘nu’ is. Ze zegt er iets over in de marge van haar groeiende afkeer van foto’s nemen: ‘Elke foto toont iets dat onherroepelijk voorbij is. Ik wil daar niet te veel mee bezig zijn. Niet met gisteren, ook niet met morgen. Ik vind vandaag goed genoeg. Waarom zijn we vandaag zo minderwaardig gaan behandelen ten opzichte van gisteren en morgen?’

Tja. waarom? Weet u het?


26 mei 2023

Waarom het niet raar is om triest te zijn bij de dood van Tina Turner (en andere sterren)

‘Oei nee, dat kan niet, dju toch, hoe erg, slik, snik.’ Reageerde u zo toen u hoorde dat Tina Turner overleden is? Vergeet die schaamte. Er is niets raars aan rouwen om een overleden celebrity.

Het was weer prijs. Een kleine hartstilstand, net op het moment dat de loopband in de gym mijn hartslag omhoog joeg. Want net toen liep een nieuwsflash binnen van The New York Times. Ik las de woorden Tina, Turner, died en 83. ‘O nee’, zoiets moet ik geroepen hebben, boven het geluid van mijn koptelefoon uit. Het schrikken maakte plaats voor een gevoel van ‘nee, dat kan niet’, dat iets later overging in een soort tristesse. Grosso modo dezelfde stadia van een klassiek rouwproces dus, maar dan in sneltreinvaart: van ontkenning over droefheid naar, uiteindelijk, aanvaarding.

Het was niet de eerste keer dat dat gebeurde. Van alle Grote Doden kan ik me nog haarfijn herinneren waar ik was en wat ik deed toen ik het nieuws van hun overlijden hoorde. En ik wed dat dat ook voor u geldt. Bij David Bowie huilde ik bij het wakker worden, bij Prince reed ik bijna op de auto voor mij in een Brusselse tunnel. Bij Luc De Vos liep ik door de Kloosterstraat in Antwerpen en was ik plots vergeten wat ik daar zocht.

Hoe bizar toch, die steek van pijn die je voelt bij het overlijden van een bekendere medemens. Iemand met wie je nooit face to face één woord hebt gewisseld. Iemand die zelf nooit van jouw bestaan op de hoogte was. Ook niet iemand die je, nuchter bekeken, zult missen, want het is nu niet dat Tina Turner nog de ene hitsingle na de ander afleverde.

Parasociaal

Er speelt iets anders. Van alles anders, eigenlijk. Bij de dood van Bowie schreef collega Cathérine De Kock er al eens een stuk over. Ze belde toen met rouwspecialist Manu Keirse, die de crux als volgt samenvatte: ‘Mensen denken bij rouw vaak aan ­verdriet om bloedverwanten, maar bekende mensen komen letterlijk onze woonkamer binnen. We hebben er vaak een ­intense band mee.’ We luisteren naar hun muziek, zien hen in films, horen hen op de radio. Best wel intiem. En vaak zijn we fan. We volgen hun sociale media, kicken op hun jetsetleven. Maar het is een andere vorm van connectie dan de band die we hebben met mensen in het echte leven. Parasociale relaties, heet dat dan. Relaties die eigenlijk in ons hoofd bestaan. Zeker in tijden van sociale media, waar zo’n celeb de indruk geeft dat er wel een persoonlijkere interactie is, kan die illusie ontstaan.

Maar er speelt meer dan dat. Bij Psychology Today laten ze een rouwpsycholoog zeggen wat ik zelf ook wel voel. Ze hebben het bijvoorbeeld over de illusie van onsterfelijkheid. Sommige namen horen zo vanzelfsprekend bij het decor en de soundtrack van het leven dat we er in ons hoofd een onsterfelijk icoon van gemaakt hebben, een wezen dat nog weinig vandoen heeft met een mens van vlees en bloed. Daardoor gaan we onbewust denken dat hij ook daadwerkelijk onsterfelijk is. We rouwen dan om het verlies van een illusie.

Maar we rouwen ook om onszelf, want met elk van dat soort iconen dat verdwijnt, verdwijnt ook een stukje van onszelf. Een stukje van onze identiteit, bijvoorbeeld: ‘Ik ben iemand die de naam Tina Turner kent. Ik ben fan.’ Zo zit dat in onze identiteitspuzzel. En dan ben je plots fan van een overledene. Dat botst.

Herinneringen

Nog? We rouwen ook om ons verleden, om de momenten die getekend zijn door de artiest, de perioden in ons eigen leven waarin we een nummer op repeat zetten en we denken terug aan wat dat dan betekende. Het nummer ‘Nutbush City limits’ blijft voor mij bijvoorbeeld altijd verbonden met mijn eerste danspassen. Door de dood van Tina Turner denk ik terug aan mezelf als schuchtere tiener die zich geen weg wist met een lijf dat moest dansen. Ontluisterend, maar ook mooi, want het was een tijd waarin alles nog openlag, nog geen levensweg gekozen. Als ooit Bruce Springsteen overlijdt, weet ik nu al dat ik in gedachten in een jeugdclub ga zitten waar een kalverliefde de soundtrack van ‘The river’ meekrijgt. Rouwen is dan een vorm van nostalgie, een confrontatie met een stuk van jezelf dat onherroepelijk voorbij is: je jeugd, een tijdperk waarin niets vastlag en dromen nog werkelijkheid konden worden. Je rouwt om je ouder wordende zelf. Je rouwt om je eigen wonder years. Nog? We rouwen om wat die celebrity ons misschien gegeven heeft. Troostsongs in tijden van verdriet, bijvoorbeeld. Inspirerende woorden. Of een leven waaraan we ons spiegelden. Een mens die we misschien zelf wilden zijn.

Het is, kortom, als je dat allemaal op een rijtje zet, niet raar dat we even schrikken en snikken, of iets wat erop lijkt, wanneer een bekende medemens sterft. Tegelijk speelt ook iets moois. Net doordat zo iemand er plots niet meer is, sta je ook stil bij wat die betekend heeft en wat een voorrecht het was om in hetzelfde tijdperk te leven. Voor hetzelfde geld was ik vandaag geboren en hadden Bowie, Turner, Amy Winehouse of Prince nooit in hetzelfde leven als het mijne geleefd.

Wat u, beste lezer, wat voelt u bij het overlijden van een idool of bekende medemens? Mail ons!


26 mei 2023

Hoe gaat het met u?

Hoe gaat het met u? Ca va? Het is een vraag die we in het gewone leven snel stellen en even snel beantwoorden. Tijd voor wat introspectie.

