Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

‘Pogacar heeft ons de afgelopen twee jaar niet compleet naar huis gereden’

Grischa Niermann, de belangrijkste ploegleider van Jumbo-Visma, gaat met Primoz Roglic en Jonas Vingegaard – opnieuw – op jacht naar de Tourzege. Een interview met een wielerworkaholic en meester in parkoerskennis.

Grischa Niermann en Primoz Roglic tijdens Paris - Nice 2021.Beeld Getty Images

Grischa Niermann (46) is voor de Tour de France zowaar een hele week thuis in het Duitse Hannover, bij zijn vrouw Sandra en zonen Finn (18) en Luca (15). Niermann staat te boek als wielerworkaholic en dat weten ze thuis ook. Wie hij in een jaar meer ziet, zijn Sandra of Jumbokopman Primoz Roglic? “Dat is om het even. Al denk ik dat ik mijn vrouw nog net iets vaker zie. Maar meer dan de helft van het jaar ben ik onderweg. Ik ben een beetje bezeten.”

Een beetje? Na het Jumbosucces in het Critérium du Dauphiné trok Niermann gelijk met zijn renners naar het Alpendorp Tignes voor een korte hoogtestage, als laatste voorbereiding op de jacht op geel (Roglic en Vingegaard ) en groen (Wout van Aert). “We hadden in de Dauphiné drie etappes gewonnen, de groene trui, werden één en twee en wonnen het ploegenklassement. Diezelfde avond was ik op weg naar Tignes en alweer bezig met de Tour. En nog geen maand na de Tour begint de Vuelta; die moet ik ook nog compleet voorbereiden. Het gaat alsmaar door, maar ik ben heel graag in die wedstrijden en leef op die spanning.”

Samen met sportief directeur Merijn Zeeman en hoofd performance Mathieu Heijboer vormt Niermann als eerste ploegleider het hart van de begeleidingsstaf van de Jumboploeg. Volgens Zeeman beschikt niemand over meer parkoerskennis dan Niermann en staat hij het dichtst bij de renners. “Als ik naar een wedstrijd ga, wil ik perfect voorbereid zijn. Van de Tour heb ik alle belangrijke ritten verkend. Alle etappes van de eerste week, plus alle belangrijke bergritten en tijdritten, de Arenbergrit zelfs al drie keer. Het parkoers verkennen is een van mijn hobby’s en ik laat niet graag iets aan het toeval over.”

Over zijn contact met de renners: “Ik coach niet van bovenaf, sta graag in de groep. Ik ben niet het type dat zegt: ‘Half zes bij mij op de kamer.’ Ik ga graag een rondje fietsen met die mannen, maar het kan ook op de massagetafel. Dingen lopen niet altijd zoals gepland. De jongens zijn het niet altijd eens of er is iets in de koers gebeurd, dan moet je samen die dingen rechtzetten. Ik spreek alle renners elke dag, een-op-een, zonder uitzondering. Niet alleen de kopmannen, ook de knechten. ”

Denk je dat Tadej Pogacar fysiek te kraken is?

“Ja. Het is niet zo dat hij ons de afgelopen twee jaar compleet naar huis heeft gereden. In 2020 was Primoz twintig etappes de betere en één dag was Pogacar een heel stuk beter. Helaas. Afgelopen jaar hebben we door de val van Primoz geen duel met Pogacar gezien. Jonas heeft pas tijdens de Tour de overtuiging gekregen dat hij echt voor het klassement kon gaan. Na de Alpen was duidelijk dat een tweede plek het hoogst haalbaar was. We hebben de overtuiging dat we Pogacar kunnen verslaan. Als we aan de start staan met de gedachte dat we kansloos zijn, kunnen we beter thuisblijven en alle pijlen op de Vuelta richten.”

Hoe realistisch is het scenario dat Vingegaard in de Tour sterker is dan Roglic?

“Dat kan. Jonas maakt een supergoede indruk. In de Dauphiné en op hoogtestage. Ik hoop dat ze allebei op absoluut topniveau zijn, aan elkaar gewaagd zijn en minimaal aan Pogacar. Alle renners bij ons kunnen goed met elkaar door één deur. Ook Primoz en Jonas. Ze zouden beiden het liefst zelf de Tour winnen, maar ik geloof er ook in dat de een dolblij voor de ander zal zijn als we er als ploeg in slagen de winst te pakken.”

Als Pogacar fysiek niet te kloppen blijkt, kun je dan de Tour op tactiek winnen?

