Direct naar artikelinhoud
Karin Spaink.
Karin Spaink

Door al die paardenknuffelaars en zorgcowboys vliegt het geld er in de zorg met bakken tegelijk uit

De kosten van de gezondheidszorg lopen op. De Volkskrant maakte een rondje langs experts en publiceerde gisteren een overzicht van ‘scherpe keuzes’ die de uitgaven kunnen beteugelen. Het was nogal een ratjetoe: van eerst pijnbestrijding en fysiotherapie proberen voordat je bij artrose een nieuwe knie of heup plaatst, wat toch staande praktijk is, tot huur vragen aan mensen die in een verpleeg- of verzorgingstehuis verblijven (er is nu al een eigen bijdrage: die kan oplopen tot 900 euro per maand voor mensen wier partner nog thuis woont, en tot 2470 euro voor alleenstaanden).

Voorts kwam de discussie op levensrekkende medicijnen, vaak op het gebied van kanker. Zulke medicijnen zijn vaak extreem duur en rekken iemands leven meestal slechts met een paar maanden. Intussen staat het de farmaceuten zo ongeveer vrij ervoor te vragen wat ze willen. Zorg aan sommige patiënten weigeren was de meest heikele optie die genoemd werd.

Wat me opviel, was de beperkte blik: de experts bepaalden zich tot de zorg zelf, op dat ene uitstapje naar de prijsmechanismen achter nieuwe medicijnen na. Maar daaromheen zitten allerlei bedrijfsstructuren en betalingsregelingen, waarvan een deel juist vergemakkelijkt dat het geld er met bakken tegelijk uitgaat.

Zo heeft de versplintering van de thuiszorg en de jeugdzorg die optrad na de decentralisatie in 2015 de opkomst van zorgcowboys in de hand gewerkt: handige jongens en snelle meiden, die soms in hun eentje binnen een paar jaar een miljoenenwinst uit hun zorgbedrijfje naar hun bv weten over te hevelen – en zo de gemeentelijke begrotingen vakkundig in de soep draaien.

Ook de opkomst van tientallen dyslexiebedrijfjes en paardenknuffelaars zorgde voor een ingrijpende verschuiving: deze verhoudingsgewijs eenvoudige zorg slokt gaandeweg een groter deel van het budget op, wat uiteindelijk ten koste gaat van kinderen met complexe problemen. Zo constateerde Follow the Money vorige maand dat van de tien jeugdzorg-bv’s die de meeste winst maakten, liefst zeven zich bezighielden met dyslexie- en onderwijszorg: laaghangend fruit plukken loont. Instellingen voor complexe jeugdzorg moeten juist steeds vaker op een houtje bijten.

De zorg wordt steeds meer een markt en dat doet haar geen goed. Inmiddels storten buitenlandse investeringsmaatschappijen zich al op de dementiezorg, je houdt je hart vast. Winstmarges van 10 procent – waarboven een instelling dividend aan haar investeerders mag uitkeren – zijn daar niet ongewoon. Maar dat is allemaal publiek geld, dat wegstroomt uit de zorg en dus doodzonde.

Ook op andere vlakken kan de overheid bepaald meer doen. Een fikse suikertaks instellen, bijvoorbeeld – en niet alleen voor frisdrank. Dat leidt er bewijsbaar toe dat kinderen en volwassenen minder suiker consumeren: goed voor hun tanden en voor hun gewicht en een grote steun in de strijd tegen diabetes. Dat levert op termijn een enorme besparing op. Laat de vruchten van zo’n suikertaks intussen vooral ten goede komen aan de huidige zorg.

Karin Spaink schrijft elke week een column voor Het Parool. Lees al haar columns hier terug.