Zag u hem al? De test op de app van deze krant? Hoe gaat het met u? Dat is de insteek. Het is dezelfde insteek als een onderzoek dat Universiteit Antwerpen uitvoerde in veertien Westeuropese landen. Ze keken naar ons algemeen welbevinden, onze veerkracht, mate van eenzaamheid en eventuele depressieve gevoelens. Een deel van de vragenlijsten die ze daarbij gebruikten, zit ook in een zeftest op de app van deze krant. U kan hem voor uzelf invullen en eventueel checken hoe uw antwoorden zich verhouden tegen die van uw leeftijdsgenoten uit de representatieve steekproef van de onderzoekers.

Waarom zou u dat doen? Waarom neemt u uw temperatuur? Uw bloeddruk? Het is een beetje gelijkaardig: even inchecken bij uzelf, hoe is het met me? En als het niet zo goed gaat, wat doe ik? Waar zoek ik hulp? Met wie ga ik praten? Maar u moet niet, natuurlijk.


25 mei 2023

Komt dat zien! Hier is er eentje die niet-hetero is!

© Johan Dockx

Angèle omschreef zichzelf als panseksueel, een label dat eigenlijk wil zeggen dat we de pot op kunnen met onze labels. Collega Eva Berghmans overdenkt haar eigen label en het heterodenken.

Eva Berghmans

‘Hei mama, jij bent toch panseksueel?’ Het leven met tieners zit vol verrassingen. Ik stond me nog af te vragen of ik mezelf panseksueel zou noemen toen hij zelf het antwoord al gaf: ‘Jij houdt toch ook van pannen.’ Juist, ik was even vergeten dat de gesprekken die hij start, zelden bedoeld zijn om ernstig uit te draaien. Ik heb zo’n beetje een privé stand-upcomedian in huis.

Maar onnozel mopje of niet, de kiem van een gedachte die de vraag in mijn hoofd had geplant, bleef daar rondslingeren, en kwam weer boven toen Angèle zichzelf onlangs panseksueel noemde. Voor wie panseksueel is, speelt gender geen bepalende rol in aantrekking. Wie panseksueel is, valt voor een persoonlijkheid, een uitstraling, een energie, een manier van zijn en doen en laten, die niets met geslachtskenmerken te maken heeft.

Die pan heeft, alle mopjes ten spijt, natuurlijk niets met keukenmateriaal te maken. Het is een Grieks voorvoegsel dat zoveel betekent als ‘al’. Een alles-seksueel, hoeveel vrijer en onbeperkter kun je zijn? Met als extra voordeel dat het woord ‘panseksueel’, in elk geval in mijn hoofd, iets spiritueels suggereert. De eerste keer dat ik het hoorde, moet ik het in mijn vocabulaire hebben vastgehaakt aan ‘pantheïstisch’, een filosofie waarvoor ik altijd al een vage sympathie heb gehad, al zodra ik er in een of andere godsdienstles over hoorde. Dat het goddelijke overal te vinden is, in iedereen en alles, van het heelal over de mens tot het kleinste insect, eerder dan dat je er voor naar een kerk moet die je regels oplegt over hoe het leven te leiden: dat was een bevrijdende gedachte.

En dan is er Pan, de Griekse god met zijn afgetrainde bovenlijf en zijn woest dierlijke onderlijf met bokkenpoten. God van de wildernis en het dierlijke instinct, met veel humor vereeuwigd door de schilder Franz von Stuck, die de wanhoop van Pan schildert terwijl een roodharige minifaun op de panfluit blaast. Die fluit heeft Pan gemaakt uit een nimf die zich in een rietstengel liet veranderen om aan de geile god te ontsnappen. Tikkeltje grensoverschrijdend en uitermate bezitterig, om haar in haar gedaante van rietstengel dan maar te versnijden tot een panfluit, maar het is tegelijk ook wel een bijzonder inventieve en toegewijde oplossing.

Fuck-off labels

Angèle is niet de enige beroemdheid die zichzelf panseksueel noemt. Onder anderen Miley Cyrus, Cara Delevingne, Redcar (van Christine & the Queens) en Janelle Monáe (van het pansexy anthem ‘Make me feel’) en Yungblud gingen haar voor. Dat valt toe te juichen, rolmodellen zijn van niet te onderschatten belang voor al wie zich in hun aantrekking niet beperkt voelt tot ‘het andere geslacht’. Panseksueel is, net als queer, een label voor wie buiten de genderhokkendoos denkt en voelt.

Alleen: dat zo’n label überhaupt nodig is, zegt veel over onze tijd. Het zegt dat beroemdheden die niet-hetero zijn, op een of andere manier de nood voelen – al dan niet onder druk van journalisten – om zich te ‘outen’. Het omgekeerde, dat een beroemdheid zich out als heteroseksueel, komt maar zelden voor.

Misschien was de ‘ik ben panseksueel’ van Angèle een beleefde manier om te zeggen: ‘fuck off, bemoei u met uw eigen zaken’, toen de reporter naar haar liefdesleven informeerde. Toen ze een aantal jaar geleden op Instagram over haar toenmalige vriendin sprak, buitelden de media over hen heen. Dat zoiets nog altijd nieuws is, bewijst hoezeer het heterodenken nog altijd regeert. Hoezeer heteroseksualiteit de norm is, waartegen al de rest wordt afgezet als een curiosum dat erom roept tentoongesteld te worden voor het massaal toesnellende publiek.

Wat denk u, beste lezer? Mail ons!


25 mei 2023

Mooigedacht (50): Twijfel levert veel op

© Jimmy Kets

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Gelezen in de levenslessen van dichter Mustafa Kör: een kernachtige waarheid. Ik citeer: ‘Wie nooit twijfelt, weet niet wat het is om iets doordacht en onderbouwd te doen, om tot het laatste moment te ­blijven ­schaven. Net dat drijft je resultaat naar het summum.’


24 mei 2023

Als je niet van foodsharing houdt: worteltjes delen en peentjes zweten

© Johan Dockx

Wie uit eten gaat, kan niet ontsnappen aan het concept van foodsharing. Lees: veel lekkers op tafel, te delen met het hele gezelschap. Voor de ene een reden tot feesten, voor de andere een reden tot paniek. Collega Stijn De Wolf zit in die laatste groep. Horror.

