Direct naar artikelinhoud
Interview

Bij Marion Bloem botst het van binnen: ‘Ik probeer er de schoonheid maar van in te zien’

Marion Bloem.Beeld Annabel Oosteweeghel

Marion Bloem praat zoals ze beweegt: in de hoogste versnelling. Ze rent door de gang van haar huis om diverse pakjes aan te nemen en wisselt tele­foontjes over haar aanstaande schrijversjubileum af met de zorg voor haar zieke echtgenoot. En intussen werkt ze ook nog aan een nieuw boek.

Hoewel ze geen keukenkampioen is en bijna alles laat aanbranden, lukt het schrijver Marion Bloem toch haar echtgenoot, de schrijvende arts Ivan Wolffers (74), een min of meer ongeschonden portie opgewarmde kibbeling te presenteren. Wolffers is ziek en oogt fragiel. Het is voor hem bepaald geen sinecure het dienblad van Bloem over te nemen. 

Een vleesetende bacterie deed een paar maanden geleden verwoestend werk in zijn rechterhand. Een traumachirurg had vier operaties nodig om ervoor te zorgen dat Wolffers, die al twintig jaar met prostaatkanker kampt, zijn zwaar gehavende onderarm kon behouden. Een pen vastpakken lukt hem nauwelijks, een simpele verpakking openscheuren evenmin.

Slechte afspraken

Marion Bloem, die in 1983 furore maakte met de bestseller Geen gewoon Indisch meisje, viert binnenkort haar zeventigste verjaardag. Die valt min of meer samen met het feit dat ze vijftig jaar in het vak zit. “Ik vind het moeilijk om te zeggen hoe ik mij heb ontwikkeld als schrijver,” zegt ze. “Als beginner was ik enorm oorspronkelijk, maar ik moet van mijn boeken leven, dus ik moet concessies doen. Slijpen, slijpen, slijpen. Hoe meer je produceert, hoe meer anderen zich ermee bemoeien. De ene redacteur wil weer iets anders dan de andere. Op een gegeven moment zie ik niet meer wat invloed van buitenaf is of wat uit mezelf komt. Wel ben ik strenger op het zakelijke gedeelte gaan letten. Aan Geen gewoon Indisch meisje heb ik de eerste vijf jaar na het verschijnen nauwelijks iets verdiend, vanwege slechte afspraken. Voor de foto die Ivan van mij heeft genomen en die talloze keren is gebruikt, hebben we ook nooit geld gekregen. Ik denk: dat overkomt me in de toekomst niet meer.”

Ze is bezig aan een nieuwe roman met autobiografische elementen. “Mijn hoofdpersoon is iemand die getrouwd is met de pen. Daardoor heeft ze weinig vriendinnen. Ze probeert in het dorp waar ze opgroeide te onderzoeken hoe haar jeugdvriendinnen met vriendschappen zijn omgegaan. Dat verhaal speelt in de jaren zestig, de tijd van een veranderende moraal, en gaat ook over mensen met oorlogstrauma’s en een Indisch verleden.”

Achtbaan

Tijdens het schrijven zijn er steeds de zorgen over haar partner met wie zij inmiddels 51 jaar samen is: “Ivan zou beginnen aan zijn tiende chemo. Dat doet wat met je immuunsysteem. Het maakt hem extra kwetsbaar. Op plekjes waar de chemo met een naald werd ingebracht ging de bacterie zijn gang.”

Het ging daarvoor juist zo goed met Wolffers en ze maakten lange wandelingen door de bossen, vertelt Bloem. Nu moet ze hem na twee kilo­meter al met de auto ophalen. “We zitten in een achtbaan. Hij moet nog vaak naar het ziekenhuis, straks voor een bloedtransfusie. Een bizarre situatie. En steeds maar die onzekerheid: is het nu echt afgelopen? We hebben een enorm zware tijd achter de rug.”

Hoe overleef je als partner twintig jaar onzekerheid?

