Direct naar artikelinhoud
Reportage

Als je nu juicht voor Brazilië juich je ook voor Bolsonaro

Het elftal van WK-favoriet Brazilië is een spiegel van de nationale ziel, zonder opsmuk. Voetbalhistoricus Marcel Tonini: ‘Als we naar het voetbal kijken, zien we de Braziliaanse samenleving zoals zij echt is.’

Braziliaanse fans vieren de 2-0 overwinning op Servie.Beeld Guus Dubbelman / de Volkskrant

Stipt vijf minuten voordat het Museu do Futebol in São Paulo de deuren opent, rijdt er een bus de parkeerplaats op met een groep Braziliaanse basisschoolkinderen. Aan het logo op hun groen met witte schoolkostuum is te zien dat ze afkomstig zijn van het Colégio Nova Palmeira, een school uit het zuiden van de stad.

Ze zijn uitgelaten, ondanks de busrit van ruim een uur door het chaotische verkeer van de Braziliaanse metropool met ruim twaalf miljoen inwoners. Voordat ze naar binnen gaan, maakt de lerares nog snel een groepsfoto voor het voetbalmuseum. Ze worden vastgelegd met een stukje Braziliaanse voetbalhistorie.

Het museum is gevestigd in het befaamde Pacaembu-stadion. Het art decobouwwerk uit 1940, gelegen in hartje São Paulo, is al decennia de vaste uitvalsbasis voor de vier grote clubs uit de staat als zij niet in hun eigen stadions terechtkunnen: Corinthians, Palmeiras, São Paulo FC en Santos. Zo’n beetje ieder Braziliaans voetbalicoon heeft er gespeeld.

Pacaembu was ook het decor van zes WK-duels in 1950. Dat toernooi is nog altijd een nationaal trauma voor Brazilië. In het slotduel van de finalegroep had Brazilië aan een gelijkspel in het Maracanã-stadion in Rio de Janeiro genoeg om wereldkampioen te worden. Maar voor de ogen van bijna 200 duizend verbouwereerde Brazilianen werd er met 2-1 verloren van Uruguay.

De nederlaag kreeg zijn eigen naam: Maracanazo, de shock van Maracanã. In het museum wordt de nederlaag omschreven als ‘overgangsritueel’ in het Braziliaanse voetbal. Er werd afscheid genomen van het witte thuisshirt met blauwe kraag waarin Brazilië sinds 1914 speelde. In het nieuwe tenue, met de gele en groene kleuren van de Braziliaanse vlag, brachten spelers als Pelé en Garrincha het land naar drie wereldtitels tussen 1958 en 1970.

Zeventig jaar later is de Maracanazo voor de Braziliaanse voetbalhistoricus Marcel Tonini vooral een onuitputtelijke bron van onderzoek. Het moment toonde kraakhelder aan hoe nauw de Braziliaanse ziel verbonden is met voetbal. In het geval van de Maracanazo was dat het intrinsieke racisme in de Braziliaanse samenleving.

‘Toen we verslagen werden, legden de witte intellectuelen de schuld neer bij de zwarte spelers’, zegt Tonini. ‘Het is heel belangrijk om te begrijpen waarom dat gebeurde, om zo ook Brazilië te begrijpen. Wij zijn een land met ruim driehonderd jaar slavernij in onze geschiedenis.’

Tonini is als senior onderzoeker verbonden aan het voetbalmuseum in São Paulo. Vorig jaar was hij nauw betrokken bij een tijdelijke tentoonstelling over de zwarte keeper Barbosa, die destijds op doel stond.

Voor dat duel werd hij gezien als een van de beste doelmannen ooit. Daarna was hij een soort paria in eigen land. Vlak voor zijn dood, in 2000, zei Barbosa: ‘De maximale celstraf in Brazilië is 30 jaar, maar ik doe nu al 50 jaar boete voor iets waar ik niet eens verantwoordelijk voor ben.’

Het verhaal van Barbosa is ook het verhaal van het Braziliaanse voetbal, zegt Tonini. Tot de professionalisering in 1933 was voetbal vooral een witte elitesport, legt hij uit. ‘Competities hadden regels om te voorkomen dat zwarte of arme mensen konden meedoen. Het toonde hoe de samenleving in Brazilië op dat moment was, en op sommige vlakken nog steeds is. Want nog steeds zien we zelden zwarte mensen als coaches, managers of directeuren.’

Tonini vervolgt: ‘En toen we unaniem Pelé als de beste ooit bestempelden, zeiden we: er is geen racisme meer. Dat was niet de werkelijkheid. Toen Pelé bijvoorbeeld besloot te stoppen als international kreeg hij allerlei journalisten en directeuren over zich heen. Volgens hen had hij niet het recht om zelf zo’n besluit te nemen.’ Hij benadrukt: ‘Als we naar het voetbal kijken, zien we de Braziliaanse samenleving zoals hij echt is’.

Het reflecteert ook in het huidige Braziliaanse WK-elftal, zegt Tonini. Het befaamde shirt is in Qatar ook het symbool voor het gepolariseerde land dat Brazilië is sinds de verkiezingen van vorige maand, waarin zittend president Jair Bolsonaro werd verslagen door zijn uitdager Lula.