Stijn De Wolf

Een paar weken geleden gingen we Libanees eten met collega’s. In Libanon is foodsharing geen hip concept, het is er een traditionele manier van eten. Maar hier, in een hippe tent in Brussel, ging het lelijk mis. De voorgerechten-om-te-delen werden in het midden van de terrastafel gezet: borden vol hummus, baba ganoush, olijven, muhammara, zonneschijn. We waren met z’n achten en kregen amper drie stukjes platbrood – ‘Als jullie meer willen, vragen jullie het maar.’ Prikkers waren er niet. In een wip en een hap was de broodmand leeg. Toen vielen plotsklaps alle regels inzake hygiëne en sociaal wenselijk gedrag weg. Vingers wriemelden in dolma’s, aangevreten brood werd dubbel gedipt, ging heen en weer tussen lippen en schalen. Een collega diepte een reçuutje op uit zijn broekzak en gebruikte het verfrommelde papiertje om hummus op te scheppen. Ik zat erbij en dacht: kill me, kill me now.

Ik houd namelijk niet van foodsharing. Om het met de woorden van Joey Tribbiani uit Friends te zeggen: Stijn doesn’t share food.

Helaas is foodsharing om de een of andere reden het nieuwe normaal geworden op restaurant. Meestal begint het met deze suffe zin: ‘Kent u ons concept al?’ Dan gaan de alarmbellen af. Hier zal gedeeld worden, willens nillens, want dat is gezellig en bijdetijds.

Koehandel over schaamhapje

Er zijn natuurlijk voordelen: je bent niet veroordeeld tot één gerecht, je kunt verschillende smaken proeven, in optimale omstandigheden en in het perfecte gezelschap kan het best gezellig zijn, het schept sociale cohesie. Maar dat weegt niet op tegen de nadelen.

Vooreerst is er het slopende rekenwerk. Neem nu een portie bitterballen, volgens historici de oervorm van sharing. Je bent met z’n drieën en krijgt acht bitterballen. Daar komt geheid ruzie van: één iemand krijgt er maar twee en is de pineut. Tien bitterballen voor drie mensen? Dan blijft er eentje liggen en begint de koehandel over het schaamhapje: ‘Nee, neem jij maar! Ik? Ben je zeker?’ Ofwel wordt de onderhandelingsfase overgeslagen en grijpt één iemand (ik) zijn kans: ‘Nee hoor, ik denk echt dat ik er nog maar twee heb gehad.’

Nog erger wordt het wanneer het gerecht niet telbaar is: een bord pasta, een kom labneh, een portie spinazie. Hoe verdeel je dat evenredig? Nu kun je zeggen: dat hoeft niet per se, aan het eind van de rit zal iedereen wel evenveel gegeten hebben, laat het los. Maar de mens streeft van nature naar een billijke verdeling – en zeker als de rekening komt.

Dat is helemaal zo als het eten lekker is, of schaars – lees: duur of geserveerd in een kleine portie. Dat beweert de Amerikaanse psychologe en onderzoeker Jennifer Verdolin. Op haar website heeft ze het over ongevraagd bezoek in je bord. ‘Die portie frietjes kan er zo lekker uitzien, maar tegelijk ook zo klein’, schrijft ze. ‘Dan wil je echt niet dat iemand anders die frietjes naar binnen schrokt. Als je ze niet aanbiedt aan je tafelgenoten en iemand neemt er zonder toelating toch een hapje van, dan kan dat heel dominant overkomen.’

Partypooper

Wederzijdse toestemming is dus cruciaal, tenzij je een heel hechte band hebt met die tafelgenoot. Hoe hechter de band – je partner, een van je ouders – hoe makkelijker het te aanvaarden is dat iemand ongevraagd in je eten zit te porren. (Ikzelf heb wat dat betreft een duidelijke regel: eerst moet mijn tafelgenoot proeven van het gerecht dat hij/zij zelf heeft besteld, en ik moet evenveel terugkrijgen als ik afgeef.) Foodsharing heeft in dat geval een positief effect, beweert Verdolin: uit studies bij chimpansees blijkt dat de hersenen oxytocine aanmaken wanneer eten wordt gedeeld, zowel bij de gever als bij de nemer.

Dat kan allemaal zijn, veel oxytocine heeft mijn brein toch niet aangemaakt terwijl ik aan tafel zat te berekenen op hoeveel gram van welk gerecht ik in principe nog recht had. Komt daarbij dat ik me meestal zit te storen aan de flagrante overtreding van de basisprincipes der hygiëne. ‘Wie heeft zijn vork nu in die salade laten zitten? Oeps, waar is mijn eigen lepel gebleven? Heeft iemand hier al aan gelikt? Oh god, als niemand maar zijn wijsvinger gaat gebruiken om het kommetje uit te vegen. Waarom heb ik plots twee messen? Zou iedereen zijn handen wel gewassen hebben? Is dit nu coulis van passievrucht of een snottebel?’

Daarbij komt nog de overweldigende sociale druk van foodsharing. Vaak gebeurt het dat ik me zo erg verheug op één gerecht dat het speeksel op voorhand al een beetje op het tafelblad sproeit – oxytocine! Tot iemand aan tafel zegt: ‘Bestellen we niet gewoon van alles, zodat we kunnen delen?’ Dan wil ik niet de partypooper zijn, maar eigenlijk hoeft het dan voor mij al niet meer. Weg sfeer. Vaak passen de smaken van de gerechten ook niet bij elkaar en heb ik heimwee naar het gerecht dat ik nooit heb kunnen bestellen.

Tot slot: kunnen we foodsharing eens deftig definiëren? Je kunt intussen de straat plaveien met restaurateurs die netjes een aantal gerechten – twee taartjes, drie miniquiches, vier gamba’s – op een bord leggen en dat presenteren als wilde, ongebreidelde foodsharing. Al is dat wel een ideale opstap voor wie niet graag deelt. Zeker als het aantal hapjes perfect deelbaar is door het aantal tafelgenoten.

Wat u, beste lezer, kickt u op samen-bestellen of toch liever uw privé-gerecht? Waarom (niet)? Mail ons!


24 mei 2023

Beste,

© Getty Images

Dag mijnheer Huppeldepup, Goedenavond Lieve, Beste mensen van de helpdesk, Hallo meisjes, Hey Pieter, Geachte mevrouw Hoppeldepop. Alles beter dan ‘Beste,’of toch niet?