“Het is met regelmaat crisis, steeds is er wel iets aan de hand. Ik vergelijk onze situatie soms met het maken van een reis. Er wordt gezegd: daar is het oerwoud, dat is mooi, een leuk avontuur. Eenmaal in de jungle blijkt er geen gids te zijn, weet je niet waar je bent en blijkt je kompas ook nog eens kapot te zijn. Zie er dan maar uit te komen terwijl je geen idee hebt wat je te wachten staat. Ik probeer de schoonheid er maar van in te zien, vat het op als een grote levensles. En tja: what choice do I have? Hier moet ik het mee doen. Like it or not.”

Wat leert u dan van medische ellende en slecht nieuws?

“Ivan lag onlangs bij een twintiger op kamer. Het is verschrikkelijk als je je zo ziek voelt en je een ruimte moet delen. Die jongen was 27, vader van een kindje. Eén van zijn benen was tot de knie geamputeerd. Hij moest daar blijven omdat er geen plek was bij de revalidatie. Hij had geen idee hoe lang. Dan denk ik: we mogen van geluk spreken dat wij zo lang wel een mooi leven hebben gehad. Voor ons werk hebben we veel buitenlandse reizen gemaakt, heel de wereld gezien en interessante mensen ontmoet. De levensles is: nu de mooie momenten opzoeken. Bijvoorbeeld met mijn drie kleinkinderen. Als ik hen zie, spring ik tegen het plafond van blijdschap. De jongste is vier, ze is alweer vier keer komen logeren. Zo fijn.”

“Een andere levensles is dat ik binnen onze ingewikkelde situatie mijn passies moet beschermen, schrijven en schilderen. Doe je dat niet, dan weet je op een gegeven moment niet meer waarvoor je leeft. Dan is niets meer voor jezelf. Dan ben je alleen onderdeel van een raderwerk, een mantelzorger. Zeven jaar was ik dat voor mijn moeder en minstens even lang voor Ivan. Ik weet soms niet meer wie ik ben.” 

“Doordat ik niet fatsoenlijk afscheid heb kunnen nemen van mijn moeder voelde ik dwars door mijn rouw een continue stress, alsof ik mijn plicht had verzaakt. Het troostte me dat alle mensen worstelden in die periode, vanwege de pandemie. Tegelijkertijd voelde ik me moe, ontzettend moe. Mensen zeiden na mijn moeders overlijden: het komt over een tijdje weer goed. Ik dacht dan: het komt nooit meer goed, mijn hele bestaan en ikzelf veranderen. Ik durf het bijna niet hardop te zeggen, maar ik wilde gewoon weg uit het leven. Ik kon het niet meer aan. Nu ik het mezelf hoor zeggen, schrik ik weer. Het klinkt alsof ik dan niet denk aan Ivan, mijn zoon Kaja en de kleinkinderen, alsof ze niet de moeite waard zijn. Maar dat is niet zo.”

Op welke manier zorgt u nu beter voor uzelf?

“Minstens een uur per dag is nu voor mij. Om te kunnen ontspannen ben ik begonnen met pila­tes. Ik ga twee keer in de week en ik sla geen les over. Dat zijn mijn uitjes. Ik geniet van de verhalen over het leven van de vrouwen die ik daar ontmoet. Er zijn ook mensen met problemen; iedereen heeft wel wat. Daardoor voel ik mij niet zo alleen. Niemand mag aan die tijd komen, ook Ivan niet.”

“Maar nog steeds botst het daardoor van binnen. Hij heeft bijvoorbeeld een datum geprikt voor zijn bloedtransfusie precies op het moment dat ik een afspraak heb met een redacteur over mijn nieuwe boek, een bijeenkomst die ik al vaker heb moeten afzeggen. Daar kan ik dan heel boos om worden: waarom is dat tijdstip niet met mij overlegd? Ik heb nog overwogen de redacteur in de buurt van het ziekenhuis te ontmoeten, maar zei uiteindelijk: ik kan niet mee, neem maar een taxi. Terwijl ik in mijn hart voel dat ik hem moet helpen, wil ik mijn eigen werk niet weer aan de kant schuiven.”