Aanhangers van de extreem-rechtse Bolsonaro hebben het shirt van de nationale ploeg massaal geadopteerd. Bolsonaro gebruikt al langer voetbalshirts als onderdeel van zijn nationalistische retoriek. Daarnaast steunen tal van prominente voetballers hem, zoals oud-spelers als Ronaldinho en Rivaldo tot de huidige Seleção-leden Daniel Alves, Thiago Silva en sterspeler Neymar.

‘Hoe het shirt nu wordt gebruikt als politiek symbool is nieuw’, zegt Tonini. Het shirt verenigde voorheen Brazilianen. Nu verdeelt het vooral, zegt hij. ‘Het is daarom interessant om te kijken of mensen dit WK met dezelfde passie als voorheen zullen juichen voor het team.’

De bekende Braziliaanse voetbalanalist Juca Kfouri zei vorige maand tegen persbureau Reuters dat voetballers vatbaar zijn voor Bolsonaro’s voorstelling van Brazilië als meritocratie: een samenleving waarin verdiensten het belangrijkst zijn voor succes en niet bijvoorbeeld een zaak als afkomst.

Op die manier zijn de spelers dankzij hun voetbaltalent ook ontsnapt aan een vaak uitzichtloos bestaan in de favela’s van Rio de Janeiro of São Paulo. ‘Dus hebben ze de neiging egocentrisch te zijn en dat autoritaire narratief over een meritocratie te herhalen’, zegt Kfouri.

Die spelers zijn alleen wel de uitzonderingen op de regel, benadrukt voetbalonderzoeker Marcel Tonini. Voor verreweg de meeste arme Brazilianen is het moeilijk, zo niet onmogelijk, om snel op te klimmen op de maatschappelijke ladder, zegt hij. ‘Voetbal is eigenlijk samen met muziek het enige waarmee sociale mobiliteit in één generatie mogelijk is’, legt Tonini uit.

Zo werd oud-Ajacied én WK-ganger Antony (22) geboren in Osasco, een beruchte buitenwijk van São Paulo. De buurt waarin hij opgroeide draagt de bijnaam Inferninho, wat ‘kleine hel’ betekent. In een monoloog op de site The Players’ Tribune liet hij eerder deze maand optekenen dat hij opgroeide met drugsdealers voor zijn voordeur.

Hij was gewend aan het zien van geweren en stapte eens over een lijk toen hij als 8-jarige naar school liep. ‘In de favela word je een beetje gevoelloos voor die dingen’, aldus Antony, die in augustus voor bijna 100 miljoen van Ajax naar Manchester United verkaste. Voor elk duel schrijft hij ‘favela’ op zijn schoen, om niet te vergeten waar hij vandaan komt.

‘Journalisten vragen me geregeld naar mijn dromen’, zegt Antony. ‘De Champions League? De wereldbeker? De Gouden Bal? Dat zijn niet mijn dromen. Dat zijn mijn doelen. Het was altijd mijn droom om mijn ouders uit de favela te halen. Er was geen plan B. Ik ging het halen of stierf onderweg.’

Het zijn levenslopen die snel vergeten worden in de pracht en praal rond het Braziliaanse voetbal. Op papier lijkt de stroom aan topspelers eindeloos. Online platform Transfermarkt, dat de marktwaarde van voetballers bijhoudt, schat de waarde van de Braziliaanse selectie op het huidige WK in Qatar op 1,14 miljard euro. Enkel Engeland bezit een waardevollere WK-selectie.

Die megabedragen verhullen dat vele talenten al vroeg stranden of verstrikt raken in een schimmige wereld vol louche zaakwaarnemers. Ze krijgen amper de tijd om op te groeien en zijn vaak kwetsbaar, omdat niet zelden de hoop van een hele familie op ze is gevestigd. Jaarlijks verlaten zo’n duizend voetballers het land, zegt Marcel Tonini. De meesten keren binnen een jaar terug.

De route van Antony, die zichzelf binnen een decennium van sloppenwijk naar Manchester United voetbalde, is volgens hem weggelegd voor ‘1 op de 5.000' talenten. Toch creëert het de illusie dat het makkelijk is om de top te bereiken, zegt hij.

In zijn voetbalmuseum wordt daarom subtiel meegegeven dat voetbaltalent geen garantie is voor een gelukkig leven. Een aantal kinderen van de school uit Nova Palmeira blijft bijvoorbeeld hangen bij een korte film over het tragische leven van Garrincha. In het laatste shot zit de man die Brazilië zo’n beetje solo Brazilië aan de wereldtitel hielp in 1962 eenzaam onder een palmboom, met een fles drank in zijn hand.

Het zijn zaken die Tonini graag wil laten zien, net als de vele successen; geen land won zoveel wereldtitels (vijf) en in het voetbalmuseum is bijvoorbeeld een zaal gereserveerd voor de vele legendarische Braziliaanse aanvallers, van Pelé tot Ronaldo. Bezoekers kunnen op schermen hoogtepunten uit hun carrières aanklikken.

‘Voetbal staat het dichtst bij onze nationale identiteit, dus dat moeten we vieren’, zegt Tonini. ‘Tegelijk is het belangrijk om de geschiedenis te kennen, om zo onze samenleving en cultuur beter te kunnen begrijpen’, zegt hij. Die nauwe band zal volgens hem ‘voor altijd’ blijven. Met daarin al het mooie én lelijke van zijn land.