Het was een discussie die we hadden opgevangen en die we ook zelf hadden gevoerd op deze vloer. Zo was ze in de rubriek ‘Wat denk je?’ beland. Het ging over deze vraag: ben ik onnozel wanneer ik me druk maak in mails die mij aanspreken met ‘Beste komma’, zoals in: ‘Beste,’? Zelf kruip ik ervan in de gordijnen. Zo hard haat ik het. Het is irrationeel, ik besef het. Wat me zo irriteert, denk ik, is dat het zo’n geprefabriceerde anonieme vriendelijkheid is die zelfs niet vriendelijk is. Er is niet over nagedacht, ik word als bestemmeling gereduceerd tot een expliciet anoniem wezen. En het wil niets zeggen. Niets. Beste, wat beste? Wie beste? Dat mijn afkeer niet altijd terecht is, wist de twintiger uit het panel. De vijftiger schaarde zich op mijn lijn, en de dertiger praatte de ‘Beste,’ nog even goed maar ging dan toch mee in ons kamp staan. De hele discussie deed ook een paar lezers in hun pen kruipen: ‘Misschien is het een idee om goede dag, -morgen, -middag of -avond te gebruiken. Dat wens je toch iedereen toe?’ Drie mailers gaven nog een opmerkelijk alternatief: L.S. Lectori salutem, want, zo oppert één van hen, ‘Groeten aan de lezer of, alternatieve vertaling, alle heil aan de lezer. Genderneutraal, Kleurneutraal, positief.’

Sorry, lezers, er moeten betere oplossingen zijn, blijf ik denken.


23 mei 2023

Een lezer reageert: 'Als je ongeneeslijk ziek bent, besef je pas hoe dating- en vriendschapsapps gericht zijn op normaliteit’

© Johan Dockx

Lezer Sigurd Vangermeersch schreef een brief naar aanleiding van het blogstuk over vriendschapsapps. Nu hij ongeneeslijk ziek is, voelt hij aan hoe sterk dat soort app gericht is op normaliteit, en ‘hoe we ons daar niet van bewust zijn, tot we buiten die norm vallen’.

Mijn psychologe drukt me op het hart dat ik ‘palliatief’ ben en niet ‘terminaal’. Beide begrippen vertrekken vanuit het gegeven ‘ongeneeslijk ziek’. Bij terminaal verwacht men door de band genomen een einde binnen de drie maanden. Palliatieve zorg laat de duur voor het levenseinde in het midden en richt zich op de best mogelijke kwaliteit van het leven.

Als man van 57 jaar combineerde ik voor ik ziek werd een druk professioneel leven met het intense co-ouderschap voor mijn twee pubers. Een gebrek aan sociale bezigheden was nooit echt een probleem. Maar bij het begin van de zomer van 2022 ontspoorde het leven. Kanker was de diagnose. Door de vele uitzaaiingen is de ziekte onomkeerbaar. Hoe snel het einde komt, weet voorlopig niemand. De chemotherapie werd begin dit jaar gestopt omdat het effect uitbleef. Momenteel zit ik in een ‘experimentele studie’ die probeert de verdere ontwikkeling van de metastases tegen te gaan. Voorlopig met succes. De CT-scans tonen aan dat de uitzaaiingen stabiliseren. Maar niemand weet voor hoelang.

Fysiek gaat het dan wel niet meer zoals vroeger, maar klagen hoor je me (meestal) niet. Ik ben noodgedwongen gestopt met werken en blijf vrij actief. Zo rij ik nog zelf met de wagen, bezoek ik expo’s en museums, frequenteer ik (buitenlandse) concerten, ga ik kamperen met mijn daktent én in de zomervakantie staat nog een mooie reis gepland.

De zwaarste last is het emotionele luik, dat zich laat samenvatten in één woord: eenzaamheid. Als ik thuiskom in een leeg huis nadat ik de dochters bij de mama heb afgezet. Op weekdagen, als iedereen op het werk is en ik pas tegen de middag mijn bed uit kruip … Het zijn momenten van onmetelijke tristesse. Het is ook een confrontatie met de moeilijkheid om een sociaal leven te organiseren met zo veel lieve vrienden die allemaal nog sociaal actief zijn. Ik dacht eraan toen ik enkele weken geleden hier de blog las over datingapps. Zelf zat ik na mijn scheiding ook wel eens op zulke sites. Maar net nu de nood aan sociale en emotionele contacten zo hoog is, stoot ik op de grenzen van de courante datingapplicaties.

Moeilijke entree

‘Aangename kennismaking. Ik ben Sigurd. Mijn grootste goed in deze wereld zijn mijn twee pubers. Ik hou van cultuur en reizen. Mijn hobby is schrijven. Ik woon in Brussel, de boeiendste stad van het land. Mijn lievelingsfilosoof is Spinoza. En … ik ben palliatief patiënt.’ Op zoek naar liefde is dat op zijn minst een verrassende entree.

De zomer van 2022 was onzeker. Het was de Turkse Elif Safak die me met haar boek De veertig regels van liefde door de zomer heen hielp. De rode draad in het boek is het ongelukkige huwelijk van Ella, een vrouw uit Northampton die voor een uitgever werkt en een kopij van een boek naleest van Aziz Zahara, een moderne Soefi en globetrotter met thuisbasis in Amsterdam.

Het boek in het boek (het boek van Aziz dat Ella dus moet bespreken) speelt zich af in de 11de eeuw en gaat over de derwisch Sjams van Tabriz én de grote geleerde Jalal ad-Din Rumi, een dichter die – toen in de islam nog volop discussie was of dansen en muziek maken wel haram was – de ‘Mevlevi’ introduceerde, een opzwepende wervelende dans waarbij de dansers in trance rond hun as blijven draaien om god te vereren.

Tijdens de leesopdracht verandert het leven van Ella drastisch. Ze wordt verliefd op Aziz en laat haar troosteloze huwelijk, haar landhuis, keuken, auto en kinderen in Northampton voor wat ze zijn. Op het einde komt ze uiteindelijk – zonder de inmiddels overleden Aziz – in Amsterdam terecht.

De dictatuur van wat ‘normaal’ is

‘Ik ga naar Amsterdam’ zegt ze over de telefoon vanuit Konya in Turkije aan haar dochter. ‘Ze hebben daar ongelooflijk leuke appartementjes die uitkijken over de grachten. Daar kan ik er één van huren. Ik zal wel moeten oefenen met fietsen.’ Elders in het boek zegt de grote Rumi: ‘Kies liefde!’ Zonder het zoete leven van liefde is leven een last. Een leven zonder liefde is van geen belang.’ En alsof hij van plan was om vorig weekend naar de Pride in Brussel te gaan, voegt hij eraan toe: ‘Vraag jezelf niet wat voor liefde je moet zoeken, spiritueel of materieel, goddelijk of werelds, oosters of westers. Onderscheid leidt alleen maar tot meer onderscheid. Liefde kent geen labels, geen definities. Het is wat het is, puur en simpel.’