“Ja, en dat is ook de reden dat we met twee kopmannen gaan. We hebben met onze ploeg ook de mogelijkheden om het tactisch goed te doen. Overal, elke dag liggen er kansen. We weten dat het heel belangrijk is de eerste week goed door te komen. We analyseren alle ritten met computerprogramma’s en ik heb zoals gezegd al heel veel ritten verkend. Wout van Aert wil graag voor groen gaan. Dus daar moeten we eveneens tactische keuzes maken. Het is ook niet makkelijk om de doelstellingen van de verschillende kopmannen samen te brengen. Daar komt heel veel parkoerskennis bij kijken, nadenken over tactische beslissingen, over waar we andere ploegen en renners in de problemen kunnen brengen.”

Heb je inmiddels het antwoord op de vraag hoe je de Tour de France wint?

“In 2020 waren we heel dichtbij. De tactische keuzes die we toen hebben gemaakt, bleken achteraf niet de juiste. Pogacar weg laten rijden op de Peyresourde of in de gravelrit bijvoorbeeld. Daar hadden we misschien het verschil kunnen maken. Maar met alles wat we toen wisten, waren wij overtuigd dat een minuut voorsprong voor Primoz op de afsluitende tijdrit genoeg zou zijn. En we hebben drie keer de Vuelta gewonnen, dus we weten hoe we een grote ronde kunnen winnen. Alleen moet alles op z’n plek vallen.”

‘Als we aan de start staan met de gedachte dat we kansloos zijn, kunnen we beter thuisblijven’

Elke dag zelf op de fiets

Elke Tourdag begint voor Niermann hetzelfde: op de fiets. “Ik zet de wekker om tien over zeven, kwart over zeven zit ik op de fiets. Meestal anderhalf uur en vaak alleen. Zonder ontbijt, alleen een bidon water. Ik zou ook elke dag een uur langer kunnen slapen, maar dat werkt voor mij niet. Als ik pas om half één naar bed ben gegaan en de wekker hoor, denk ik weleens dat ik achterlijk ben. Maar als ik tien minuten op de fiets zit, ben ik dolblij dat ik vroeg ben opgestaan.”

Voormalig prof die dopinggebruik toegaf

Grischa Niermannn is al sinds 1999 in Nederlandse dienst. Als renner reed hij van dat jaar tot 2012 bij Rabobank, daarna was hij coach van de beloften van die ploeg en de KNWU, sinds 2017 is hij ploegleider en coach bij Jumbo-Visma. “Ik was een trouwe knecht die altijd zijn best heeft gedaan voor de kopmannen. Dat helpt mij als ploegleider. Ik denk altijd na over hoe ik een ander het beste kan helpen. Dat is anders dan een renner die vijftien jaar kopman is geweest en alleen maar naar zichzelf heeft hoeven kijken.”

In 2013 bekende Niermann, toen werkzaam als beloftencoach bij de KNWU, tijdens zijn carrière doping te hebben gebruikt. “Voor mij was duidelijk dat ik toekomstige profs niet kon vertellen dat doping een groot probleem is, om vervolgens te zeggen dat alle renners het hadden gedaan behalve ik. Ik kon mijn werk beter doen als die jongens mij recht op man af konden vragen: ‘Hoe was dat dan?’ Het is niet iets waar ik trots op ben of waar ik graag over spreek, maar als ik een relatie heb met een renner en die vraagt mij daar dingen over, vertel ik het gewoon.”

“Toen ik prof werd, hoorde doping er helaas gewoon bij. Het werd door iedereen als normaal beschouwd, maar op het moment dat ik mijn bekentenis deed, was het alsof ik een bank had overvallen of iemand had vermoord. Het is de enige keer dat ik in Duitsland het journaal heb gehaald.”

“In het jaar dat Michael Rasmussen uit de Tour werd gehaald, 2007, ben ik met de rest van het team doorgereden naar Parijs. Ik kan me herinneren dat er nog een tijdrit was waar elke Rabobankrenner zwaar werd uitgescholden door het publiek. In mijn beleving enigszins hypocriet, omdat ik vrees dat Rasmussen niet de enige renner was in die Tour die doping gebruikte.”

“Je kunt niet uitsluiten dat er nergens meer iets onoorbaars gebeurd, maar er is veel veranderd. Er wordt veel getest, mensen worden opgespoord: dat was in mijn begintijd niet het geval. Toen keek iedereen bewust de andere kant op. Iedereen wist het en vond het geoorloofd. Nu is er een nieuwe generatie renners met een andere mentaliteit, daar ben ik heilig van overtuigd. Ze rijden nu sneller dan vijftien, twintig jaar geleden toen er nog heel veel bloeddoping werd gebruikt, maar nu haal je je winst uit legale zaken als voeding en trainingsaanpak. Dan zou het heel stom zijn als je dat laatste halve procentje in verboden middelen gaat zoeken.”