Direct naar artikelinhoud
Analyse

Juridische dilemma’s: bewijs maar eens wat de broers Al H. in Syrië deden

Strafzaken tegen vluchtelingen die in hun thuisland mogelijk misdrijven hebben gepleegd, zijn notoir ingewikkeld. Dat bleek deze week weer in het proces tegen de ‘Balie-Syriër’ en zijn broer.

Van links af: Fatah en Aziz al H. en hun advocaten Bart Nooitgedagt en Peter Plasman in de rechtbank.Beeld Aloys Oosterwijk / ANP

De getuigen zijn onbetrouwbaar, de vertaling van de afgeluisterde gesprekken rammelt en elk concreet bewijs ontbreekt. ‘Een gigantisch sleepnet’ noemt advocaat Bart Nooitgedagt de lijst met beschuldigingen tegen zijn cliënt Fatah al H.. Zijn jongere broer Aziz, ook bekend als de ‘Balie-Syriër’, en hij stonden deze week voor de rechter. Die doet op 20 september uitspraak.

Het Openbaar Ministerie eist respectievelijk 23 en 10 jaar cel tegen Aziz (35) en Fatah (44) vanwege hun veronderstelde leidinggevende rol bij terreurgroep Jabhat al Nusra. Er is justitie veel aan gelegen hen veroordeeld te krijgen, ook met het oog op andere strafzaken tegen vluchtelingen met een mogelijk terroristisch verleden. Al blijkt zoiets nogal een krachttoer. Drie dilemma’s op een rij: 

Onderzoek ter plekke

De enorme vluchtelingenstroom uit Syrië bracht ook een aantal types mee die de rechtspraak voor een uitdaging stellen. Nederland moet immers bepalen wat zij hebben misdaan in een land waar het zelf geen onderzoek kan verrichten. ‘Uw rechtbank moet vele jaren later en op veilige afstand een oordeel vellen’, schetste Aziz’ advocaat Peter Plasman vrijdag dit probleem.

Ter plekke onderzoek doen in de strafzaak tegen de twee broers was volgens het OM geen optie, omdat het Syrië niet om rechtshulp kan vragen. Dat klopt, zei hoogleraar internationaal strafrecht Harmen van der Wilt van de Universiteit van Amsterdam eerder in de Volkskrant. Maar het OM zou ‘ook eens iets kunnen proberen’, bijvoorbeeld ad hoc een rechtshulprelatie opzetten voor een specifieke zaak. Volgens het OM is ‘geprobeerd alle getuigen die in het onderzoek naar voren zijn gekomen te horen’ en is dit ‘ook grotendeels gelukt’.

Als advocaat liet André Seebregts op kantoor ooit een getuige vanuit Syrië een ontlastende verklaring afleggen via een videogesprek, in aanwezigheid van een rechter-commissaris en een officier van justitie. ‘Ik heb niks te maken met die soevereiniteit. Al heb ik wel een andere positie als advocaat.’

Volgens Seebregts is de soevereiniteit van Syrië niet zo’n knelpunt als dat het OM zo uitkomt. ‘Ze zijn een paar jaar geleden actief strijders in Syrië gaan benaderen, onder meer via Facebook. Normaal gesproken mag zoiets alleen via de autoriteiten van dat land. Maar Nederland wilde zeker weten dat de vervolging zou doorgaan, ook al werden de verdachten bij verstek veroordeeld.’

Bij gebrek aan eigen veldonderzoek leunt het OM in de zaak van Aziz en Fatah zwaar op berichtgeving in de media, zoals een artikel uit april 2019 van de Volkskrant. Ter plekke wezen meerdere getuigen de broers aan als hooggeplaatste figuren binnen Jabhat al Nusra. Omdat in het artikel wordt uitgelegd hoe het tot stand is gekomen, kan de betrouwbaarheid ervan volgens het OM worden getoetst. Ook passages uit een boek waarin Aziz onder een schuilnaam zou vertellen over zijn leven als strijder, beschouwt justitie als bruikbaar in de strafzaak.

De taal

De zaak tegen Aziz en Fatah duurt al bijna drie jaar, en dat kwam ook doordat de afgeluisterde gesprekken moesten worden vertaald. Sommige audiobestanden zijn door liefst vijf tolken beluisterd, en nog werden ze het niet altijd eens over wat ze precies hadden gehoord.

Zei Aziz bijvoorbeeld dat ‘wij’ of ‘zij’ mensen hadden gedood? En waar de ene politietolk ‘toen ik ze doodde’ noteerde, hoorde de andere ‘toen hij ze vermoordde’.  Voor het bewijs tegen zijn cliënt maakt het volgens Plasman nogal wat uit.

In het Arabisch kunnen woorden inderdaad totaal uiteenlopende betekenissen hebben, zegt arabist Jan Jaap de Ruiter. ‘Volgens de traditie heeft een Arabisch woord een basisbetekenis, een betekenis gerelateerd aan het leven in de woestijn, een erotische connotatie en het kan soms ook nog eens het tegendeel betekenen.’ 

Maar, zegt de arabist, het verschil tussen iemand vermoorden of iemand slaan ‘lijkt me toch echt wel duidelijk’. De Ruiter is overigens als getuige in de zaak tegen Aziz en Fatah gehoord; hij was in debatcentrum De Balie toen aanwezigen Aziz al H. herkenden als ‘IS-strijder’.

De getuigen

Plasman toonde zich allerminst onder de indruk van de lange lijst getuigen waarmee het OM zijn cliënt veroordeeld hoopt te krijgen. Slechts drie van de 25 verklaren volgens de strafpleiter op basis van dingen die ze zelf hebben gezien. Het gros van de getuigen heeft het slechts ‘van horen zeggen’, aldus Plasman. 

Daarbij is de bron van sommige getuigen Aziz’ broer Fatah, die zelf terechtstaat. En volgens diens advocaat Nooitgedagt zien getuigen zijn cliënt als een ‘leugenaar’ en een ‘praatjesmaker’, en dus als allerminst betrouwbaar.

Dat getuigen bewust proberen om de twee broers aan de schandpaal te nagelen, is volgens Seebregts niet uitgesloten. ‘Soms hebben getuigen in Syrië veel belangen vanwege de clancultuur. Die gaat ver terug, soms staan er nog oude rekeningen open. Daarom leggen mensen soms een verklaring af om iemand een hak te zetten of in een goed blaadje te komen.’ In Tabqa, waar de broers vandaan komen, is volgens arabist De Ruiter ‘alles aan de stam gerelateerd. Het is een en al clientelisme.’

In een oorlogssituatie is bovendien lang niet alles zwart-wit, betoogt Seebregts. Dat concludeerde ook de rechtbank eerder deze maand in de zaak tegen Ahmad al K. De Syrische voetbalvader uit het Zeeuwse Kapelle werd veroordeeld tot 20 jaar cel voor zijn rol bij de executie van een Syrische militair. 

Het OM had 27 jaar cel geëist. Maar belastende getuigenverklaringen bleken volgens de rechtbank ‘op onderdelen onderling tegenstrijdig’ of waren op een later moment teruggedraaid of aangepast. Ook hier verklaarden getuigen dat zijn hun kennis enkel hadden ‘van horen zeggen’. Mede hierdoor werd Al K. vrijgesproken van deelname aan een terroristische organisatie.