Persoonlijk vind ik me – net als Aziz? - nog sterk en interessant genoeg voor vriendschappen. In deze bange dagen is de nood aan emotionele intimiteit hoog. Maar in de klassieke datingapps zal ik dat moeilijk vinden. Het aanbod voor mensen buiten het normale is bijzonder beperkt. Het leven voelt voorgeprogrammeerd. Ik ben een geval voor de hulpverlening en niet langer een ‘handelend voorwerp’ in het normale leven. Een wijs iemand noemde het ooit ‘een mooi voorbeeld van hoe beperkend ‘normaal’ is, en hoe we ons daar niet van bewust zijn, tot we buiten die norm vallen.

Dat wou ik even kwijt.

Wilt u reageren op deze brief? Mail ons!


23 mei 2023

Mooigedacht (49): Liefde is... economie?

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee.

Het is een gedachte van schrijfster Saskia De Coster die al een paar dagen door mijn hoofd waart. Ze had het erover in het heerlijke interview dat collega Jozefien Van Beek met haar had. Het ging over de idealisering van de liefde, en hoe we daar, irrationeel als we zijn, halsstarrig blijven aan doen: ‘In het Westen hebben we de verliefdheid heilig verklaard. Mensen zeggen soms: we gaan uit elkaar want we zijn niet meer verliefd. Bizar eigenlijk. Maar we zijn afgestapt van dat economische gegeven van het gezin als goeddraaiend bedrijfje en daardoor moeten we voortdurend opnieuw beginnen, met steeds een nieuwe start-up, om de metafoor door te trekken. We zitten in een neoliberaal kapitalistisch systeem waarbij we voor romantiek, echtheid, liefde willen gaan. En als het met de ene niet lukt, dan proberen we het nog eens met de andere. We reproduceren gewoon een kapitalistisch ideaal. Het is bezigheidstherapie voor gevorderden.’


22 mei 2023

Moet ik nu wel of niet naar mijn schreeuwende eierstokken luisteren?

Wat als je plots gebombardeerd wordt met advertenties die je wijsmaken dat je aan kinderen zou kunnen beginnen? Collega Margot Degraeve is 23 en voelt zich veel te hard aangesproken.

Margot Degraeve

‘Toevallig geen zin en tijd om morgen op de kindjes te passen’, vroeg mijn huisarts me daarstraks. ‘Héél veel zin’, stuur ik haar enthousiast terug, terwijl ik ondertussen mijn op hol geslagen eierstokken tot bedaren probeer te brengen. Mijn kinderwens is groot, zoveel is duidelijk, maar soms moet je realistisch blijven. Voorlopig moet op andermans kinderen passen volstaan om aan die wens tegemoet te komen.

Huisje-tuintje-boompje-kindje. Het is een cliché waarvan ik als jonge twintiger niet weet of ik er nu wel of niet aan moet vasthouden. Een beetje zoals kiezen tussen nog een tweede Aperol of toch beter niet – maar dan iets complexer. Als ik mijn instinct zou volgen, dan gaf ik er nu al aan toe. De werkelijkheid doet me inzien dat ik me voorlopig beter niet laat leiden door die eierstokken, want wat als de woningprijzen te duur zijn, ik allesbehalve groene vingers heb voor dat tuintje en ik geen partner heb waarmee ik een kindje op de wereld kan zetten? Als ik eerlijk ben, dan is die stabiliteit misschien ook niet waar ik op dit moment naar op zoek ben. ‘Ik wil leven, ik wil vrij zijn’, zijn de woorden die geregeld in mijn hoofd weerklinken.

En dan doet een advertentie me twijfelen

En toch, er zijn momenten waarop ik twijfel of ik dat idee van ‘leven en vrij zijn’ niet moet laten voor wat het is. Onlangs nog bijvoorbeeld, toen ik op Instagram scrolde. Al wekenlang wringt de campagne Gezondzwangerworden.be van de Vlaamse overheid zich als advertentie tussen de berichten op mijn Instagram startpagina. Ze herinnert me er subtiel aan dat ik me als 23-jarige in mijn glorieperiode bevind wat vruchtbaarheid betreft. Zou ik dan toch op een leeftijd gekomen zijn waarop ik maar beter kan gaan nadenken over of ik me nu wel of niet wil settelen?

Nochtans blijkt uit cijfers van het Belgisch statistiekbureau Statbel dat de gemiddelde leeftijd van een moeder bij de geboorte van een eerste kind 29 jaar is. In de meeste gevallen – 85 procent – is het een getrouwd of samenwonend koppel dat een pasgeborene verwelkomt. Volgens de statistieken heb ik dus eigenlijk nog zo’n goeie zes jaar om mijn leven om te gooien. Dat doet me denken aan de Friends-aflevering waarin Rachel naar aanleiding van haar dertigste verjaardag een meerjarenplan opstelt. Ze wil haar eerste kind op haar 35, maar komt al snel tot het besef dat als ze daarvoor ook een stabiele relatie wil opbouwen, ze op haar dertigste de man van haar leven moet ontmoeten. Het vele moeten in haar strikte plan schrikt me een beetje af, maar tussen de regels door lijkt dat meerjarenplan op mijn huisje-tuintje-boompje-kindje.

Als ik mijn hart zou laten spreken, dan had ik nu al een baby. Dan liet ik dat tuintje achterwege en zorgde ik ergens onderweg wel voor een prins op het witte paard en een dak boven mijn hoofd. Maar dat hoofd speelt het liever op veilig en vindt het volgen van de huisje-tuintje-boompje-kindje-volgorde een betere optie. En daar wil ik wel aan vasthouden, maar ik wil ook ademruimte. Ruimte om voor mezelf uit te maken of ik klaar ben om al mijn spaargeld in een huis te investeren, om baby’s in mijn armen te houden en die voorlopig nog aan de ouders terug te kunnen geven, en om nog even gewoon die jonge twintiger te zijn. Die ademruimte ontbreekt, want het is niet omdat mijn eierstokken schreeuwen, dat ik ook nood heb aan advertenties die schreeuwen dat de tijd rijp is.

Wat u, beste lezer, begrijpt u de strijd van Margot? Mail ons!


22 mei 2023

Zullen we het nog even over leeftijd hebben?

