Direct naar artikelinhoud
Recensie

Wanhopig op zoek naar menselijke connectie op de Berlinale

Eind februari 2020 was de Berlinale het laatste grote filmevenement dat nog plaatsvond voordat de wereld op slot ging. Nu is het het eerste festival waar vooral films worden gepresenteerd die zijn (af)gemaakt tijdens de crisis.

Bad Luck Banging.

“Het voelde als een klein wonder,” vertelt Maria Schrader over de opnames voor een grootse feestscène in haar film Ich bin dein Mensch, die afgelopen week in première ging op het filmfestival van Berlijn. De scène werd gefilmd ten tijde van strenge coronarestricties. Het was een eindeloos getob met protocollen en coronatests, maar het was toch maar mooi gelukt.

De grap is dat er in de film, die draait om een vrouw die een relatie krijgt met een robot, helemaal geen fysiek feest ís – het grootste deel van de menigte op de dansvloer blijkt te bestaan uit hologrammen. Het is een beeld dat ook treffend de 71ste editie van de Berlinale samenvat – er leek wel een festival plaats te vinden, maar het was er alleen virtueel.

Althans: dat geldt voor de eerste helft van het festival, die afgelopen week geheel online en alleen toegankelijk voor filmprofessionals plaatsvond. In juni volgt een tweede week voor het publiek, dan hopelijk mét fysieke vertoningen, rode lopers en feestjes.

Voor de afgelopen virtuele week werd geen openingsfilm gekozen, maar Ich bin dein Mensch zou een passende zijn geweest. Vanwege de actuele en urgente vragen die de film oproept – hoe blijven we mens in een wereld geregeerd door algoritmes –, typerend voor het festival dat zich graag richt op maatschappelijk engagement. Vanwege de degelijke maar weinig verrassende manier waarop die vragen worden uitgewerkt, eveneens kenmerkend voor het Berlijnse programma. Maar vooral omdat de film de perfecte opmaat was voor een week vol met films waarin wanhopig wordt gezocht naar een menselijke connectie.

Seksfilmpje

Eind februari 2020 was de Berlinale het laatste grote filmevenement dat nog plaatsvond voordat de wereld op slot ging. Nu is het het eerste festival waar in groten getale films worden gepresenteerd die werden (af)gemaakt tijdens de crisis.

Slechts zelden komt die crisis daarbij echt in beeld. Meestal wordt er, zoals in Ich bin dein Mensch, omzichtig omheen gefilmd. De uitzondering was meteen ook een van de avontuurlijkste films in de hoofdcompetitie van het festival: Bad Luck Banging or Loony Porn van de Roemeense regisseur Radu Jude. De film won terecht de Gouden Beer, de hoofdprijs van het festival.

Bad Luck Banging draait om Emi, een middelbareschooldocent die op het matje wordt geroepen nadat een seksfilmpje van haar en haar man online is gevonden. Zoals in al zijn recente werk vertelt Jude dit verhaal niet rechttoe rechtaan, maar kiest hij een meer radicale vorm, waarin sociaalrealistisch drama genadeloos botst op farce. De film is springerig, intellectueel, hoogdravend, sardonisch. Jude wil via Emi’s lot een groter punt maken. Hij legt de hypocrisie bloot van een maatschappij die zich drukker maakt om een blote borst dan om haar stelselmatige kapitalistische uitholling.

Mondkapjes, complottheorieën

Bad Luck Banging voltrekt zich nadrukkelijk in een wereld ten tijde van covid, met grappen over mondkapjes en complottheorieën rond Bill Gates. De meeste andere filmmakers deinzen ervoor terug om hun films zo in het nú te plaatsen. Maar evengoed stellen ze vaak de sociale afstand centraal die dit jaar kenmerkte.

Zo biedt het Japanse Wheel of Fortune and Fantasy van Hamaguchi Ryusuke, winnaar van de Zilveren Beer Grote Juryprijs, een drieluik van tragische verhalen rond personages die door het toeval bij elkaar gebracht worden. Hoewel de afstand tussen hen in alle gevallen maar klein is, weten ze hem toch maar ternauwernood te overbruggen, als het al lukt.

Ook een andere vorm van toenadering was dit festival opvallend aanwezig: die tussen maker en publiek. Dat viel natuurlijk extra op doordat die twee elkaar op deze virtuele editie juist niet ontmoetten – geen publieksvertoningen betekent ook geen Q&A’s, zelfs niet online. Maar in een opvallende hoeveelheid films werd de kijker direct aangesproken. Soms zeer opvallend, zoals het moment in het Georgische sprookje What Do We See When We Look Up at the Sky? waarin het publiek wordt opgedragen om de ogen te sluiten op het moment dat hoofdpersonages Lisa en Giorgi een gedaantewisseling doormaken.

In andere films wordt die afstand minder expliciet overbrugd – Hamaguchi laat zijn personages bijvoorbeeld op cruciale momenten recht in de camera kijken en spreken. Het treffendst werd die impuls verwoord door Céline Sciamma, die met Petite maman een klein pareltje afleverde in de competitie, maar tot veler verbazing niet in de prijzen viel. “Mijn films draaien meer en meer om het publiek,” zei Sciamma in een online persconferentie. “Als ik het scenario schrijf, draait het niet zozeer om de emotionele ontwikkeling van de personages, maar om de emotionele ontwikkeling die de kijker door zal maken.”