Direct naar artikelinhoud
beeldvormers

Het zou goed zijn om dít beeld van Bobbi Wilson te verspreiden, en níét de politiebeelden

Bobbi Wilson labelt haar lantaarnvliegjes.Beeld Andrew Hurley/Yale

De rubriek Beeldvormers onderzoekt hoe een foto onze kijk op de werkelijkheid bepaalt. Deze week: hoe vooroordelen het zicht vertroebelen op wie de dreiging en wie de bedreigde is.

Dit is de Amerikaanse Bobbi Wilson. Normaal gesproken ben ik niet happig op foto’s van jonge kinderen die herkenbaar in het nieuws komen. En herkenbaar is deze 9-jarige, met haar transparante brilletje en een lach die haar hele gezicht oplicht (te zien op andere foto’s). Maar hier sta ik achter. Sterker nog: het zou ontzettend fijn zijn wanneer dít beeld van Bobbi Wilson werd verspreid, en níét de politiebeelden, waarop te zien is hoe ze met een jerrycan dood en verderf zaait in haar buurt.

Dilemma: moet ik hier nu meteen achteraan schrijven dat Bobbi dood en verderf zaaide onder de gevlekte lantaarnvliegpopulatie in haar wijk in New Jersey? Onmiddellijk uitleggen ook dat die gevlekte lantaarnvlieg een invasieve insectensoort is, die een groot gevaar vormt voor meer dan honderd planten en bomen? Dat wetenschappers mensen nota bene aanmoedigen om gevlekte lantaarnvliegen te doden en dat Bobbi Wilson dus niets fout deed, toen ze op 22 oktober vorig jaar naar buiten ging om met een zelfgemaakt mengsel van water, afwasmiddel en appelazijn dat militante tuig te lijf te gaan?

Toch maar gedaan. Het is zonde van de spanningsboog van dit stuk, maar je kunt niet voorzichtig genoeg zijn.

Dit is wat er gebeurde toen Bobbi haar buurt probeerde te behoeden voor een insectenplaag: er stond ineens een agent voor haar neus. Eentje met een bodycam en een heleboel vragen. Gelukkig was haar moeder in de buurt en liep de boel niet uit de hand, wat nog best makkelijk had kunnen gebeuren in het land van Tyre Nichols, George Floyd, Breonna Taylor en vele andere, door politiegeweld om het leven gekomen zwarte Amerikanen.

Nu bleek dat de 71-jarige witte buurman de politie had gebeld. ‘Er loopt hier een kleine zwarte vrouw met een capuchon spul te spuiten op de berm en de bomen’, had hij gezegd. ‘Ik weet verdraaid niet wat ze aan het doen is, maar ik ben bang.’ Zwart, capuchon, spul, bang – in het land van Daunte Wright, Atatiana Jefferson en Philando Castile was het meer dan genoeg bevooroordeelde informatie om in actie te komen. ‘Go get her!’, schreeuwde de buurman, volgens de moeder van Bobbi, tegen de agent toen die arriveerde met zijn camera in de aanslag.

Nu heb ik ook vragen, zoals waarom die vent zijn eigen buurmeisje niet herkende, terwijl hij al acht jaar naast haar woont. Maar eigenlijk wil ik het niet over die buurman hebben. Wat er daarna gebeurde, is veel interessanter.

Eerst was er ophef, natúúrlijk was er ophef. Het nieuws over Bobbi verspreidde zich en binnen een mum van tijd zaten het meisje en haar moeder bij een tv-talkshow hun verhaal te doen. Je kunt je, zonder de ernst van de situatie te willen bagatelliseren, afvragen of dat verstandig was, omdat die mediamomenten de nadruk bleven leggen op de racistische profilering van een onschuldig zwart meisje, dat behoorlijk was geschrokken.

Gelukkig kwam er ook iets anders uit voort. Eind januari nodigde Yale University Bobbi en haar familie uit om langs te komen, mét de door haar gedode 27 gevlekte lantaarnvliegen. Nu bevindt die Bobbi Wilson-collectie zich in het universitaire Peabody Museum of Natural History. Het meisje kreeg er les in het opzetten en labelen van insecten, door conservatoren die haar wetenschappelijke aspiraties serieus namen.

Waren ook hier camera’s bij aanwezig? Jazeker. Was ook dit een mediamomentje? Absoluut. Maar op de foto’s die de communicatieafdeling van Yale maakte, is Bobbi het stralende (en soms diep geconcentreerde) middelpunt. Geen slachtoffer, geen dader, geen ‘kleine zwarte vrouw met een capuchon’, maar gewoon wie ze op dit moment zelf wil zijn: een wetenschapper in een laboratorium. Laat dát beeld van Bobbi rondgaan.