Zou het leven niet makkelijker zijn als we onszelf allemaal verkochten als 35? Dat vroeg ik me op deze plek en tijdje geleden af. En kijk, columniste Sarah Meuleman stelt zich vandaag dezelfde vraag, of toch min of meer.

© Getty Images

In haar column heeft Sarah Meuleman het over het begrip flat ageing. ‘Door radicaal andere keuzes te maken, zorgen de zogenaamde flat agers ervoor dat de kenmerken van jeugdcultuur vandaag niet langer lateraal, maar verticaal georiënteerd raken. Met andere woorden: jeugd hoort niet langer bij een getal, maar is een universele instelling. Je kunt jeugdig blijven tot je honderdste of een leven lang geen moment jeugdig zijn geweest.’ Ze stelt ook een vraag in de marge: is het wel oké om een leeftijdloos leven te propageren, aangezien je daarmee ook de wijsheid en de inzichten die met de jaren komen negeert?

Interessante vraag, dat laatste. Maar misschien moeten we dat flat ageing gewoon in twee richtingen zien, en kan wie jong is ook gewoon eigenschappen hebben die we traditioneel aan ouderen toeschrijven? Net omdat we leeftijd loskoppelen en kijken naar wat inherent aan de persoon is, en niet aan de leeftijd? Net zoals je coole sneakers kan dragen op je zeventigste kan je ook wijze levensinzichten verkondigen op je twintigste. Neen? Correct me if I’m wrong.


18 mei 2023

Ik ontdekte wat kinderen wél fijn vinden aan boeken

© Johan Dockx

Voorlezen is van levensbelang, dat liet Ben Weyts deze week nog eens verstaan in zijn reactie op de ernstig gedaalde leesvaardigheid van lagereschoolkinderen. Maar wat lees je voor? Collega Eva Berghmans is buiten haar krantenuren ook ‘voorleesjuf’ in de bibliotheek. Daar ontdekte ze wat kinderen echt leuk vinden aan boeken.

Eva Berghmans

‘Pas op, juf, pas op! Het is geen eiland, ik zie ogen!’ Er is geen boek in mijn boekenkast waar ik al zoveel plezier aan beleefd heb als aan Het piratenmaal van Jonny Duddle. Het is spannend, het is grappig, het rijmt, en de tekeningen zitten vol leven en detail. Je kan het lezen, herlezen, nog eens lezen, voor de zeventiende keer lezen en het blijft toch ongelooflijk hoe die piraten zich door hun hebzucht in de val laten lokken. En dat zie je pas als je de laatste pagina openklapt, zalig!

Monsters en piraten: het werkt altijd, bij alle mogelijke soorten kinderen – stoer, verlegen, filosofisch, springerig. Alleen bij de heel bange moet je een beetje opletten, die houden alleen van monsters als je ze héél dicht tegen je aan trekt. Dinosaurussen: ook altijd prijs (ook een topper van Jonny Duddle: Gigantosaurus). Krokodillen: ook een zeer behoorlijke kans om te scoren, net als konijnen en kippen (tenminste, als je goed een kip kan nadoen). Rikki (dat is een konijn met een tuinbroek aan) en Mia de kip: dubbel scoren. Oh, en wacht: pipi en kaka doen het hem ook altijd. (Over een kleine mol die wil weten wie er op zijn kop gepoept heeft: onverwoestbaar).

Dezelfde logica als Ben Weyts

U merkt: ik ben een schaamteloze populist als het op de keuze van kinderboeken aankomt. Dat was niet altijd zo – toen ik mijn eerste kind kreeg, was ik vastbesloten om dat van bij het begin te voeden met goede smaak. Een prachtige collectie prentenboeken hebben wij in huis, veelvuldig bekroond door vakjury’s allerhande. Ze zag en hoorde het allemaal enthousiast aan, maar hield misschien toch het meest van een boekje dat een bezoeker voor haar had meegegrist uit De Slegte. Het draaide om een raar figuurtje dat een smerig gezicht had van allerhande dingen te eten – veel woorden kwamen er niet aan te pas. En haar broer bleek een wel erg kritisch publiek, die voor minder dan een dinosaurus zijn aandacht niet liet vangen. Of het moest een kettingbotsing van veelkleurige voertuigen zijn (Toeta! van Leo Timmers: ook een evergreen). Al liet hij zijn gevoelige kant ook wel eens zien in zijn liefde voor de ballon van uil, een favoriet uit de onuitputtelijke reeks van Vos en Haas.

In welke mate je de regie bij het voorlezen best aan je publiek kunt overlaten, is me pas beginnen te dagen toen ik in de coronaperiode begon voor te lezen in de bibliotheek, af en toe een uurtje, voor een handvol kinderen wiens thuistaal niet het Nederlands is en die door de sluiting van de scholen met een taalachterstand dreigden achter te blijven. Een educatief project vanuit dezelfde logica als Ben Weyts die ouders oproept om voor te lezen in de strijd tegen de slabakkende leesvaardigheid: een uitgebreid taalaanbod helpt. Waarbij ik al na de eerste keer besefte dat het met de klassieke aanpak (bladzijden omslaan en voorlezen wat daar staat, met hier en daar een raar stemmetje als special effect) voor niemand plezant ging worden, noch voor de voorgelezenen, die er niet per se voor gekozen hadden om een uur te komen stilzitten, noch voor de voorlezer.

Fluisteren en luisteren

Het is daar en dan dat ik een schaamteloze populist ben geworden. Niet alleen in mijn keuze van boeken, ook in de rest van mijn aanpak van het voorleesuurtje. Alles doe ik voor de aandacht van mijn publiek. Roepen, grommen, snuffelen, fluisteren – en ook: luisteren. Als een boek over een krokodil een opmerking over een horrorfilm uitlokt (dat was schrikken, dat een negenjarige over Chuckie begon), of een jongen wil vertellen over de superman die hij in zijn gedachten altijd is, geef ik het woord af. Er is geen mooier excuus om een gesprek te laten ontstaan dan een (prenten)boek. Over bang zijn, over raar zijn, over de angst om raar te zijn en alleen achter te blijven (Reis naar de maan van John Hare: een prachtig boek over allenigheid, vermomd als een reis in een ruimtetuig).

Als ik tijdens die voorleesuurtjes iets geleerd heb, dan is het om de chaos te omarmen. Waar ik de eerste twee keer met een zak vol zorgvuldig gekozen boeken van huis ging (met onder meer een prentenboek over het oeuvre van James Ensor en een bijzonder kunstzinnig boek van Carll Cneut), en het voorlezen zelf ingeoefend had, zorg ik tegenwoordig gewoon dat ik uitgeslapen ben, en klaar voor één groot avontuur, waar de ene keer het poppenhuis uit de speelzaal eraan te pas komt, en de andere keer de kussens als stapstenen dienen.

Meisjesridder

Het valt nooit te voorspellen welk attribuut uit de omgeving de aandacht van mijn voorleeskinderen trekt, en wat ze ermee aan willen. De enige zekerheid is dat geen enkel kind een heel uur lang kan stil zitten en zwijgen, en dat het weinig oplevert om ze dan te commanderen om stil te zitten en te zwijgen. Ik ben geen juf, hoe hardnekkig ze me ook ‘juf’ blijven noemen. Ik hoef hen niks bij te brengen, behalve misschien, hopelijk, het gevoel dat je in boeken van alles kan vinden.

Oh, ik heb vertwijfeld toegekeken, in een van mijn eerste sessies, toen er alleen maar beweeglijke types waren, die liever tikkertje speelden dan te zitten luisteren. Getwijfeld of ik ze tot de orde moest roepen, even geprobeerd zelfs: ‘Jongens jongens, willen jullie niet weten hoe het met ridder Toermalijn gaat?’ Uiteindelijk heb ik over ridder Toermalijn voorgelezen terwijl we met zijn allen rondjes rond de tafel draafden, als waren we zelf de paarden. Om pas bij de ontknoping (‘wat? De ridder is een meisje? Dat kan niet!’) weer stil te vallen.

Dus nee, wij zitten niet stil. Sinds die namiddag neem ik voor de zekerheid altijd Wij gaan op berenjacht mee als ik ga voorlezen. Het is een lifesaver als de aandacht op is, ideaal om op rond te stappen en de zotste geluiden te maken – de wedstrijd modderpoel uitbeelden eindigt gegarandeerd onbeslist. De gelukkigste voorlezer is bij nader inzien misschien wel vooral een groot kind.

Oh ja, mijn huidige favoriet gaat over Manneke Pis, beter bekend als het jongetje dat een oorlog uitplast (en niet onbelangrijk: nadien zijn ouders terugvindt, het is echt een heel gemene oorlog die Vladimir Radunsky schetst). Heerlijk, hoe wij daar en dan, in onze cocon in de bibliotheek, met zijn vijven alle oorlogen opgelost hadden. Oh nee, wij zijn niet bang!

Wat u, beste lezer, leest u voor? En wat dan? Met of zonder grommende berengeluiden? Mail ons!


18 mei 2023

Leven in een klooster, hoe voelt dat dan?

© Ringo Gomez-Jorge

Soms vraag je je dingen af, en soms vind je dan plots en onverwachts het antwoord in de krant. Zoals: als vrouw in een klooster wonen, hoe is dat dan?

Zuster Katharina zit al een paar dagen in mijn hoofd. In DS Magazine van deze week vertelde ze over haar leven. Een leven in een slotklooster. Het is iets wat me al lang fascineert. Samen met de vraag: zou dat nu fijn zijn? Zo vrouwen onder elkaar. Weinig woorden. Maar altijd gezelschap. Weinig frullen. Weinig frivools. Geen kleren om ’s ochtends uit te kiezen. Geen avonden op café. Geen verre reizen te plannen. Hoe voelt dat dan? Ze vertelt er fijne dingen over in het stuk hieronder: ‘Het is niet omdat je hier leeft dat je zomaar alles afsnijdt. Er zijn geregeld spanningen, onze karakters botsen, ook dat is het leven,’ zegt ze. ‘Ik probeer elke dag een half uur in de tuin te wandelen omdat ik weet dat het belangrijk is, zowel fysiek als mentaal.’Het rare is: ze maken ook beautyproducten, daar in dat klooster. Shampoo op basis van bier. Het wordt alleen maar fascinerender. Zouden ze vakantiegasten aanvaarden?


17 mei 2023

Ook aan vastgoedsites kan je verslaafd worden, hardcore zelfs

© Johan Dockx

Immowebverslaving is een ding. Of Zimmoverslaving. Neem nu collega Cathérine De Kock. Ze is niet op zoek naar een nieuw huis en toch checkt ze urenlang de immosites. Is het voyeurisme? Is het de hoop dat er een gelukkiger leven mogelijk is? Ze overdenkt de kwestie.

Cathérine De Kock

‘Karaktervolle herenwoning met vier slaapkamers en een grote ommuurde tuin.’ Ik klik goedkeurend. Mooie gevel, dat is al een meevaller. Hoge plafonds, eiken parket, een art-nouveaulichtkoepel en marmeren schoorsteenmantels uit 1910: knap, knap. Ik swipe op mijn favoriete vastgoedapp verder door de foto’s. Oh kijk: een schattig ommuurde tuin met fontein. Piekfijn gerenoveerd met een EPC B, wel, wel, daar kun je al iets mee. Hola, een inloopdouche in travertin. Maar wacht even: een badkamermeubel in zebrastrepen. En dan de prijs: belachelijk, zeker 150.000 euro te veel.

Ik ken de markt intussen. Nee, mij maak je niets meer wijs als het over vastgoed gaat, zo maak ik mezelf wijs. Sommige mensen bakken taarten om te ontspannen, ik check immosites. Gek, want ik hoef helemaal geen karaktervolle herenwoning met vier slaapkamers en een art-nouveaulichtkoepel, ik ben zelfs niet van plan om te verhuizen. Het is begonnen toen ik op zoek ging naar een nieuw huis.

Elke dag, wat zeg ik, elk uur checkte ik de immosites, want de beste huizen worden meteen verkocht. De zoektocht op vastgoedsites was toen stresserend, frustrerend, vermoeiend. Nu heb ik een huis, maar met kijken en vergelijken ben ik nooit gestopt. Ook bij een collega, een doorgaans erg nuchtere en rationele man van in de vijftig, is het zo begonnen: hij was op zoek naar een nieuwe woonst, vond wat hij zocht en is toch blijven surfen en swipen. De noodzaak werd tot zijn eigen verbazing een hobby. Hij is nu een doorgewinterde vastgoedsitevoyeur, met specifieke voorkeuren. Het liefst checkt hij woningen in Nederland, ‘want daar krijg je altijd ook een plattegrond bij’. Zo hardcore kan zo’n verslaving dus worden.

Die van mij neemt ook soms absurde vormen aan. Toen mijn buurman zijn pas gerenoveerde huis online zette om het te verkopen, checkte ik stiekem de foto’s. Terwijl ik net goed had kunnen vragen om even binnen te mogen kijken. Véél mensen lummelen gewoon wat rond op vastgoedsites. Zimmo, het op een na grootste vastgoedplatform van ons land, heeft maandelijks 6,2 miljoen bezoekers. Maar van slechts 3,2 procent, of zo’n 200.000 mensen, weet Zimmo zeker dat die gebruikers actief op zoek zijn naar een huis. Het gaat namelijk om mensen die via hun zoekertjespagina’s, via mail of telefonisch, contact opnemen met een makelaar. Al zitten tussen die 6,2 miljoen mensen natuurlijk ook gebruikers die rechtstreeks de makelaar contacteren.

Ben ik gelukkig? Of kan het beter?

Maar toch: elke maand heeft Zimmo dus zes miljoen gebruikers van wie niemand goed weet wat ze daar precies zoeken. Bevestiging misschien? Op de Immowebs en Zimmo’s van deze wereld wil ik gerustgesteld worden dat ik er goed aan gedaan heb om mijn huis te kopen. Dat het het waard is om er te wonen. Dat ik waar voor mijn geld heb gekregen. Meer nog, dat de marktwaarde stijgt, want kijk eens wat ze intussen durven te vragen voor een vergelijkbare woning vijf straten verderop.

Al staat, zie ik nu, het huis van de buurman toch al verdacht lang online stof te vergaren op Immoweb. Het gras is niet altijd groener aan de overkant. Soms is er zelfs geen gras. Of blijkt de ‘ruime patio’ gewoon een benepen koertje. Ook dat leer je uit urenlang immoadvertenties doorploegen. Bevestig mijn huiselijk geluk, vraag ik bij elke swipe. Of zet het op losse schroeven. Want paradoxaal genoeg word ik ook aangetrokken door het idee dat het elders beter is. ‘Thuis is waar de liefde woont’, zegt het spreekwoord. Maar ware liefde kent geen vochtproblemen. Soms is weggaan dan de beste optie. En stel je voor dat ik die ene buitenkans mis. Zo’n fantastische bungalow uit de jaren 60, betaalbaar geprijsd bovendien. Of een karaktervol herenhuis met een ommuurde tuin zonder zebrastrepenbadkamer. Dat hippe, lichtrijke appartement met uitzicht op het water. Het is fomo in bakstenen.

Fantaseren met bakstenen

Huizen kijken is ook de bewoners erbij verzinnen. Ik beeld me in dat er in de veel te dure karaktervolle herenwoning een fris gekamd nieuw samengesteld gezin woont. Zij werkt als freelancer in culturele sector, houdt van prints en draagt altijd twee verschillende sokken omdat haar dat interessanter maakt. Hij is leraar geschiedenis en houdt het huis netjes en opgeruimd. Hun kinderen weten perfect dat ze voorzichtig moeten spelen met al die art-nouveauglasramen in huis. Ze raken het niet eens over de badkamerinrichting. Zij won uiteindelijk het pleit en kreeg haar strepen. Fantaseren maakt deel uit van het plezier.

Soms zet ik op mijn zoekresultaten ‘duurste eerst’. Heerlijk. Had ik al gezegd dat ik geen maximumprijs instel? Een collega van begin de twintig, vooralsnog geen vastgoedeigenaar, droomt geregeld weg bij miljoenenvilla’s in Gent, vertelt ze, ‘soms dagen na mekaar uren aan een stuk’. Het zijn huizen die ze nooit zal kunnen kopen, weet ze. Ze doet er inspiratie op voor de inrichting van haar eigen, meer bescheiden huurappartement. Haar vriendinnen doen hetzelfde, zegt ze. ‘Misschien omdat het ons doet denken aan The Sims, of andere inricht- en ontwerpgames waar we nu te oud voor zijn. Of aan een realistisch Pinterestbord, met huizen en interieurs uit mijn buurt.’

Huizen in levende lijve gaan bekijken is voor de echte junkies. Het is een kleine minderheid, zegt Kristof Welleman, maar ze bestaan, de mensen die doen alsof ze huizenjagen terwijl ze helemaal geen huis willen kopen. Welleman is vastgoedmakelaar bij Architectenwoning, die onder meer huizen van Léon Stynen in zijn portefeuille heeft. Het soort huizen dat al eens aan het dromen zet dus. Eigenlijk heeft hij wel sympathie voor de vastgoedvoyeur. ‘Het gebeurt wel eens dat mensen zeggen: “We willen graag naar dit huis komen kijken omdat we er echt gek op zijn en inspiratie voor onze verbouwing willen opdoen”. Als mensen daarover eerlijk zijn, heb ik daar geen problemen mee. Als de architect nog leeft, contacteren ze die soms ook. Ik verdien er misschien niets aan, maar ik zie het als een vorm van klantenbinding: op een dag willen ze misschien echt een huis van je kopen.’

Mijn verslaving speelt zich tot nu toe alleen online af. Al geef ik grif toe dat ik moeilijk een etalage van een vastgoedkantoor kan passeren zonder een blik op de advertenties te werpen. Maar bezoekdagen van makelaars afschuimen? Zo ver ben ik nog niet. Voorlopig verdoe ik alleen mijn eigen tijd, niet die van andere vastgoedeigenaars.

Wat u, beste lezer, bent u ook zo'n voyeur op vastgoedapps? Waarom doet u het? Mail ons!


17 mei 2023

Mooigedacht (48): Is het leven een aaneenschakeling van fotomomenten?

In de reeks Mooigedacht: de meest beklijvende, inspirerende uitspraken uit de krant. Doe er uw voordeel mee. Hieronder: columniste Rebekka De Wit zit met haar baby in bad en denkt daar vanalles bij.

Wat denk je als je een mooi moment beleeft met je baby in bad? ‘Shit, ik heb mijn smartphone niet bij, hoe maak ik nu een foto?’ Over naar Rebekka De Wit en haar gedachten hierover: ‘Woest werd ik uiteindelijk, in dat bad met dat oceanische wezen op mijn buik. Ik bevond me precies op het brandpunt van het slechtste van twee werelden, terwijl het allemaal begonnen was met het tegenovergestelde. Woest om hoe ongemerkt het allemaal was gebeurd. Door voortdurend ­foto’s te ontvangen op allerlei apps van allerlei mensen, op leuke momenten, is het een taal geworden die ik ook ben gaan spreken en wil ik, tijdens momenten waar ik graag in had willen opgaan, toch een fotocollage van het moment, waar mijn telefoon dan een leuk filmpje van maakt aan het eind van het jaar met een muziekje eronder.’